Buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer Amsterdam 2004

Besluit van de Minister van Justitie van 11 maart 2004, kenmerk 5275048/DBZ/04, houdende aanwijzing van tunnelwachters bij de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer van de gemeente Amsterdam tot buitengewoon opsporingsambtenaar

De Minister van Justitie,

Gelezen het verzoek van het Hoofd Verkeersleiding Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer van de gemeente Amsterdam;

Gelet op:

– artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993;

– artikel 142, eerste lid, onder b en c, en het derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

– het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

– de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Buitengewoon opsporingsambtenaar.

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De personen, werkzaam bij de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer van de gemeente Amsterdam aangesteld in de functie van tunnelwachter zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. de Wegenverkeerswet 1994;

b. de artikelen 184, 350, 424, 426, 435, onder ten vierde, en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

c. Verordeningen en/of Keuren zover betrokkene daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam.

Artikel 4

1. De Minister van Justitie is bevoegd tot beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Op grond van dit besluit kunnen maximaal 24 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland.

Artikel 6

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar en de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 7

1. Het Hoofd van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer van de gemeente Amsterdam brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was binnen de dienst;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder, als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, directie Bestuurszaken, afd. IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 8

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren die in dienst van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer de functie van tunnelwachter vervullen, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van onderhavige besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na inwerkingtreding.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Buitengewoon opsporingsambtenaar van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer van de gemeente Amsterdam 2004.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, directie Bestuurszaken, afdeling IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant en het Algemeen Politieblad worden geplaatst.

Den Haag, 11 maart 2004.
De Minister van Justitie,
namens deze:de coördinator buitengewoon opsporingambtenaar,
A.A.A.M. Huldy.

Toelichting

Het Hoofd van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer van de gemeente Amsterdam heeft bij brief van 27 januari 2004, kenmerk 2004000725, verzocht om een categoriale aanwijzing van de tunnelwachters van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer.

De werkzaamheden worden verricht vanuit de controleruimte aan de Dijksgracht 1 te Amsterdam. De IJtunnel en de Piet Heintunnel zijn voor de verkeersleiders per auto binnen 5 minuten bereikbaar. Door de 24-uurs dekking en de korte aanrijtijd wordt een veilige en vlotte verkeersdoorstroming door de beide verkeerstunnels gewaarborgd. De verkeersleiders zijn de specialisten (enigen) die ‘de weg weten’ in de tunnels en kennis hebben van de laatste ontwikkelingen, gewijzigde situaties, tunnel-noodprocedures en rampbestrijdingsfaciliteiten en vluchtfaciliteiten. De verkeersleiders zijn de aangewezen personen om de – steeds weer gewijzigde formatie(s) i.c. personeelsleden van nood en hulpdiensten – in de tunnel de weg te wijzen.

Een daadkrachtig preventief en effectief optreden gedurende 24 uur per etmaal – dit ter voorkoming van calamiteiten, ter handhaving van de verkeersveiligheid (snelheid, keren stoppen voor rood licht, rijstrook gebruiken met rood kruis, overschrijden doorgetrokken streep), de doorstroming (hoogtebegrenzing) en de bescherming van kunstwerken (opvolgen verkeerstekens/aanwijzingen) – kan slechts worden gerealiseerd wanneer de Verkeersleiders over opsporingsbevoegdheid beschikken.

Ten aanzien van de akten en legitimatiebewijzen van de buitengewoon opsporingsambtenaren van de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer van de gemeente Amsterdam welke zijn uitgevaardigd, is besloten dat deze van kracht blijven tot de in die akten en legitimatiebewijzen vermelde geldigheidsdatum en worden geacht mede te zijn gebaseerd op dit besluit.

De Minister van Justitie

namens deze:de coördinator buitengewoon opsporingambtenaar,

A.A.A.M. Huldy

Naar boven