Wijziging Regeling MLA’s

Regeling van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat houdende wijziging van de Regeling MLA’s

26 februari 2004

Nr. HDJZ/LUV/2004-435

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 1, vijfde lid, van het Besluit luchtwaardigheid en artikel 56 van het Luchtverkeersreglement;

Besluit:

Artikel I

De Regeling MLA’s1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 vervalt.

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een MLA mag niet worden gebruikt

a. binnen een afstand van 4 km van het luchtvaartreferentiepunt van een luchtvaartterrein waar geen plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst is, dan wel binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, tenzij op het luchtvaartterrein het gebruik van MLA’s door de minister of de Minister van Defensie is toegestaan;

b. boven vogelconcentratiegebieden, zoals deze zijn gepubliceerd in de luchtvaartgids;

c. boven een concentratie van mensen;

d. boven aaneengesloten bebouwing ingericht voor het verblijf van mensen;

e. binnen een horizontale afstand van 1500 m tot de grens van een milieubeschermingsgebied, als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet milieubeheer, en boven dat gebied; en

f. voor het verrichten van luchtwerk.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel f, is het toegestaan zeilvliegtuigen te slepen met een MLA, dat is voorzien van een sleepinrichting, die is geaccepteerd door een luchtvaartautoriteit van één der in artikel 2, eerste lid, genoemde landen.

C

Artikel 10, derde lid, vervalt.

D

In artikel 12, tweede lid, wordt ‘binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze regeling’ vervangen door: uiterlijk 2 april 2005.

Artikel II

1. De minister verstrekt op verzoek van de houder van een tijdelijk speciaal-BvL, dat is afgegeven op grond van artikel 12, tweede lid van de Regeling MLA’s, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan inwerkingtreding van deze regeling, een speciaal-BvL af voor ten hoogste een jaar.

2. Indien bij afloop van de termijn van geldigheid van het in het eerste lid bedoelde speciaal-BvL niet is voldaan aan artikel 12, tweede lid, van de Regeling MLA’s, kan een nieuw speciaal-BvL tot uiterlijk 3 april 2005 worden afgegeven.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Artikel I, onderdeel D, werkt terug tot en met 3 januari 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, M.H. Schultz van Haegen.

Toelichting

Algemeen

Bij ministeriële regeling (Regeling MLA’s d.d.16 juni 2003, Stcrt. 123, hierna: regeling) zijn met betrekking tot de MLA’s (micro light aeroplanes) nieuwe regels gesteld inzake het speciaal-BvL met inbegrip van de luchtwaardigheidseisen, zulks als vervanging van de tot dan toe gebruikelijke ontheffing. Verder zijn in de regeling in principe de gebruiksvoorwaarden opgenomen, zoals die tot dan toe aan de ontheffing waren verbonden. Daarmee is het bestaande beleid ten aanzien van MLA’s gecontinueerd.

In de toelichting bij de regeling is gesteld, dat het huidige beleid op een aantal punten verder moet uitkristalliseren. Gewerkt wordt, aldus de toelichting, aan een definitieve nieuwe regeling van de materie, welke na overleg met de sector medio 2005 gereed zal zijn. Bijgaande wijziging is een eerste resultaat van het proces van uitkristalliseren en is tot stand gekomen na overleg met de sector.

Hieronder zal per artikel nader op de wijzigingen worden ingegaan.

Artikelsgewijs

Artikel I, A

Het verbod tot het vliegen met een MLA met een niet starre vleugelconstructie vervalt (artikel 6 van de regeling). Dit betekent, dat een dergelijk MLA eveneens onder de voor de overige MLA’s geldende regelgeving valt. Dat houdt onder meer in, dat de vlieger over een brevet (RPL) moet beschikken en dat ten aanzien van het desbetreffende luchtvaartuig een speciaal-BvL moet zijn afgegeven op grond van de Regeling MLA’s.

Artikel I, B

Op grond van de huidige regeling mag een MLA niet binnen een luchtverkeersleidingsgebied worden gebruikt, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verkregen van en afspraken betreffende de vluchtuitvoering zijn gemaakt met het hoofd van de betrokken luchtverkeersleidingsdienst (artikel 7, eerste lid, onderdeel a). Deze bepaling kwam reeds voor in de aan de vroegere ontheffing verbonden voorwaarden en is als zodanig in de regeling opgenomen.

Daar echter alle MLA’s zijn voorzien van een radiozendinrichting, bestaat er geen noodzaak deze bepaling te handhaven en kan deze dus vervallen.

