Wijziging Tijdelijke stimuleringsregeling bevordering activering en uitstroom Abw, IOAW of IOAZ door middel van klantmanagement

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 19 februari 2004, nr. W&B/B&K/2004/8501, houdende wijziging van de Tijdelijke stimuleringsregeling bevordering activering en uitstroom Abw, IOAW of IOAZ door middel van klantmanagement

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel I

De Tijdelijke stimuleringsregeling bevordering activering en uitstroom Abw, IOAW of IOAZ door middel van klantmanagement1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. WWB: Wet werk en bijstand;.

2. Onder verlettering van de onderdelen c tot en met h tot d tot en met i wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. Bbz 2004: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004:.

3. Onderdeel f komt te luiden:

f. belanghebbende: de persoon die recht heeft op een uitkering op grond van de WWB, IOAW, IOAZ of het Bbz 2004 en aan wie burgemeester en wethouders ter uitvoering van de WWB, IOAW, IOAZ of het Bbz 2004 een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de WWB hebben aangeboden;.

4. Onderdeel g komt te luiden:

g. traject: de uitvoering van een voorziening als bedoeld in onderdeel f;.

5. In onderdeel h wordt ‘Abw, IOAW, of IOAZ’ vervangen door: WWB, IOAW, IOAZ of het Bbz 2004.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Overgangsrecht Algemene bijstandswet

De indiening van de jaaropgave over het kalenderjaar 2003, alsmede de beoordeling van die jaaropgave en van de jaaropgave over het kalenderjaar 2002 en het verbinden van gevolgen aan die jaaropgaven, vinden plaats met inachtneming van de Tijdelijke stimuleringsregeling bevordering activering en uitstroom Abw, IOAW of IOAZ door middel van klantmanagement zoals die regeling luidde op 31 december 2003.

C

In artikel 2 wordt ‘de Abw, de IOAW of de IOAZ’ vervangen door: de WWB, de IOAW, de IOAZ of het Bbz 2004.

D

In artikel 4 wordt ‘de Abw, IOAW of IOAZ’ vervangen door: de WWB, de IOAW, de IOAZ of het Bbz 2004.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1.

In het eerste lid wordt ‘31 december 2004’ vervangen door: 31 december 2005.

2.

Het tweede lid komt te luiden:

2. Subsidie voor een traject wordt verleend voor het kalenderjaar waarin door burgemeester en wethouders aantoonbaar uitvoering wordt gegeven aan de in het kader van het traject aangeboden voorziening.

3.

Het vijfde lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. door burgemeester en wethouders is aangetoond dat belanghebbende door middel van het verrichten van arbeid in loondienst, dan wel door middel van het verrichten van arbeid in het eigen bedrijf of beroep, volledig of gedeeltelijk zelfstandig in de noodzakelijke kosten van het bestaan voorziet.

4.

Het zesde lid komt te luiden:

6. Bij het bepalen van de hoogte van de uitstroom telt een belanghebbende maximaal een keer volledig mee. Een belanghebbende die gedeeltelijk zelfstandig in de noodzakelijke kosten van het bestaan is gaan voorzien kan bij het bepalen van de hoogte van de uitstroom slechts worden meegeteld, indien deze belanghebbende in de maand januari van een kalenderjaar geen inkomsten uit arbeid had en in de maanden november en december van hetzelfde kalenderjaar en januari van het volgende kalenderjaar over inkomsten uit arbeid beschikt. Deze belanghebbende wordt bij het bepalen van de hoogte van de uitstroom voor 50% meegeteld. Indien deze belanghebbende vervolgens volledig zelfstandig in de noodzakelijke kosten van het bestaan is gaan voorzien, wordt deze belanghebbende bij het bepalen van de hoogte van de uitstroom opnieuw voor 50% meegeteld. De uitstroom telt mee in het jaar van feitelijke uitstroom. Uitstroom naar arbeid die mede wordt bekostigd als een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de WWB komt, onverminderd het vijfde lid, slechts voor subsidie in aanmerking, indien met betrekking tot die arbeid geen subsidie voor een traject is aangevraagd.

5.

In het zevende lid wordt ‘31 december 2004’ vervangen door: 31 december 2005.

F

De tweede volzin van het eerste lid van artikel 9 komt te luiden:

De jaaropgave over het kalenderjaar 2005 bevat tevens een opgave van het totale aantal vanaf 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005 gerealiseerde trajecten.

G

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1.

In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘kalenderjaar 2004’ vervangen door: kalenderjaar 2005.

2.

In het tweede lid wordt ‘31 december 2004’ telkens vervangen door: 31 december 2005.

