Regeling herziening bedragen ouderdomspensioen en vakantie-uitkering Algemene Ouderdomswet

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 maart 2004, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/V&V/04/18034, houdende herziening van de bedragen van ouderdomspensioen en vakantie-uitkering van de Algemene Ouderdomswet

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 12, eerste lid, en 30, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;

Besluit:

Artikel 1

Bedragen uitkeringen AOW

De in artikel 9, tiende lid, onderdelen a, b en c, van de Algemene Ouderdomswet genoemde bedragen worden vervangen door € 921,12, € 631,67 onderscheidenlijk € 1141,04.

Artikel 2

Bedragen vakantie-uitkering AOW

De in artikel 29, zesde lid, onderdelen a, b, c, en d, van de Algemene Ouderdomswet genoemde bedragen worden vervangen door € 62,54, € 56,29, € 43,78 onderscheidenlijk € 31,27.

Artikel 3

Inwerkingtreding

1. Artikel 1 treedt in werking met ingang van 1 april 2004.

2. Artikel 2 treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 maart 2004.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte.

Toelichting

1. Inleiding

Deze regeling strekt ertoe het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) per 1 april 2004 aan te passen. Deze aanpassing is noodzakelijk in verband met de onverkorte nettokoppeling van de uitkeringen op grond van de AOW aan het wettelijk minimumloon. Per 1 april 2004 zullen nieuwe loonbelastingtabellen gaan gelden. Als gevolg hiervan treedt een (geringe) wijziging op in het netto wettelijk minimumloon. Deze wijziging heeft effect op de pensioenbedragen AOW doch niet op de vakantie-uitkeringen AOW omdat alleen de algemene heffingskorting is gewijzigd. In tegenstelling tot de pensioenbedragen AOW blijven daarom de vakantie-uitkeringsbedragen AOW ongewijzigd ten opzichte van die van januari 2004. In de regeling met betrekking tot de AOW-bedragen per 1 januari 2004 (Stcrt. 2003, nr. 250) heeft het artikel met betrekking tot het vakantiegeld echter een zodanige redactie gekregen, dat onduidelijkheid kan bestaan over de hoogte van de bedragen voor de verschillende uitkeringsgerechtigden per 1 januari 2004. Met deze regeling wordt genoemde onduidelijkheid weggenomen.

2. Vaststelling pensioenbedragen AOW

In artikel 9 van de AOW is het beginsel neergelegd, dat:

– het netto-ouderdomspensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde gelijk is aan 70% van het nettominimumloon per maand,

– het netto-ouderdomspensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde gelijk is aan 50% van het nettominimumloon per maand en

– het netto-ouderdomspensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde, die een kind heeft dat jonger is dan 18 jaar en voor wie hij of zij kinderbijslag ontvangt of zal ontvangen, gelijk is aan 90% van het nettominimumloon per maand.

Voorts heeft de gehuwde pensioengerechtigde van wie de echtgenoot nog geen 65 jaar is, onder bepaalde voorwaarden aanspraak op een toeslag. De hoogte van de toeslag is afhankelijk van het inkomen uit of in verband met arbeid in het bedrijfs- of beroepsleven van de jongere echtgenoot. Van inkomen uit arbeid wordt een gedeelte niet in mindering gebracht op de toeslag. Deze vrijlating bedraagt 15% van het brutominimumloon plus een derde gedeelte van het meerdere aan bruto-inkomen. Deze vrijlating geldt niet voor inkomen in verband met arbeid.

In artikel 9, negende lid, van de AOW is bepaald, dat de volledige brutotoeslag gelijk is aan het bruto-ouderdomspensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde.

Op grond van artikel 12 van de AOW dienen de pensioenbedragen, genoemd in artikel 9, tiende lid, van de AOW telkens te worden herzien, indien en voorzover in de hiervoor genoemde nettokoppelingen een verstoring optreedt.

In onderstaand overzicht zijn de nieuwe nettovergelijkingen weergegeven in eurobedragen.