Voorts is in de regeling een verbod opgenomen om binnen een bepaalde horizontale afstand van concentraties van mensen en van aaneengesloten bebouwing ingericht voor het verblijf van personen, alsmede boven die concentraties en die bebouwing. Deze bepaling was eveneens al opgenomen in de aan de vroegere ontheffing verbonden voorwaarden en is als zodanig in de regeling opgenomen.

Deze bepaling gaat uit van het veiligheidsniveau van de eerste MLA’s. Wanneer zich aan boord van een MLA problemen voordoen, moet er voldoende ruimte zijn om zonder of met slechts geringe schade op de grond een noodlanding te kunnen maken. Gezien de technische ontwikkeling van de MLA’s is het, om aan de voorwaarde van voldoende ruimte voor een noodlanding te voldoen, niet meer nodig een horizontale afstand als hier bedoeld te handhaven. Ook deze bepaling kan derhalve vervallen.

Een en ander is verwerkt in de nieuwe tekst van artikel 7, eerste lid. Om wettechnische reden is gekozen voor het opstellen van een nieuwe tekst van dit artikellid.

Op grond van de regeling is luchtwerk met MLA’s verboden. De uitzondering op deze regel zijn enkele toestemmingen tot slepen van zeilvliegtuigen, een vorm van luchtwerk. Deze toestemmingen worden als grandfathers rights gecontinueerd, maar de regeling laat nieuwe toestemmingen niet toe. Het slepen van zeilvliegtuigen kan echter veilig plaatsvinden. Derhalve is voor deze activiteit in het voorgestelde nieuwe tweede lid een uitzondering op het verbod tot het verrichten van luchtwerk opgenomen. De in artikel 10, derde lid, opgenomen overgangsregeling kan hiermee vervallen (artikel I, C).

Artikel I, D

Op grond van de regeling moeten houders van een in Nederland geregistreerd MLA, waarvoor geen geluidmeetrapport als omschreven in artikel 3, tweede lid, onder e, van de regeling is opgemaakt, dan wel waarvoor een geluidmeetrapport is opgemaakt, dat niet voldoet aan het eerste lid van artikel 12 van de regeling, binnen zes maanden na inwerkingtreding van de regeling (voor 3 januari 2004) een uittreksel van een geluidmeetrapport als omschreven in artikel 3, tweede lid, onder f, bij de minister ter acceptatie indienen.

In de praktijk is gebleken, dat de termijn van zes maanden om wat het geluidmeetrapport betreft aan de regeling te voldoen te kort is. Aangezien voor het opnieuw opstellen van een geluidmeetrapport in een aantal gevallen nieuwe geluidmetingen moeten worden gedaan en het uitvoeren van deze geluidmetingen weersafhankelijk is, is deze termijn in overleg met de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL) verlengd tot en met 2 april 2005. Hierbij is met de KNVvL onder meer afgesproken, dat de KNVvL

• zorg draagt voor een planning ten behoeve van het uitvoeren van de metingen;

• regelmatig (in principe maandelijks) de divisie Luchtvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat informeert betreffende de voortgang ten aanzien van de planning;

• er voor zorg draagt, dat de metingen volgens de planning worden uitgevoerd.

De nieuwe datum van 2 april 2005 gaat er van uit, dat er nu voldoende tijd is om de nodige metingen te verrichten en aan de Regeling MLA’s te kunnen voldoen. Uitgangspunt van de nieuwe datum is tenslotte, dat uiterlijk 3 januari 2005 de nodige metingen zijn verricht, zodat voor de administratieve afhandeling dan nog drie maanden resteren.

Artikel II

Op grond van het oude artikel 12, tweede lid, van de Regeling MLA’s diende voor 3 januari 2004 een uittreksel van het geluidsmetingrapport te zijn ingediend, wanneer voor de desbetreffende MLA geen of een niet conform de regeling opgesteld geluidsmeetrapport aanwezig was. Met het oog daarop zijn tijdelijke speciaal-BvL’s afgegeven tot 3 januari 2004.

Nu de termijn, waarop aan artikel 12, tweede lid, van de regeling moet zijn voldaan, is verlengd tot 3 april 2005, dient ook aan de houders van de desbetreffende MLA’s een nieuw speciaal-BVL te worden afgegeven. Deze worden afgegeven tot uiterlijk de datum, waarop de oorspronkelijke ontheffing voor de desbetreffende MLA zou zijn verlopen en kan tot uiterlijk 3 april 2005 worden verlengd, indien niet inmiddels een geluidsmeetrapport aanwezig is.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M.H. Schultz van Haegen

  • 1

    Stcrt. 2003, 123.

Naar boven