H

Na artikel 11a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11b

Vervroegde subsidievaststelling

1. Indien uit de jaaropgave over 2004 blijkt, dat burgemeester en wethouders op 31 december 2004 80% of meer van het in het kalenderjaar 2003 afgegeven herziene beschikking tot subsidieverlening opgenomen aantal tot en met 31 december 2004 te realiseren trajecten en 80% of meer van het in die beschikking opgenomen aantal tot en met 31 december 2004 te realiseren uitstroom hebben gerealiseerd en, voorzover de in bijlage 1 bij deze regeling voor de desbetreffende gemeente opgenomen bevoorschotting over de kalenderjaren 2004 tot en met 2006 tezamen meer dan € 50.000,– bedraagt, die jaaropgave is voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet, stelt de minister, binnen 6 maanden na ontvangst van die jaaropgave, in afwijking van de artikelen 5, 8, 9 en 11, de subsidie voor de desbetreffende gemeente vast op het in de herziene beschikking tot subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

2. Indien uit de jaaropgave over 2005 blijkt, dat burgemeester en wethouders op 31 december 2005 100% van het in het kalenderjaar 2003 afgegeven herziene beschikking tot subsidieverlening opgenomen aantal tot en met 31 december 2005 te realiseren trajecten en 80% of meer van het in die beschikking opgenomen aantal tot en met 31 december 2005 te realiseren uitstroom hebben gerealiseerd en, voorzover de in bijlage 1 bij deze regeling voor de desbetreffende gemeente opgenomen bevoorschotting over de kalenderjaren 2005 en 2006 tezamen meer dan € 50.000,– bedraagt, die jaaropgave is voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet, stelt de minister, binnen 6 maanden na ontvangst van die jaaropgave, in afwijking van de artikelen 5, 8, 9 en 11, de subsidie voor de desbetreffende gemeente vast op het in de herziene beschikking tot subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

3. Artikel 8, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de betaling van de subsidie, bedoeld in het eerste of tweede lid, met dien verstande dat, indien toepassing is gegeven aan het eerste lid, de betaling van de subsidie die betrekking heeft op het kalenderjaar 2006 uiterlijk 1 juli 2006 plaatsvindt.

4. De verklaring van de accountant, bedoeld in het eerste of tweede lid, is gebaseerd op een controle die is uitgevoerd overeenkomstig het in bijlage 5 bij deze regeling voorgeschreven controle- en rapportageprotocol.

I

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1’ geplaatst.

2.

Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Indien de minister op grond van artikel 11b, eerste lid, de subsidie heeft vastgesteld stellen burgemeester en wethouders de minister uiterlijk 1 juli 2006 in kennis van de in de desbetreffende gemeente in 2005 gerealiseerde trajecten en uitstroom en uiterlijk 1 juli 2007 van de in 2006 gerealiseerde uitstroom. Indien de minister op grond van artikel 11b, tweede lid, de subsidie heeft vastgesteld stellen burgemeester en wethouders de minister uiterlijk 1 juli 2007 in kennis van de in de desbetreffende gemeente in 2006 gerealiseerde uitstroom.

Artikel II

De bijlagen 3, 4 en 5, behorende bij de Tijdelijke stimuleringsregeling bevordering activering en uitstroom Abw, IOAW of IOAZ door middel van klantmanagement worden vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage 3, 4 en 5.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden gepubliceerd. De bijlagen 3, 4 en 5 worden met ingang van 1 april 2004 ter inzage gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te Den Haag.

Den Haag, 19 februari 2004.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte.

Toelichting

Algemeen

De Tijdelijke stimuleringsregeling bevordering activering en uitstroom Abw, IOAW of IOAZ door middel van klantmanagement wordt aangepast in verband met de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB). Daarnaast is van de zijde van de VNG gevraagd om aanpassing van de prestatieafspraken Agenda voor de Toekomst. De VNG heeft hierbij gewezen op de bezuinigingen op het reïntegratiebudget en op de huidige economische recessie.

De afspraken Agenda voor de Toekomst met VNG en gemeenten zijn gemaakt over de periode van 2001 tot en met 2004. Voor de uitstroom uit trajecten geldt een uitloopmogelijkheid tot en met 2006. Tegen de achtergrond van het eindigende karakter van deze afspraken – de bestuurlijke afspraken en de daarbij behorende financiële middelen zijn bedoeld als een tijdelijke impuls om gemeenten in staat te stellen klantmanagement in te voeren en zo een extra inspanning te kunnen leveren – en de andere bestuurlijke relatie met gemeenten waarop de WWB is gebaseerd, wordt in overleg met de VNG een drietal wijzigingen doorgevoerd.

1. Verantwoording meer regelluw maken

Het regelluwe karakter van de WWB wordt doorvertaald naar de Tijdelijke stimuleringsregeling bevordering activering en uitstroom Abw, IOAW of IOAZ door middel van klantmanagement.

