De Minister van Justitie,
Gelezen het verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 1 maart 2004, nr. AI/JZ/2004/14255;
Handelende in overeenstemming met de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Economische Zaken, van Verkeer en Waterstaat, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Gelet op artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 142, eerste lid, aanhef, onder b en c, en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en het Besluit Buitengewoon opsporingsambtenaar;
Besluit:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2;
b. Arbeidsinspectie: de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Artikel 2
1. De ambtenaren werkzaam bij de Arbeidsinspectie en belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.
2. Maximaal 600 ambtenaren bij de Arbeidsinspectie kunnen als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn beëdigd.
Artikel 3
1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens:
a. de Arbeidsomstandighedenwet 1998;
b. de Arbeidstijdenwet;
c. de Bestrijdingsmiddelenwet 1962;
d. de Kernenergiewet;
e. de Wet arbeid vreemdelingen;
f. de Wet milieugevaarlijke stoffen;
g. de Warenwet;
h. de Stoomwet;
i. de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;
j. het Buitengewoon besluit arbeidsverhoudingen 1945;
k. de Wet op de ondernemingsraden;
l. de Wet goederenvervoer over de weg;
m. de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart;
n. de artikelen 161sexies, 161septies, 177, 177a, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 189, 197, 197a, 197b, 197c, 197d, 199, 225, 226, 227, 227a, 227b, 231, 266, 307, 308, 323a, 350a, 350b, 362, 363, 435, onder ten vierde, en 447b van het Wetboek van Strafrecht, voor zover dit feit van belang is voor de uitoefening van zijn functie;
o. de Wet op de Gevaarlijke Werktuigen.
2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland.
Artikel 4
1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket te Den Haag.
2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Haaglanden.
Artikel 5
De Algemeen Directeur van de Arbeidsinspectie brengt jaarlijks vóór 1 april over het jaar daaraan voorafgaand, met betrekking tot de buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij de Arbeidsinspectie aan de Minister van Justitie verslag uit over:
a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij de Arbeidsinspectie;
b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;
c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.
Artikel 6
Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Arbeidsinspectie 20021 wordt ingetrokken.
Artikel 7
De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, de legitimatiebewijzen buitengewoon opsporingsambtenaar en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 6 genoemde besluit, worden voor de duur van hun geldigheid geacht te zijn akten en legitimatiebewijzen of overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit, met dien verstande dat de opsporingsbevoegdheid geldt voor de in artikel 3 van dit besluit genoemde strafbare feiten.
Artikel 8
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2007.
Artikel 9
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Arbeidsinspectie 2004.
Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, postbus 20301, 2500 EH, Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.
Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant en het Algemeen Politieblad geplaatst.
In het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Arbeidsinspectie 2002 wordt als grondslag voor de aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij deze dienst onder meer genoemd artikel 142, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Arbeidsinspectie beschikt over een categoriale aanwijzing, hetgeen betekent dat als grondslag tevens artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b van het Wetboek van Strafvordering geldt. Aangezien de Arbeidsinspectie ook rechtstreeks in bijzondere wetten met de opsporing van strafbare feiten is belast, is ook aanwijzing op grond van artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering vereist.
In onderhavig besluit wordt de grondslag voor de toekenning van opsporingsbevoegdheid aan de buitengewoon opsporingsambtenaren van de Arbeidsinspectie gewijzigd. Voorts zijn enkele tekstuele wijzigingen doorgevoerd. Gelet op het aantal wijzigingen is ervoor gekozen om een nieuw besluit te concipiëren, waarbij de vervaltermijn van het oorspronkelijke Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Arbeidsinspectie 2002 is vastgehouden.