Wijziging Invoeringsregeling WWB

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 maart 2004, Directie Werk en Bijstand, nr. W&B/SFI/04/14948, tot wijziging van de invoeringsregeling WWB in verband met het inzetten van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling ten behoeve van inwoners van andere gemeenten

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 70 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand;

Besluit:

Artikel I

Wijziging van de Invoeringsregeling WWB

De Invoeringsregeling WWB1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van artikel 4 komt te luiden: Overgangsbepaling bijzondere bijstand.

B

Onder vernummering van de artikelen 5 en 6 tot 6 en 7 wordt na artikel 4 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5

Overgangsbepaling reïntegratie

In afwijking van artikel 69, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand kan het college de uitkering, bedoeld in dat onderdeel, tot 1 januari 2009 ook besteden aan personen die op de peildatum een dienstbetrekking als bedoeld in artikel4 van de Wet inschakeling werkzoekenden, een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van die wet of een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 6 van het Besluit in- en doorstroombanen hadden, en die hun woonplaats in een andere gemeente hebben.

Artikel II

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 maart 2004.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte.

Toelichting

Op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) kan het college uitsluitend reïntegratievoorzieningen inzetten ten behoeve van degenen die hun woonplaats hebben in de gemeente: het territorialiteitsbeginsel. Dit volgt uit:

– artikel 69, eerste lid, onderdeel a: het werkdeel is bestemd voor voorzieningen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a;

– artikel 7, eerste lid, onderdeel a: het college is verantwoordelijk voor de reïntegratie(voorzieningen);

– artikel 1, onderdeel b: het college is het college, bedoeld in artikel 40, eerste lid;

– artikel 40, eerste lid: het recht op bijstand geldt jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woont;

– artikel 10, derde lid: artikel 40, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op de aanspraak op ondersteuning en voorzieningen.

Voor het Besluit in- en doorstroombanen gold deze beperking niet. Ook in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) was het in specifieke gevallen mogelijk af te wijken van het territorialiteitsbeginsel.

Gemeenten hebben in het verleden gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een subsidierelatie aan te gaan met ID-werkgevers waar niet alleen eigen inwoners werkzaam zijn (hierna buitensteedse ID’ers). Gemeenten die dit hebben gedaan, krijgen ook nu nog budget voor deze buitensteedse ID’ers, omdat de verdeling van het werkdeel van de WWB een overgangsregeling kent die is gebaseerd op historische gronden. Een van die gronden is het aantal ID-banen dat gemeenten in het verleden hebben gerealiseerd, ongeacht of op die ID-baan een eigen inwoner werkzaam is. Daarmee sluit de verdeelsystematiek nog niet volledig aan op het territorialiteitsbeginsel en kunnen ongewenste invoeringseffecten ontstaan. Gemeenten kunnen zich gedwongen achten de subsidie voor hun buitensteedse ID’ers te beëindigen, waardoor risico op gedwongen ontslag toeneemt.

Met deze regeling wordt dit risico teruggedrongen, doordat is geregeld dat gemeenten niet handelen in strijd met de WWB als ze hun buitensteedse ID’ers blijven subsidiëren. Dit wordt in principe toegestaan zolang de verdeelsystematiek op historische gronden is gebaseerd, maar in eerste instantie in ieder geval tot 1 januari 2009 (zodat zonodig de resultaten van de evaluatie van de WWB bij een oordeel over verlenging kunnen worden betrokken). Grondslag voor deze regeling vormt artikel 70 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand. Dit artikel maakt het mogelijk regels te stellen waarbij zo nodig kan worden afgeweken van de WWB met het oog op een goede uitvoering.

De regeling geldt ook voor reeds aangegane WIW-dienstbetrekkingen en -werkervaringsplaatsen, omdat ook op deze banen op grond van de WIW het territorialiteitsbeginsel niet gold.

Voor de omschrijving en afbakening van de uitzondering is aangesloten bij de formulering van art. 14, eerste lid, van de Invoeringswet WWB. De regeling is uitsluitend van toepassing op dienstbetrekkingen en arbeidsovereenkomsten op grond van de WIW of het Besluit ID-banen die op 31 december 2003 reeds bestonden.

Deze regeling maakt onderdeel uit van een pakket van oplossingen om het risico op gedwongen ontslag bij buitensteedse ID’ers te voorkomen waarover de partijen van het convenant gesubsidieerde arbeid tijdens het zogeheten aanjaagteam van 13 februari 2004 positief hebben geadviseerd. De overige twee oplossingen zijn:

1. Uitstroom van ID’ers naar een reguliere baan. Dit is en blijft de beste oplossing voor alle betrokken partijen en daar moet door iedereen maximaal op worden ingezet. De verruimde Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10.000 banen, die tot 1 juli 2004 is verlengd, biedt hiertoe ook de komende maanden een extra stimulans. Het is bovendien ook toegestaan ID’ers uit te laten stromen naar een reguliere functie bij een andere werkgever in de publieke sector (zie Stcrt. 2004, nr. 30, p. 10). Uitstroom naar een reguliere baan is echter niet (direct) voor alle ID’ers een optie. Voor hen is het van belang dat gemeenten onderling afspraken kunnen maken. Hiertoe wordt de onderhavige regeling getroffen.

2. Gemeenten maken onderling goede afspraken om ontslagen te voorkomen. Het ligt in de rede dat gemeenten die geld krijgen voor buitensteedse ID’ers een zorgvuldige overgangstermijn voor afbouw van de subsidie in acht nemen. Daarbij past dat gemeenten waar de buitensteedse ID’ers wonen en die formeel verantwoordelijk zijn voor hun reïntegratie, zich bereid tonen om deze verantwoordelijkheid, ook in financiële zin, over te nemen. Zij hebben immers formeel een zorgplicht voor deze mensen en hebben er (financieel) belang bij terugval – op termijn – in de bijstand te voorkomen.

In de toekomst zal het verdeelmodel voor het reïntegratiebudget de ontstane onvolkomenheid wegnemen, omdat stapsgewijs zal worden toegegroeid naar een model waarin het historische aantal ID-banen en WIW-banen geen rol meer spelen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

  • 1

    Stcrt. 2003, 203.

Naar boven