Aan: de ministers
Datum: 23 februari 2004
Kenmerk: PMR/AV 04/54049
Onderwerp: vakbondscontributies en IKAP
Doelstelling: informatie
Juridische grondslag: geen
Relaties met andere circulaires: PMR/AV 03/88312 d.d. 19 december
2003
In de IKAP-regeling rijkspersoneel (Besluit van 27 oktober 2003, nr. PMR/AV03/77702,
Stcrt. nr. 211) zijn in artikel 6, tweede lid, letter h, de vakbondscontributies
opgenomen als bestemmingsmogelijkheid waarvoor een belastingvrije vergoeding
kan worden toegekend.
Bij Besluit van 22 februari 2002, nr. CPP2001/3047M, heeft de Staatssecretaris
van Financiën goedgekeurd dat onder bepaalde voorwaarden uitruil van
beloningsbestanddelen mag plaatshebben zonder dat de uit die uitruil voortvloeiende
verlaging van het fiscale loon leidt tot een verlaging van het pensioengevend
loon. Als voorwaarde geldt onder meer dat door de uitruil van beloningsbestanddelen
het verschil tussen het verlaagde pensioengevend loon en het oorspronkelijk
pensioengevend loon niet meer dan 30% van het oorspronkelijk pensioengevend
loon mag bedragen (de zgn. cafetariaruimte). Voorts worden in genoemd besluit
de beloningsbestanddelen waarvoor de goedkeuring geldt limitatief opgesomd.
In die opsomming komt de bestemmingsmogelijkheid vakbondscontributies niet
voor.
Naar aanleiding van het opnemen van vakbondscontributies als bestemmingsmogelijkheid
in de IKAP-regeling rijkspersoneel heeft de bevoegde inspecteur van de Belastingdienst
Rijnmond/Kantoor Rotterdam meegedeeld dat de IKAP-regeling rijkspersoneel
in zoverre voldoet aan de gestelde voorwaarden, dat bij een keuze van een
individuele werknemer voor andere bestemmingen dan vakbondscontributies, die
werknemer gebruik kan maken van de eerder genoemde cafetariaruimte van 30%.
Kiest de individuele werknemer echter naast andere bestemmingen de vakbondscontributies
als bestemming dan kan alleen voor die andere bestemmingen gebruik worden
gemaakt van de cafetariaruimte van 30%. Dit betekent dat het opnemen van vakbondscontributies
als bestemmingsmogelijkheid in de IKAP-regeling rijkspersoneel op zich geen
gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van die regeling, maar dat het gebruik
van die bestemmingsmogelijkheid wel direct leidt tot verlaging van de pensioengrondslag
van de betrokken ambtenaren.
Als naast vakbondscontributies ook andere bestemmingsmogelijkheden worden
gekozen (pc, fiets enz.) leidt de keuze voor die andere bestemmingsmogelijkheden
niet tot verlaging van de pensioengrondslag, zolang daarmee de cafetariaruimte
van 30% niet wordt overschreden.
Voorbeeld
Een ambtenaar betaalt € 150 vakbondscontributie per jaar.
Hij wil hiervoor eenmalig een belastingvrije vergoeding ontvangen en ziet
in ruil daarvoor af van een deel van zijn salaris.
Hierdoor wordt de pensioengrondslag (het bedrag waarover de pensioenuitkering
wordt berekend) voor dat jaar met € 150 verlaagd en wordt de pensioenopbouw
over dat kalenderjaar met 1,75% van € 150 = € 2,63 verlaagd. Indien
de ambtenaar na pensionering gedurende 15 jaar ouderdomspensioen ontvangt
zal gedurende die periode elk jaar € 2,63 (bruto) minder aan pensioen
worden uitgekeerd. In totaal wordt (€ 2,63 x 15 =) € 39,45 (bruto)
minder aan pensioen ontvangen.
De belastingbesparing die via IKAP wordt behaald bedraagt bij € 150
vakbondscontributie en een heffingspercentage van 42%, ongeveer € 63
(netto). Indien deze keuze gedurende meer jaren wordt gemaakt neemt de bruto
pensioenvermindering naar evenredigheid toe. Hier staat echter tegenover dat
elk jaar een netto belastingvoordeel wordt behaald.
De hiervoor omschreven verlaging van de pensioengrondslag en de daaruit
voortvloeiende vermindering van de pensioenuitkering blijft achterwege als
in ruil voor een belastingvrije vergoeding van vakbondscontributies wordt
afgezien van een beloningsbestanddeel dat geen deel uitmaakt van de pensioengrondslag,
zoals de vergoeding voor meer uren werken, bedoeld in artikel 3 van de IKAP-regeling
rijkspersoneel of de vergoeding voor vermindering van de jaarlijkse aanspraak
op vakantie, bedoeld in artikel 5 van die regeling.
Met de Centrales van Overheidspersoneel is afgesproken dat bij de keuze
voor een belastingvrije vergoeding van vakbondscontributies geen beperking
zal gelden met betrekking tot de in te zetten beloningsbestanddelen.