Subsidieregeling bestrijding winkelcriminaliteit G30

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 15 maart 2004, nr. WJZ 4016066, houdende regels met betrekking tot subsidiering van de ontwikkeling van ideeën voor projecten, gericht op de bestrijding van winkelcriminaliteit of onveiligheid in de grote en middelgrote steden (Subsidieregeling bestrijding winkelcriminaliteit G30)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Economische Zaken;

b. G30: gemeenten, die behoren tot de dertig grote en middelgrote steden uit het Grotestedenbeleid, genoemd in de bijlagen bij het Besluit subsidies niet-fysieke stadseconomie grote steden;

c. samenwerkingsverband: verband, bestaande uit ten minste één gemeente, welke behoort tot de G30, en ten minste één rechtspersoon die krachtens privaatrecht is ingesteld;

d. project: voor Nederland nieuwe, planmatige activiteit, waarvan innovatieve elementen een wezenlijk onderdeel uitmaken en welke gericht is op preventie van criminaliteit of onveiligheid in winkelgebieden in de G30.

Artikel 2

1. De minister kan op aanvraag een subsidie verstrekken aan de deelnemers in een samenwerkingsverband die gezamenlijk een idee indienen voor een project. De subsidie wordt betaald aan de deelnemer in het samenwerkingsverband die als indiener van de aanvraag om subsidie is opgetreden.

2. Geen subsidie wordt verstrekt indien voor de ontwikkeling van het idee reeds krachtens een andere regeling subsidie is verstrekt.

Artikel 3

1. Er is een Adviescommissie Subsidieregeling bestrijding winkelcriminaliteit G30 die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van deze regeling.

2. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste 2 en ten hoogste 8 andere leden. De leden zijn deskundig op het terrein waarop de commissie een taak heeft en zijn geen ambtenaren, werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken.

3. De adviezen van de commissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.

4. De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.

5. Een lid van de commissie neemt niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies, indien hij een persoonlijk belang heeft bij de beschikking op de aanvraag.

6. De minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de commissie bij te wonen.

7. In het secretariaat van de commissie wordt door de minister voorzien.

8. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.

9. De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 4

1. Aanvragen om subsidie op grond van deze regeling moeten zijn ontvangen in de periode die loopt van de tweede dag na publicatie van deze regeling in de Staatscourant tot en met 31 mei 2004.

2. Een der deelnemers in het samenwerkingsverband dient de aanvraag mede namens de andere deelnemers in, met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage.

3. Bij de aanvraag dient, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld, inzicht te worden gegeven in het idee, bedoeld in artikel 2, en in het project, waarop dat idee betrekking heeft, waarbij in elk geval aandacht wordt besteed aan de volgende aspecten:

a. de wijze waarop het idee in onderlinge samenwerking tot stand is gekomen en de rol van elk van de deelnemers daarbij;

b. het aantal deelnemers in het samenwerkingsverband en naam- en adresgegevens van die deelnemers;

c. de inhoud en de doelstellingen van het project, waarop het idee betrekking heeft;

d. de kosten en de kosteneffectiviteit van het project;

e. de inzet van menskracht voor het project;

f. het innovatieve karakter van het project;

g. de overdraagbaarheid en toepasbaarheid van het project;

h. de voorbeeldwerking van het project;

i. de termijn waarop het project door het samenwerkingsverband in uitvoering wordt genomen of wordt voltooid;

j. de wijze en vorm van de samenwerking in het samenwerkingsverband, de onderlinge rechten en plichten van de deelnemers en de inbreng waaronder de financiële inbreng van elk van de deelnemers bij de uitvoering van het project.

Artikel 5

1. De minister wint omtrent de aanvragen het advies in van de Adviescommissie Subsidieregeling bestrijding winkelcriminaliteit G30.

2. De commissie rangschikt de aanvragen waarover zij positief adviseert zodanig, dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naar mate:

a. de wijze en de vorm van samenwerking tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband duidelijker zichtbaar is ten aanzien van het project;

b. de bereidheid tot het aangaan van verplichtingen van de deelnemers in het samenwerkingsverband duidelijker is vastgelegd dan bij een ander project;

c. het project, waarop het idee betrekking heeft, effectiever is dan een ander project;

d. het project kosteneffectiever is dan een ander project, daarbij de hoogte van de kosten in aanmerking nemend;

e. de inzet van menskracht doelmatiger en effectiever is dan bij een ander project;

f. het project innovatiever is dan een ander project;

g. de doelstellingen en uitwerking van een project beter toepasbaar en makkelijker overdraagbaar zijn dan bij een ander project;

h. het project eenvoudiger te realiseren is dan een ander project;

i. het project een grotere voorbeeldwerking heeft dan een ander project;

j. de termijn waarbinnen het project in uitvoering wordt genomen of wordt voltooid korter is dan bij een ander project;

k. het project een grotere bijdrage levert aan de preventie van criminaliteit en onveiligheid in winkelgebieden in de G30 dan een ander project;

l. het project inhoudelijk meer afwijkt van andere projecten (variëteit).

3. Voor de rangschikking door de commissie wegen de in het tweede lid genoemde criteria even zwaar.

Artikel 6

1. De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van rangschikking van de aanvragen door de commissie.

2. De minister kan afwijken van het eerste lid, indien een advies van de commissie in strijd is met deze regeling dan wel niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.

3. De subsidie bedraagt:

a. voor de eerste, tweede en derde hoogst gerangschikte aanvragen: € 100.000 per aanvraag;

b. voor de vierde, vijfde en zesde hoogst gerangschikte aanvragen: € 75.000 per aanvraag;

c. voor de zevende, achtste en negende hoogst gerangschikte aanvragen: € 50.000 per aanvraag;

d. voor de tiende, elfde en twaalfde hoogst gerangschikte aanvragen: € 25.000 per aanvraag.

4. Indien de minister, daartoe geadviseerd door de commissie, van oordeel is dat een aldus voor subsidie in aanmerking komende aanvraag in zo beduidende mate niet voldoet aan een of meer van de criteria, genoemd in artikel 5, tweede lid, dat daarmee geen wezenlijke, vernieuwende bijdrage aan het doel van deze regeling wordt gegeven, kan hij besluiten de subsidie niet te verstrekken.

Artikel 7

1. Aan de subsidie is de verplichting verbonden, dat binnen een in de beschikking tot vaststelling van de subsidie genoemde termijn door het samenwerkingsverband een project in uitvoering wordt genomen overeenkomstig hetgeen in de subsidie-aanvraag is vermeld.

2. Degene, die de aanvraag heeft ingediend, doet binnen een maand na het in uitvoering nemen van het project daarvan melding aan de minister.

3. De deelnemers in het samenwerkingsverband, dat een subsidie ontvangt, verlenen medewerking aan de openbaarmaking en verspreiding van de inhoud van het idee en de resultaten van het project door de minister.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling bestrijding winkelcriminaliteit G30.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij het secretariaat van de directie Ruimtelijk Economisch Beleid van het Directoraat-Generaal voor Ondernemingsklimaat, kamer 212, Bezuidenhoutseweg 30 in Den Haag.

Den Haag, 15 maart 2004.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

I. Algemeen

De huidige situatie inzake criminaliteit tegen winkels is verontrustend. Overvallen op de detailhandel zijn fors in aantal en worden steeds gewelddadiger. De grote immateriële schade als gevolg van overvallen en andere vormen van geweld en agressie bij ondernemers en hun personeelsleden is zeer ingrijpend. Daarnaast zijn er in 2002 méér dan vijf miljoen winkeldiefstallen gepleegd, die emotioneel minder aangrijpend zijn, maar wel met een totale schade van € 750 miljoen. Dat betekende een groei van de totale schade door winkelcriminaliteit van zo’n 10% ten opzichte van het voorgaande jaar. Winkeliers doen per jaar meer dan 290.000 maal aangifte van inbraak, winkeldiefstal, geweld en vernieling.

De Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Economische Zaken streven samen met de detailhandel naar een vermindering van criminaliteit en overlast. Inzet is een daling van de winkelcriminaliteit met – indicatief – 20% tot 25% in 2006. Deze ambitie is een concrete uitwerking van het veiligheidsprogramma ‘Naar een veiliger samenleving’ (Brief van 16 oktober 2002 van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en de Staatssecretaris van Economische Zaken aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; Kamerstukken II 2002/03, 28 684, nr. 1).