 

Minimum-

loon

AOW-

gehuwd

AOW-ongehuwd

AOW-ongehuwd, kind <18

Bruto per maand

1.264,80

631,67

921,12

1.141,04

     

Premie ZFW1

15,81

53,03

77,19

95,78

Premie WW2

0,47

   

Loonheffing3

145,16

26,96

71,58

52,24

     

Netto per maand

1.103,36

551,68

772,35

993,02

1 Premie Zfw: 1,25% werknemersdeel en 6,75% werkgeversdeel; over het AOW-pensioen bedraagt

de premie 8%.

2 Premie WW: 5,80% met een franchise van € 58 per dag.

3 Loonheffing: 33,40% heffingstarief 1e schijf voor personen jonger dan 65 jaar;

40,35% heffingstarief 2e schijf voor personen jonger dan 65 jaar;

15,50% heffingstarief 1e schijf voor personen van 65 jaar en ouder;

22,45% heffingstarief 2e schijf voor personen van 65 jaar en ouder.

Bij bovenstaande vergelijking moeten nog de volgende kanttekeningen worden gemaakt.

Voor de berekening van de loonheffing is ten aanzien van gehuwde pensioengerechtigden van wie ook de echtgenoot 65 jaar of ouder is, uitgegaan van een fictief bedrag. Dit bedrag wordt berekend door de loonheffing vast te stellen over een bedrag van tweemaal het gehuwdenpensioen volgens de tabel voor boven-65-jarigen, rekening houdend met tweemaal de algemene heffingskorting (65+) en zonder rekening te houden met de ouderenkortingen. De helft van de aldus berekende loonheffing wordt in mindering gebracht op het gehuwdenpensioen. Deze inhouding kan in werkelijkheid niet voorkomen.

Voor het vaststellen van de loonheffing op het ouderdomspensioen van een ongehuwde pensioengerechtigde met een kind jonger dan 18 jaar wordt rekening gehouden met de algemene heffingskorting (65+) en de alleenstaande-ouderkorting (65+). Ten aanzien van de overige ongehuwde pensioengerechtigden wordt de loonheffing bepaald met inachtneming van eenmaal de algemene heffingskorting (65+).

De volledige brutotoeslag op het ouderdomspensioen voor een gehuwde met een echtgenoot jonger dan 65 jaar is gelijk aan het bruto-ouderdomspensioen voor een gehuwde.

3. Vaststelling vakantie-uitkeringen AOW

Op grond van artikel 29, eerste lid, van de AOW gelden voor de vakantie-uitkering de volgende netto gelijkheden:

– de netto vakantie-uitkering per maand voor een ongehuwde pensioengerechtigde met een kind tot 18 jaar, is gelijk aan 90% van de netto vakantie-uitkering van het minimumloon per maand,

– de netto vakantie-uitkering per maand voor een ongehuwde pensioengerechtigde is gelijk aan 70% van de netto vakantie-uitkering van het minimumloon per maand, en

– de netto vakantie-uitkering per maand voor een gehuwde pensioengerechtigde zonder toeslag of met een echtgenoot ouder dan 65 jaar, is gelijk aan 50% van de netto vakantie-uitkering van het minimumloon per maand.

In artikel 29, tweede lid, is bepaald, dat de bruto vakantie-uitkering per maand voor een gehuwde pensioengerechtigde met een volledige toeslag, gelijk is aan tweemaal de vakantie-uitkering per maand voor de gehuwde echtgenoot zonder toeslag of met een echtgenoot ouder dan 65 jaar. Het bedrag van deze laatste uitkering wordt bepaald in artikel 29, zesde lid, onderdeel a; de overige uitkeringen in de onderdelen b tot en met d.

In de regeling die in december 2003 is gepubliceerd (Stcrt. 2003, 250) ontbrak dit dubbele bedrag in de opsomming (dat wil zeggen twee maal 31,27 = 62,54), waardoor onduidelijkheid ontstond over de hoogte van de bedragen voor de verschillende groepen uitkeringsgerechtigden.

In onderstaand overzicht zijn de nieuwe nettovergelijkingen in eurobedragen weergegeven.

 

AOW-gehuwd

met toeslag

AOW-

gehuwd

AOW-ongehuwd

AOW-ongehuwd, kind <18

Bruto per maand

62,54

31,27

43,78

56,29

     

Premie ZFW

    

Premie WW

    

Loonheffing

9,69

4,84

6,78

8,72

     

Netto per maand

52,85

26,43

37,00

47,57

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

Naar boven