Verordening tot wijziging van artikel 3, vierde lid van de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking
Het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten;
Overwegende,
Dat het gewenst is artikel 3, vierde lid van de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking te wijzigen;
Gelet op artikel 26 en 28 van de Advocatenwet;
Gezien het ontwerp van de Algemene Raad;
Stelt de navolgende verordening vast:
I. Artikel 3, vierde lid van de verordening komt als volgt te luiden:
a. De praktijkuitoefening in dienstbetrekking bij een werkgever als bedoeld in het eerste lid onder e is bovendien slechts toegestaan wanneer zij geschiedt ten behoeve van die werkgever of de bij die werkgever verzekerden, in het laatste geval echter uitsluitend zolang het de verzekerde in ieder geval vrij staat een advocaat van zijn keuze aan te wijzen zodra een advocaat wordt verzocht de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, ongeacht of de gekozen advocaat binnen of buiten de organisatie van de werkgever werkzaam is.
b. De vrije advocaatkeuze als bedoeld in het vierde lid onder a, wordt door de advocaat schriftelijk aan de cliënt bevestigd òf met de als bijlage A aan deze verordening gehechte vergewisverklaring òf met een bevestiging van gelijke strekking.
II. Bijlage A behorende bij artikel 3, vierde lid sub b van de verordening komt als volgt te luiden:
Model Vergewisverklaring
Geachte heer/mevrouw,
Op grond van artikel 60, aanhef, onder a van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 19931 en krachtens de polisvoorwaarden van de door u met verzekeraar X afgesloten rechtsbijstandverzekering hebt u op het moment dat er een gerechtelijke of administratieve procedure gevoerd gaat worden, het recht om een advocaat van uw keuze aan te wijzen.
Dat moment heeft zich recent in uw zaak voorgedaan.
Ik ben advocaat in dienstbetrekking bij uw rechtsbijstandverzekeraar X.
Of:
Ik ben advocaat in dienstbetrekking bij het zelfstandige schaderegelingskantoor Y dat in opdracht van uw rechtsbijstandverzekeraar X de feitelijke rechtsbijstand verleent.
Ik heb u op ..............(datum) telefonisch/schriftelijk (doorstrepen wat niet van toepassing is) gewezen op uw recht om een advocaat van uw keuze aan te wijzen.
Daarvan gebruikmakende, hebt u mij verzocht in deze zaak als uw advocaat op te treden c.q. mijn werkzaamheden in deze zaak voort te zetten.
Deze brief dient er dan ook toe uw advocaatkeuze te bevestigen.
Hoogachtend,
Mr. Z
Advocaat
III. Aan noot 12 behorende bij artikel 3, vierde lid van de verordening wordt als laatste volzin toegevoegd:
De Algemene Raad is naar aanleiding van een in opdracht van de ministeries van Economische Zaken en Justitie uitgevoerde evaluatie naar de werking van de verordening, welk rapport in juni 2002 verscheen, en een door het Verbond van Verzekeraars bij de NMa ingediende klacht in contact getreden met het Verbond inzake het moment waarop er sprake is van een vrije advocaatkeuze.
Het overleg heeft erin geresulteerd, dat waar het betreft de redactie van artikel 3, vierde lid van de verordening aansluiting is gezocht bij het bepaalde in artikel 60, aanhef, sub a van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.
IV. De verordening treedt in werking op 1 april 2004.
Nota van Toelichting op de wijzigingsverordening van de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking
In juni 2002 is het in opdracht van de ministeries van Economische Zaken en Justitie door het WODC opgestelde rapport ‘Advocaten en advocatuur in loondienst’ uitgebracht betreffende de evaluatie van de werking van de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking.
Uit deze evaluatie is gebleken, dat de aanvullende voorwaarden in de leden 4, 5 en 6 van artikel 3 op weerstand stuiten bij met name de rechtsbijstandverzekeraars en door hen als belemmering worden ervaren.
Waar het de werkgever als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder e betreft, stelde het Verbond van Verzekeraars, dat de opvatting van de Orde, inhoudende dat de vrije advocaatkeuze in werking treedt zodra een advocaat optreedt, ongeacht of deze in dienst is van rechtsbijstandverzekeraar of niet, een beperking inhoudt van het bepaalde in artikel 60, aanhef, sub a van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.
Met de wijziging van het vierde lid van artikel 3, inhoudende de integrale opneming van artikel 60, aanhef, sub a van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, is ook een oplossing gevonden voor de behandeling van zaken die niet aanstonds ‘advocaatwaardig’ zijn en daarmee ook door een bureaujurist zouden kunnen worden behandeld, maar om bedrijfseconomische redenen door een bij de rechtsbijstandverzekeraar in dienst zijnde advocaat worden behandeld. Bij toescheiding van een dergelijke zaak aan een ‘interne’ advocaat kan de verzekerde geen aanspraak maken op het recht van vrije advocaatkeuze. Daarvan is eerst sprake zodra een advocaat wordt verzocht de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen; dan is een zaak ‘advocaatwaardig.’ Duidelijk zal zijn dat de strekking van artikel 60, aanhef, onder a van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 verder reikt dan de verplichte procesvertegenwoordiging.
1 Artikel 60, aanhef, sub a WTV luidt als volgt:
Een verzekeraar die overeenkomstig artikel 58, eerste, tweede of vierde lid, de branche Rechtsbijstand uitoefent, draagt er zorg voor dat uitdrukkelijk in de overeenkomst van verzekering wordt bepaald dat het verzekerde in ieder geval vrij staat een advocaat of andere rechtens bevoegde deskundige te kiezen indien:
a. een advocaat of andere rechtens bevoegde deskundige wordt verzocht de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen.