Wijziging Regeling IJsselmeervisserij 1993
25 maart 2004
Nr. TRCJZ/2004/2268
Directie Juridische Zaken
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikel 6, derde lid, van het Reglement voor de Binnenvisserij;
Besluit:
Artikel I
Artikel 2, vierde lid, van de Regeling IJsselmeervisserij 19931 komt te luiden:
4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdelen a en b, is het toegestaan te vissen met de grote fuik en de schietfuik ten behoeve van de vangst van spiering gedurende een periode die de minister daartoe jaarlijks kan vaststellen, welke periode is gelegen in het tijdvak dat een aanvang neemt op 1 maart en eindigt uiterlijk vijf weken nadien.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.
Toelichting
Op grond van bemonsteringen die het Centrum voor Visserijonderzoek in augustus, oktober en november 2003 heeft uitgevoerd moet worden vastgesteld dat de spieringstand zich op een historisch minimum bevindt. Bij een dergelijke lage spieringstand heeft de spieringvisserij een negatief effect op de toch al zeer lage aal-, baars- en snoekbaarsstand en zal zij daarmee tevens een negatief effect kunnen hebben op de toekomstige visserij op de aal, baars en snoekbaars. De spieringvisserij zal gepaard gaan met hoge bijvangsten van deze vissoorten. Bovendien wordt met de spieringvisserij vis weggevangen die een prooi vormt voor aal en de belangrijkste prooi vormt voor baars en snoekbaars.
Daarnaast heeft de spieringvisserij invloed op de ter plaatse aanwezige voedselvoorraad van vogels zoals de zwarte stern, de reuzenstern, de dwergmeeuw, de fuut, het nonnetje, de grote zaagbek, de aalscholver en de visdief. Onder meer vanwege het voorkomen van deze vogels is het IJsselmeer (inclusief het IJmeer en Markermeer) bij besluit van 24 maart 2000 aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103). Deze richtlijn dwingt Nederland tot het voorkomen van kwaliteitsverslechtering van de habitat van deze vogels.
In de huidige situatie is de spieringvisserij dan ook niet verantwoord en wordt deze niet toegestaan. Dit wordt geformaliseerd door de onderhavige wijziging van artikel 2, vierde lid, van de Regeling IJsselmeervisserij 1993. Anders dan in de situatie tot nu toe, waarin de minister automatisch ieder jaar een periode voor de spieringvisserij vaststelt, kan de minister met deze wijziging af zien van de vaststelling van een dergelijke periode.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.P. Veerman