Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers regiopolitie Utrecht 2004

Besluit van de Minister van Justitie van 18 maart 2004, nr. 5274010/DBZ/04, houdende aanwijzing van ‘teleservicemedewerkers’ van de regiopolitie Utrecht tot buitengewoon opsporingsambtenaar.

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de betrokken ministers;

Gelezen het verzoek van de korpschef van de regiopolitie Utrecht van 17 februari 2004;

Gelet op:

– artikel 142, eerste lid, onder b en c, en het derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

– het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

1. De ambtenaren van de regiopolitie Utrecht werkzaam in de functie van medewerker service A, B of C, welke functie binnen de op grond van dit besluit uit te vaardigen benoemingsbescheiden zal worden betiteld als ‘teleservicemedewerker’, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Aan de hiervoor onder lid 1 omschreven ‘teleservicemedewerker’ wordt in overeenstemming met mijn besluit van 26 mei 2003, kenmerk 5228033/503, discretionaire ontheffing, onder b, verleend van de bekwaamheidseis als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar indien een certificaat is overgelegd, waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg binnen een periode van 5 jaar voorafgaande aan de aanvraag heeft deelgenomen aan een op deze functie gerichte interne opleiding.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten.

Het gebruik van de hiervoor beschreven opsporingsbevoegdheid dient zich te beperken tot het opnemen van (telefonisch) aangiften, zonder daderindicatie, zonder dat getuigen worden gehoord en gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio Utrecht.

Artikel 4

1. De korpschef van het regionaal politiekorps Utrecht is bevoegd tot de beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Op grond van dit besluit kunnen maximaal 75 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Utrecht.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Utrecht.

Artikel 6

1. De Korpschef van de regiopolitie Utrecht brengt jaarlijks, voor 1 april, met betrekking tot de onder diens verantwoordelijkheid werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de artikel 2 genoemde functie;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de door deze categorie van buitengewoon opsporingsambtenaren verplicht te volgen (interne) opleiding(en).

2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, directie Bestuurszaken, afd. IBB, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 7

Het Besluit van het College van procureurs-generaal houdende de aanwijzing van teleservicemedewerkers bij de regiopolitie Utrecht, kenmerk 2000/6025-11277/ASD dd. 28 februari 2000 wordt ingetrokken.

Artikel 8

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 7 genoemde besluit, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarvoor nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers regiopolitie Utrecht 2004.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, directie Bestuurszaken, afdeling IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal in de Staatscourant en het Algemeen Politieblad worden geplaatst.

Den Haag, 18 maart 2004.
De Minister van Justitie,
namens deze:de coördinator Buitengewoon Opsporingsambtenaar,
A.A.A.M. Huldy.

Toelichting

De korpschef van de regiopolitie Utrecht heeft verzocht om verlenging van de categoriale beschikking nr. 2000/6025-11277/ASD. d.d. 28 februari 2000 voor de teleservice-medewerkers van de regiopolitie Utrecht.

Er is besloten om een geheel nieuwe categoriale aanwijzing te concipiëren in plaats van de bestaande door middel van een wijzigingsbesluit aan te passen.

Ten aanzien van de akten van de teleservicemedewerkers werkzaam bij de regiopolitie Utrecht is in artikel 8 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen.

De Minister van Justitie

namens deze:de coördinator Buitengewoon Opsporingsambtenaar,

A.A.A.M. Huldy

Naar boven