Wijziging Uitvoeringsregeling antecedentenonderzoek politie

29 maart 2004

EA2004/58964

DGOOV/Pol/AB

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 8c van het Besluit algemene rechtspositie politie en artikel 4c van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling antecedentenonderzoek politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt als volgt te luiden:

b. onderzoek: het onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid, bedoeld in de artikelen 8a en 8b van het Besluit algemene rechtspositie politie en de artikelen 4a en 4b van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie, voor zover ten behoeve van dat onderzoek wordt gevraagd om verstrekking van justitiële gegevens als bedoeld in artikel 23 van het Besluit justitiële gegevens en om verstrekking van gegevens als bedoeld in artikel 14 van het Besluit politieregisters;.

2. In onderdeel c wordt ‘antecedentenonderzoek’ vervangen door: onderzoek.

B

Na artikel 1 wordt het opschrift ‘Paragaaf 2. Het antecedentenonderzoek’ vervangen door: Paragraaf 2. Het onderzoek.

C

In de artikelen 2, 5 en 7 wordt ‘antecedentenonderzoek’ telkenmale vervangen door: onderzoek.

D

Artikel 4 komt als volgt te luiden:

Artikel 4

Het onderzoek omvat het inwinnen van gegevens over betrokkene uit:

a. de justitiële documentatie, bedoeld in artikel 2 van de Wet justitiële gegevens, en

b. de politieregisters.

E

In artikel 7, eerste lid, wordt ‘Wet persoonsregistraties’ vervangen door: Wet bescherming persoonsgegevens.

F

Artikel 8 komt als volgt te luiden:

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek politie.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Toelichting

Op 19 november 2002 is in Staatsblad 552 gepubliceerd de Wet van 7 november 2002 tot wijziging van de regels betreffende de verwerking van justitiële gegevens en het stellen van regels met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in persoonsdossiers (Wet justitiële gegevens). Deze wet herziet de regels voor registratie van justitiële gegevens en treedt in werking met ingang van 1 april 2004. Deze nieuwe wet en het op deze wet gebaseerde en eveneens met ingang van 1 april 2004 in werking tredende Besluit justitiële gegevens maken een technische aanpassing noodzakelijk van de op de artikelen 8c van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en 4c van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie (Brvp) gebaseerde ministeriële regeling.

Allereerst is aanpassing noodzakelijk omdat de term ‘antecedentenonderzoek’ uit de screeningssystematiek verdwijnt. Met ingang van 1 april 2004 zal voor het antecedentenonderzoek in de plaats treden het onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid op basis van justitiële gegevens als bedoeld in artikel 23 van het Besluit justitiële gegevens en gegevens als bedoeld in artikel 14 van het Besluit politieregisters.

Deze nieuwe terminologie sluit aan bij de met ingang van 1 april 2004 geldende artikelen 8a en volgende van het Barp en 4a en volgende van het Brvp die op hun beurt aansluiten bij artikel 23 van het Besluit justitiële gegevens. In dat artikel 23 is vermeld dat justitiële gegevens worden verstrekt met het oog op het bij wettelijk voorschrift geregelde onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid van een persoon die in aanmerking wil komen voor een functie bij onder meer een organisatie in de sector Politie.

Daarnaast zijn in aansluiting op de Wet justitiële gegevens in artikel 4 de (vervallen) strafregisters en algemene documentatieregisters vervangen door de ‘justitiële documentatie’ (zie artikel I, onderdeel D).

Vanwege het wegvallen van de term ‘antecedentenonderzoek’ is ook citeertitel van de regeling gewijzigd. Met ingang van 1 april 2004 kan de regeling worden aangehaald als Regeling betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek politie (artikel I, onderdeel F).

Voor alle duidelijkheid wordt er nog eens op gewezen dat, evenals in het geval van een veiligheidsonderzoek, het onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid van een kandidaat politieambtenaar waarvoor het bevoegde gezag vraagt om justitiële gegevens als bedoeld in artikel 23 van het Besluit justitiële gegevens en om gegevens als bedoeld in artikel 14 van het Besluit politieregisters, eerst plaatsvindt nadat dat gezag de betrokkene overigens bekwaam en geschikt acht (vergelijk artikel 8a van het Barp en artikel 4a van het Brvp).

De in artikel I, onderdeel E opgenomen wijziging vloeit voort uit het intrekken van de Wet persoonregistratie en de inwerkingtreding van de Wet bescherming persoonsgegevens.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven