Regeling invoering verlofsparen Rechterlijke Macht

Regeling van de Minister van Justitie van 17 maart 2004, nr. 5270412, tot invoering van de mogelijkheid tot verlofsparen voor de sector Rechterlijke Macht

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 38q van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

Besluit:

Artikel 1

1. De Verlofspaarregeling rijkspersoneel is van overeenkomstige toepassing op de rechterlijke ambtenaren die zijn aangesteld of aangewezen voor het vervullen van een volledige of gedeeltelijke taak en de rechterlijke ambtenaren in opleiding met dien verstande dat:

a. onder ambtenaar wordt verstaan: rechterlijk ambtenaar en rechterlijk ambtenaar in opleiding;

b. onder artikel 21c, derde lid, van het ARAR wordt verstaan: artikel 38k, derde lid, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

c. onder bevoegd gezag wordt verstaan: functionele autoriteit;

d. onder sector Rijk wordt verstaan: sector Rechterlijke Macht;

e. onder bezoldiging, salaris onderscheidenlijk vakantie-uitkering wordt verstaan: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

2. In afwijking van artikel 2.1.4, derde lid, van de Verlofspaarregeling rijkspersoneel dienen de rechterlijke ambtenaren en de rechterlijke ambtenaren in opleiding de aanvraag tot het sparen van een geldelijke voorziening voor spaarverlof, die betrekking heeft op het jaar 2004, uiterlijk in op 1 oktober 2004.

3. In afwijking van artikel 2.1.4., derde lid, van de Verlofspaarregeling rijkspersoneel dienen de rechterlijke ambtenaren en de rechterlijke ambtenaren in opleiding de aanvraag tot het sparen van een geldelijke voorziening voor spaarverlof, die betrekking heeft op het inzetten van (een deel van) de vakantie-uitkering als bron voor het jaar 2004, in voor 15 april 2004.

4. In afwijking van het eerste lid is artikel 3.4.1. van de Verlofspaarregeling rijkspersoneel niet van overeenkomstige toepassing op de rechterlijke ambtenaren en de rechterlijke ambtenaren in opleiding.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

Algemeen

Bij Besluit van 8 maart 2004 tot invoering van de mogelijkheid tot verlofsparen voor de sector Rechterlijke Macht (Stb. 93) is artikel 38q van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Brra) in werking getreden. Hierin is geregeld dat de rechterlijke ambtenaren, die zijn aangesteld of aangewezen voor het vervullen van een volledige of gedeeltelijke taak, en de rechterlijke ambtenaren in opleiding gebruik kunnen maken van de mogelijkheid tot verlofsparen. In artikel 38q, tweede lid, van het Brra wordt een grondslag gegeven voor het stellen van regels ten aanzien van de mogelijkheid tot verlofsparen voor de sector Rechterlijke Macht. Onderhavige regeling strekt tot uitvoering hiervan. In deze regeling wordt de Verlofspaarregeling rijkspersoneel van overeenkomstige toepassing verklaard op de rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding met enkele noodzakelijke afwijkingen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de nota van toelichting bij voornoemd besluit.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In artikel 1 van de regeling wordt de Verlofspaarregeling rijkspersoneel van overeenkomstige toepassing verklaard op rechterlijke ambtenaren die zijn aangesteld of aangewezen voor het vervullen van een volledige of gedeeltelijke taak en rechterlijke ambtenaren in opleiding. In de Verlofspaarregeling rijkspersoneel worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

– De regeling biedt een voorziening in geld.

– De bronnen die aangewend kunnen worden voor het verlofsparen zijn: het salaris, de vergoeding voor meer te werken uren, de aanspraak op vakantiegeld en de aanspraak op afkoop van vakantie-uren.

– Per jaar mag maximaal 10% van het salaris worden gespaard.

– De aaneengesloten periode waarover verlof kan worden opgenomen, bedraagt minimaal twee maanden en maximaal een jaar.

– Over het tijdstip waarop en de periode waarover het gespaarde verlof wordt opgenomen worden vooraf afspraken gemaakt.

Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de Verlofspaarregeling rijkspersoneel (Stcrt. 25 maart 2003, nr. 59).

In artikel 1, eerste lid, onderdeel a tot en met e, van deze regeling worden enkele begrippen en een artikel uit het ARAR, waarnaar verwezen wordt in de Verlofspaarregeling rijkspersoneel, die specifiek van toepassing zijn op burgerlijke ambtenaren, uitgezonderd van overeenkomstige toepassing. Hiervoor worden vervolgens enkele specifiek op de rechterlijke macht van toepassing zijnde begrippen in de plaats gesteld, die grotendeels zijn ontleend aan de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Gelet op het feit dat bij de beslissing op de aanvraag voor het sparen van verlof wordt getoetst aan het dienstbelang, is ervoor gekozen in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, om de bevoegdheid voor de beslissing op de aanvraag voor het sparen van verlof neer te leggen bij de functionele autoriteit.

Artikel 1, tweede en derde lid, van de regeling bevat een voorziening voor het sparen van een geldelijke voorziening voor spaarverlof in het jaar 2004. In afwijking van artikel 2.1.4., derde lid, van de Verlofspaarregeling rijkspersoneel kunnen aanvragen tot het sparen van een geldelijke voorziening voor spaarverlof voor het jaar 2004, met uitzondering van die aanvragen waarin (een deel van) de vakantie-uitkering als bron wordt ingezet, uiterlijk worden ingediend op 1 oktober 2004. De aanvraag tot het sparen van een geldelijke voorziening voor spaarverlof, die betrekking heeft op het inzetten van (een deel van) de vakantie-uitkering als bron voor het jaar 2004 dient te worden ingediend vóór 15 april 2004. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat de rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding in het jaar 2004 nog gebruik kunnen maken van de mogelijkheid tot verlofsparen.

In artikel 1, vierde lid, van de regeling is de overeenkomstige toepassing van artikel 3.4.1. van de Verlofspaarregeling rijkspersoneel uitgesloten. Ingevolge laatstgenoemd artikel heeft de ambtenaar die na het bereiken van de 62-jarige leeftijd gedurende langere tijd verlof opneemt, recht op een bonus in tijd ter grootte van 25% van de uren die hij aan spaarverlof heeft opgenomen. Dit is een uitvloeisel van de CAO-afspraak in de sector Rijk. In de sector Rechterlijke Macht is een dergelijke regeling niet overeengekomen. Gelet hierop kan deze voorziening niet gelden voor de rechterlijke ambtenaren.

Artikel 2

Bij Besluit van 8 maart 2004 tot invoering van de mogelijkheid tot verlofsparen voor de sector Rechterlijke Macht (Stb. 93) is terugwerkende kracht verleend aan de inwerkingtreding van artikel 38q van het Brra tot en met 1 januari 2004. Met het oog hierop wordt in artikel 2 aan deze regeling eveneens terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2004.

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

Naar boven