Een dergelijke daling vraagt om een actieve rol van overheid en bedrijfsleven. Het PlatformDetailhandel.nl zal bijdragen aan de nagestreefde daling door het stimuleren van gezamenlijke preventieve maatregelen. Daarom hebben overheid en detailhandel afspraken gemaakt voor de periode 2003–2006 om hun samenwerking voor effectieve en efficiënte werkwijze bij de preventie en repressie van winkelcriminaliteit vorm te geven.

Op 20 januari 2003 hebben de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Economische Zaken en het PlatformDetailhandel.nl de Intentieverklaring winkelcriminaliteit ondertekend met het doel de criminaliteit tegen winkels te verminderen en de veiligheid van winkels te vergroten (zie http://www.justitie nl/Images/11_19813.pdf). In de intentieverklaring zijn twintig acties benoemd, waarvan een aantal door de Staatssecretaris van Economische Zaken dient te worden uitgevoerd, al dan niet in samenwerking met een of meer van de andere ondertekenende partijen. Juist in de grote steden wordt de detailhandel vaak extra getroffen door criminaliteit. Dit hangt sterk samen met verslechtering van wijken en buurten. Voor het jaar 2004 zijn daarom tussen de Rijksoverheid en de dertig grote steden, die betrokken zijn bij het Grotestedenbeleid (hierna: de G30), resultaatsafspraken gemaakt over het te voeren integraal veiligheidsbeleid. In dat kader heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken voor de bestrijding van de winkelcriminaliteit in de G30 € 1 miljoen ter beschikking gesteld. Daarvan is € 0,8 miljoen bestemd voor het bevorderen onderscheidenlijk entameren van de ontwikkeling van ideeën voor projecten ter vergroting van de veiligheid en het terugdringen van de criminaliteit in en tegen winkels in winkelgebieden. In deze subsidieregeling, welke gebaseerd is op de Kaderwet EZ-subsidies, worden de criteria gegeven voor de besteding van dat bedrag.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1

Op basis van deze regeling kan de Minister van Economische Zaken aan ideeën voor projecten een subsidie toekennen. Onder project wordt verstaan een voor Nederland nieuwe, planmatige activiteit, waarvan innovatieve elementen een wezenlijk onderdeel uitmaken en welke gericht is op preventie van criminaliteit en/of onveiligheid in winkelgebieden in de G30. Innovatieve elementen dienen dus een wezenlijk onderdeel uit te maken van het project. Dat wil zeggen dat in het project bijvoorbeeld gebruik wordt gemaakt van een nieuwe technologie, een nieuwe organisatievorm of -structuur of een nieuwe samenwerkingsvorm. Een project dient bovendien gericht te zijn op een winkelgebied in de G30. Dit betekent dat deze regeling niet van toepassing is op solitair gevestigde winkels. Het idee dient te worden opgesteld door een samenwerkingsverband. Het project, waarop dat idee betrekking heeft, dient te worden uitgevoerd door dat zelfde samenwerkingsverband. Onder een samenwerkingsverband wordt in deze regeling verstaan een verband dat bestaat uit ten minste één gemeente, welke behoort tot de G30, en ten minste één rechtspersoon die krachtens privaatrecht is ingesteld. Het samenwerkingsverband kan rechtspersoonlijkheid hebben. Een stichting of vereniging, opgericht door een gemeente uit de G30 en een of meer rechtspersonen valt derhalve onder de definitie van samenwerkingsverband (bijvoorbeeld een Stichting Binnenstad). Ook dient ten minste één rechtspersoon in het samenwerkingsverband krachtens privaatrecht te zijn ingesteld. Het kan hier dus gaan om verenigingen, stichtingen, besloten vennootschappen, naamloze vennootschappen, commanditaire vennootschappen en coöperaties. Naast een of meer gemeenten uit de G30 en een of meer rechtspersonen kunnen ook anderen deel uitmaken van het samenwerkingsverband, zoals bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie en de politie.

Artikel 2

Dit artikel bevat, tezamen met de criteria in artikel 4, derde lid, en artikel 5, tweede lid, de criteria op grond waarvan een idee voor een project in aanmerking kan komen voor een subsidie. De aanvraag dient door een deelnemer in het samenwerkingsverband te worden ingediend.

