Vaststelling bedragen als bedoeld in artikel 147k Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993

10 maart 2004

Nr. FM 2004-0160 M

Directie Financiële Markten

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 147k, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;

Besluit:

Artikel 1

1. Het bedrag, bedoeld in artikel 147k, eerste lid, aanhef, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt voor het jaar 2004 vastgesteld op € 204.604.222.

2. De bedragen, bedoeld in artikel 147k, eerste lid, onder a en b, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 worden voor het jaar 2004 vastgesteld op € 102.302.111.

Artikel 2

De regeling van de Minister van Financiën van 30 januari 2002 houdende vaststelling van de bedragen als bedoeld in artikel 147k van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, G. Zalm.

Toelichting

In artikel 147k, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt bepaald welke bedragen ten hoogste beschikbaar zijn in het geval, dat ten behoeve van een in nood verkerende levensverzekeraar gebruik moet worden gemaakt van het in hoofdstuk VIIA van die wet geregelde opvanginstrument. Op grond van artikel 147k, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 worden die bedragen jaarlijks aangepast aan de procentuele ontwikkeling van de totale vereiste solvabiliteitsmarge van levensverzekeraars waarop de Pensioen- & Verzekeringskamer toezicht houdt. Dit heeft geleid tot vaststelling voor het jaar 2004 van de in artikel 1 van deze regeling genoemde bedragen, waarbij de cijfers waarop de aanpassing is gebaseerd zijn ontleend aan de meest recente financiële verslaglegging van de Pensioen- & Verzekeringskamer.

In artikel 1, eerste lid, gaat het, in een voorkomend geval, om het bedrag dat voor toepassing van het opvanginstrument ter beschikking wordt gesteld. In artikel 1, tweede lid, gaat het om:

– (i) het bedrag dat per opvangsituatie maximaal ter beschikking kan worden gesteld, en

– (ii) het ter beschikking staande bedrag ten aanzien waarvan naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer bij het inwerking stellen van het opvanginstrument het aanmerkelijke risico bestaat dat het niet wordt terugbetaald.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven