Protocol Instelling Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen

29 oktober 2003

De Minister van Constitutionele en Binnenlandse Zaken van de Nederlandse Antillen, en de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 38 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;

Overwegende:

– dat vooruitlopend op een evaluatie van het Statuut voor het Koninkrijk in 2004, de regeringen van de Nederlandse Antillen en van Nederland het dienstig achten een inventarisatie uit te laten voeren van de gewenste veranderingen op het gebied van de bestuurlijke verhoudingen binnen de Nederlandse Antillen, te laten analyseren hoe de bestuurlijke verhoudingen, daaronder begrepen de financiële en fiscale verhoudingen en de bevoegdheidsverdeling tussen Land, eilandgebieden en het Koninkrijk, zouden moeten worden gewijzigd om deze gewenste veranderingen door te kunnen voeren, en te bezien in hoeverre versterking van de bestaande organen noodzakelijk is teneinde het bestuurlijk vermogen te versterken;

– dat de Bestuurscolleges van de vijf eilandgebieden van de Nederlandse Antillen deze aanpak onderschrijven;

Besluiten:

Artikel 1

Instelling

Er is een Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen.

Artikel 2

Taak

1. De werkgroep:

a. inventariseert en rapporteert over de door het Land en de eilandgebieden gewenste veranderingen op het gebied van de bestuurlijke verhoudingen tussen het Land en de eilandgebieden, met inbegrip van de financiële en fiscale verhoudingen,

b. adviseert over de herverdeling van bevoegdheden tussen het Land en de eilandgebieden die noodzakelijk is om de gewenste veranderingen, bedoeld onder a, door te kunnen voeren, en elk eilandsbestuur in staat te stellen het eilandgebied deugdelijk te besturen,

c. adviseert over de wijze waarop bestaande organen van de eilandgebieden kunnen worden versterkt in geval deze organen, als gevolg van een herverdeling van bevoegdheden, meer bevoegdheden zouden krijgen,

d. inventariseert en rapporteert over de taken, bevoegdheden en organen van het Land en de eilandgebieden, ten aanzien waarvan het wenselijk is de samenwerking binnen het Koninkrijk te intensiveren,

e. adviseert over de wijze waarop de samenwerking, bedoeld onder d, kan worden vormgegeven.

2. De werkgroep kan veranderingen die niet binnen het Statuut mogelijk zijn, benoemen als onderwerpen die aan de orde komen bij de evaluatie van het Statuut.

3. De werkgroep hanteert als uitgangspunten dat naar de maat van de eilandgebieden zo veel mogelijk bevoegdheden van het Land worden gedecentraliseerd naar de eilandgebieden en het Land een werkbaar staatkundig verband blijft.

4. De werkgroep geeft in haar eindrapport aan welke van de gewenste veranderingen op het gebied van de bestuurlijke verhoudingen, al tot stand komen door uitvoering van de eindrapporten van de Werkgroep Uitvoering Samenwerkingsrelatie Nederlandse Antillen–Nederland (Werkgroep Wijers) en de Commissie van advies inzake de kostenstructuur van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Commissie Havermans). Hierbij wordt rekening gehouden met de standpunten die de regeringen van de Nederlandse Antillen en Nederland hebben ingenomen ten aanzien van genoemde eindrapporten.

5. De werkgroep houdt rekening met de genomen besluiten inzake de overheveling van taken van de voormalige belastingdienst naar de eilandgebieden en met de inventarisatie door de Antilliaanse regering van de knelpunten bij die overheveling.

Artikel 3

Samenstelling en ondersteuning

1. De werkgroep bestaat uit een voorzitter en ten hoogste acht andere leden. De leden bekleden geen politieke functie en beschikken over kennis op het gebied van bestuurlijke en/of financiële verhoudingen.

2. De Minister van Constitutionele en Binnenlandse Zaken van de Nederlandse Antillen wijst zo spoedig mogelijk ten hoogste zes leden aan. Bij deze aanwijzingen wordt rekening gehouden met de wensen van de eilandgebieden en het vertrouwen dat deze in de afzonderlijke leden stellen, ten einde draagvlak voor de uitkomsten van de werkgroep te creëren.

3. De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties wijst zo spoedig mogelijk ten hoogste drie leden aan.

4. De Minister van Constitutionele en Binnenlandse Zaken van de Nederlandse Antillen en de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties wijzen zo spoedig mogelijk, op voordracht van eerstgenoemde, gezamenlijk de voorzitter aan uit de Antilliaanse leden.

5. Nederland en de Nederlandse Antillen leveren ieder zo spoedig mogelijk een secretaris, die gezamenlijk de gehele werkgroep inhoudelijk en logistiek ondersteunen.

Artikel 4

Werkwijze

1. De werkgroep vangt haar werkzaamheden aan zodra de voorzitter is benoemd.

2. De werkgroep is bevoegd de werkwijze te kiezen, die zij naar eigen oordeel voor een goede vervulling van haar taak nodig acht.

3. De werkgroep is bevoegd alle informatie in te winnen, die zij naar eigen oordeel voor een goede vervulling van haar taak, nodig acht.

4. De werkgroep kan zich voor haar taakvervulling laten bijstaan door deskundigen van buiten haar midden. De werkgroep besluit over deelname van deze deskundigen aan bijeenkomsten en eventuele andere activiteiten van de werkgroep.

5. De werkgroep kan zich rechtstreeks met verzoeken en voorstellen wenden tot de Minister van Constitutionele en Binnenlandse Zaken van de Nederlandse Antillen, de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. en de eilandbesturen.

6. De werkgroep vergadert in de Nederlandse Antillen.

Artikel 5

Rapportage

1. De werkgroep stelt binnen drie weken na aanvang van haar werkzaamheden een plan van aanpak, inclusief tijdschema en lijst van kernvragen, op en zendt dit ter informatie naar de Minister van Constitutionele en Binnenlandse Zaken van de Nederlandse Antillen en de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en in afschrift aan de eilandbesturen.

2. De werkgroep brengt uiterlijk op 1 februari 2004 een tussenrapportage en uiterlijk 1 april 2004 haar eindrapport uit aan de Minister van Constitutionele en Binnenlandse Zaken van de Nederlandse Antillen en de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties.

3. De werkgroep draagt er zorg voor dat haar voorstellen voldoende gedragen worden door het Land, de vijf eilandgebieden en Nederland.

Artikel 6

Vergoeding van kosten

1. De vergoeding voor de werkzaamheden en voor de reis- en verblijfkosten van de voorzitter en de door Nederland aangewezen leden, komt ten laste van Nederland en geschiedt op voet van het Vergoedingenbesluit adviescolleges.

2. De vergoeding voor de werkzaamheden en voor de reis- en verblijfkosten van de door de Nederlandse Antillen aangewezen overige leden, wordt nader door de Nederlandse Antillen geregeld.

3. De vergoeding voor de reis- en verblijfkosten en andere kosten van de door Nederland en de Nederlandse Antillen aangewezen secretarissen, geschiedt op voet van de in Nederland, respectievelijk de Nederlandse Antillen geldende regelingen voor ambtenaren.

4. De vergaderkosten van de werkgroep komen voor elk de helft ten laste van Nederland en het eilandgebied waar de vergadering plaatsvindt.

5. Voorzover de kosten door Nederland worden gedragen, worden zij ten laste gebracht van Hoofdstuk IV van de Rijksbegroting.

Artikel 7

Archief

Het archief van de werkgroep berust na de beëindiging van haar werkzaamheden bij de directie Bestuurlijke en Constitutionele Zaken. Een schaduwarchief zal worden opgemaakt en berusten bij het directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 8

Slotbepaling

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 24 oktober 2003 en vervalt met ingang van de dag na die waarop de werkgroep haar eindrapport heeft uitgebracht.

2. Deze regeling zal geplaatst worden in de Curaçaosche Courant en de Nederlandse Staatscourant.

Aldus in tweevoud opgemaakt te Willemstad, Curaçao op 29 oktober 2003.

De Minister van Constitutionele en Binnenlandse Zaken van de Nederlandse Antillen, E.A. Cova.De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, Th.C. de Graaf.

Naar boven