Op grond van het tweede lid wordt een subsidie in ieder geval afgewezen indien voor het idee reeds op een of andere wijze subsidie is gegeven.

Artikel 3

De leden van de Adviescommissie Subsidieregeling bestrijding winkelcriminaliteit G30 zijn afkomstig uit de volgende organisaties en instellingen: het PlatformDetailhandel.nl, het Nederlands Politie Instituut, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Justitie.

Artikel 4

Het eerste lid voorziet in de instelling van een zogenaamde tenderperiode. Aanvragen om subsidie op grond van deze regeling kunnen worden ingediend vanaf de tweede dag na publicatie van deze regeling in de Staatscourant tot en met 31 mei 2004. Aanvraagformulieren zijn verkrijgbaar bij het secretariaat van het Directoraat-Generaal Ondernemingsklimaat, directie Ruimtelijk Economisch Beleid van het Ministerie van Economische Zaken, kamer 212, Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag, Aanleverpunt B/212, telefoon 070 370 7422, fax: 070 379 7757.

In het aanvraagformulier wordt vermeld welke bescheiden met het formulier moeten worden meegezonden. In het formulier wordt ook gevraagd om een samenwerkingsovereenkomst.

Op grond van het derde lid van artikel 4 dient bij de aanvraag inzicht te worden gegeven in het idee en het project, waarop het idee betrekking heeft. Daarbij dient aandacht te worden besteed aan de in het derde lid opgesomde aspecten. Onderdeel a heeft betrekking op het idee, onderdeel b op het idee én het project waarop het idee betrekking heeft en de onderdelen c tot en met j op het project, waarop het idee betrekking heeft.

Artikel 5

Er is een Adviescommissie Subsidieregeling bestrijding winkelcriminaliteit G30. Deze commissie adviseert de Minister van Economische Zaken over de aanvragen waarop niet reeds met toepassing van artikel 2 afwijzend wordt beslist. In het tweede lid zijn de criteria opgenomen op grond waarvan de commissie de aanvragen rangschikt. Indien een project, waarop een idee betrekking heeft, bijvoorbeeld meer bijdraagt aan de preventie van criminaliteit en onveiligheid in de winkelgebieden in de G30 dan een ander project, of indien een project innovatiever, effectiever of eenvoudiger te realiseren is dan een ander project wordt de aanvraag hoger gerangschikt. Voor de rangschikking door de commissie wegen de criteria even zwaar.

Artikel 6

De commissie adviseert de minister subsidie te verlenen in de volgorde van rangschikking. De minister zal in de regel dit advies volgen. Indien blijkt dat het advies van de commissie in strijd is met deze regeling of niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, biedt het tweede lid een mogelijkheid om van het advies af te wijken. De subsidie wordt verdeeld in twaalf prijzen van drie keer € 100.000, drie keer € 75.000, drie keer € 50.000 en drie keer € 25.000. Het vierde lid geeft de minister de mogelijkheid om een of meer van de bovengenoemde subsidies niet te verstrekken. Dat geval kan zich voordoen wanneer de minister, daartoe geadviseerd door de commissie, van oordeel is dat minder dan 12 ideeën voor subsidie in aanmerking dienen te komen, omdat een of meer ideeën in zo beduidende mate niet voldoen aan een of meer criteria, genoemd in artikel 5, tweede lid, dat ze geen wezenlijke, vernieuwende bijdrage aan het doel van deze regeling geven.

Artikel 7

In het eerste lid is bepaald dat aan de subsidie de verplichting is verbonden om binnen een in de beschikking tot vaststelling van de subsidie genoemde termijn een project in uitvoering te nemen overeenkomstig hetgeen in de subsidie-aanvraag is vermeld. Dit project dient te worden uitgevoerd door het samenwerkingsverband. Degene, die de aanvraag heeft ingediend dient, op grond van het tweede lid, binnen een maand na het in uitvoering nemen van het project hiervan melding te doen aan de minister. Aan de subsidie is verder de verplichting verbonden om medewerking te verlenen aan de openbaarmaking en verspreiding van de inhoud van het idee en de resultaten van het project. De minister kan, indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan deze verplichtingen op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht de subsidievaststelling intrekken.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Naar boven