Vrijstellingsregeling dierenwelzijn

24 maart 2004

Nr. TRCJZ/2004/1954

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

Artikel I

De Vrijstellingsregeling ingrepen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na ‘Besluit:’ wordt een aanduiding ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk I. Ingrepen

B

Onder vernummering van de artikelen 4 en 5 in 6 en 7 wordt na artikel 3 een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk II

Honden en katten

Artikel 4

De beheerder van een bedrijfsinrichting of een asiel is vrijgesteld van de in artikel 20, eerste, tweede en derde lid, van het Honden- en kattenbesluit 1999 bedoelde verplichtingen.

Artikel 5

De beheerder van een bedrijfsinrichting of een asiel is vrijgesteld van de in artikel 23, eerste lid, van het Honden- en kattenbesluit 1999 bedoelde verplichting.

C

Na artikel 5 wordt een aanduiding ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk III. Slotbepalingen

D

Artikel 7 komt als volgt te luiden:

Artikel 7

Deze regeling kan worden aangehaald als: Vrijstellingsregeling dierenwelzijn.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 maart 2004.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Algemeen

De onderhavige vrijstellingen terzake van het Honden- en kattenbesluit 1999 worden ondergebracht in de huidige Vrijstellingsregeling ingrepen. Het is de bedoeling dat op termijn alle vrijstellingen op het terrein van het dierenwelzijn in deze regeling zijn opgenomen. Om die reden is de citeertitel van de regeling gewijzigd in Vrijstellingsregeling dierenwelzijn (artikel 7).

Honden en katten

De in hoofdstuk II van deze regeling opgenomen vrijstellingen ter zake van honden en katten maken onderdeel uit van het beleid zoals uiteengezet in de brief aan de Tweede Kamer van 9 februari jl. (Kamerstukken II 2003–2004, 28 286, nr. 6).

Dat beleid komt er zakelijk samengevat op neer dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit samen met de betrokken maatschappelijke partijen streeft naar een systeem van certificering op het terrein van de gezondheid en het welzijn van honden en katten, die bedrijfsmatig worden gehouden. Een dergelijk systeem van certificering zal uiterlijk eind 2005 in werking moeten treden. Alsdan zal moeten worden bezien of het Honden- en kattenbesluit 1999 afgeschaft kan worden. Tot die tijd blijft het Honden- en kattenbesluit 1999 ongewijzigd van kracht met uitzondering van de administratieve verplichtingen in de artikelen 20 en 23. Deze verplichtingen leiden tot hoge administratieve lasten en zijn in de handhavingspraktijk nauwelijks effectief.

Met de vrijstellingen wordt een beheerder van een bedrijfsinrichting of asiel van de evengenoemde administratieve verplichtingen ontheven. Daarmee worden de uit het Honden- en kattenbesluit 1999 voortvloeiende administratieve lasten voor het bedrijfsleven teruggedrongen met 2.143.098 euro per jaar1 .

Artikelsgewijs

Artikel 4

Dit artikel voorziet in een vrijstelling van de verplichting uit artikel 20 van het Honden- en kattenbesluit 1999. Op grond van deze bepaling is de beheerder van een bedrijfsinrichting of asiel verplicht honden en katten te identificeren door tatoeage in het oor van een door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te verstrekken uniek identificatienummer of door het aanbrengen van een chip met een door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te verstrekken uniek identificatienummer. De onderhavige vrijstelling biedt de uitvoeringspraktijk thans de ruimte de identificatie van honden en katten zelf vorm te geven.

Artikel 5

In het onderhavige artikel wordt vrijstelling verleend van de door artikel 23 van het Honden- en kattenbesluit 1999 voorgeschreven verplichting per kwartaal melding te doen van het aantal honden en katten dat in een bedrijfsinrichting of asiel wordt gehouden, inclusief alle mutaties in het bestand.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2001, 167.

Naar boven