Op grond van de regeling, zoals die op 31 december 2003 luidde, moe(s)ten gemeenten aan diverse administratieve vereisten voldoen om trajecten en uitstroom aan te tonen. Daarbij werd aangesloten bij de definities van de Algemene bijstandswet (Abw). Zo dien(d)en gemeenten bij trajecten een trajectplan te hebben dat getekend is door burgemeester en wethouders en door de klant en een kennisgeving naar de klant te hebben verzonden waarin melding wordt gemaakt van de feitelijke start van het traject. Dergelijke bepalingen zijn niet in de WWB opgenomen. Daarom ligt het voor de hand om gemeenten toe te staan om langs meer wegen aan te tonen dat de prestatie is geleverd. Dat kan zijn een plan gericht op de arbeidsinschakeling (plus kennisgeving), maar dat kan bijvoorbeeld ook zijn een (tot de persoon herleidbare) rekening van een reïntegratiebedrijf.

2. Looptijd van de trajecten verlengen tot en met 2005

Het tijdvak waarin trajecten gerealiseerd kunnen worden, wordt verlengd met één jaar, derhalve tot en met 31 december 2005. Gemeenten die een vertraagde start kennen van de prestatieafspraken Agenda voor de Toekomst kunnen hierdoor alsnog een inhaalslag maken. Het verlengen van de looptijd voor trajecten met één jaar levert voor gemeenten twee voordelen op. In de eerste plaats hebben gemeenten een jaar meer om de prestaties met betrekking tot de trajecten te realiseren. In de tweede plaats telt de uitstroom uit deze trajecten naar werk mee, mits deze uitstroom uiterlijk 31 december 2006 is gerealiseerd.

3. Landing Agenda voor de Toekomst in WWB

Vanaf 2004 verloopt sturing van het rijk naar gemeenten via de WWB (financiële stimulans). De bestuurlijke afspraken die met gemeenten zijn gemaakt lopen tot en met 2004, met een doorloop voor trajecten tot en met 31 december 2005 en voor de uitstroom tot en met 31 december 2006. Vanuit het perspectief van deregulering zullen gemeenten die eind 2004 op schema liggen met de prestatieafspraken Agenda voor de Toekomst (80 procent van het totaal van de overeengekomen trajecten gerealiseerd en 80 procent van de tot en met 2004 overeengekomen uitstroomaantallen) het resterende subsidiebudget ontvangen en zich niet meer hoeven te verantwoorden vanuit de verwachting dat gemeenten als gevolg van de WWB en het aantal lopende trajecten de volledige prestatie zullen realiseren. Bij deze gemeenten wordt de subsidievaststelling dus met twee jaar vervroegd.

Op analoge wijze is dit van toepassing voor gemeenten die eind 2005 op schema liggen met de prestatieafspraken Agenda voor de Toekomst (100 procent van het totaal van de overeengekomen trajecten gerealiseerd en 80 procent van de tot en met 2005 overeengekomen uitstroomaantallen). Bij deze gemeenten wordt de subsidievaststelling met één jaar vervroegd.

In 2004 zal worden beoordeeld of de gemaakte afspraken over 2003 zijn gerealiseerd en of er, gelet op de conjuncturele situatie, aanleiding kan ontstaan om de afspraken bij te stellen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

In het onderhavige artikelonderdeel worden de begripsbepalingen aangepast aan de WWB. Zo wordt met betrekking tot het begrip belanghebbende niet langer uitgegaan van ‘trajectplan’, maar van een aangeboden voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de WWB. In het verlengde hiervan wordt een traject gedefinieerd als de uitvoering van die voorziening.

Met deze aangepaste begrippen worden materieel dezelfde doelgroep en dezelfde activiteiten bedoeld als onder de regeling, zoals deze luidde op 31 december 2003.

Ten overvloede zij opgemerkt dat de definitie van uitstroom niet is gewijzigd. Dit betekent dat de inzet van gesubsidieerde arbeid na een voorafgaand traject, dat leidt tot volledige of partiele uitstroom, meetelt als uitstroom

Artikel I, onderdeel B

Teneinde elke onduidelijkheid weg te nemen met betrekking tot het regiem dat van toepassing is op de indiening van de jaaropgave over het kalenderjaar 2003, alsmede de beoordeling van die jaaropgave en van de jaaropgave over het kalenderjaar 2002 en het verbinden van gevolgen aan die jaaropgaven, is uitdrukkelijk bepaald dat hierop de regeling van toepassing is, zoals die luidde op 31 december 2003. Met dit artikel wordt veilig gesteld dat de gerealiseerde prestaties in 2002 en 2003 waarover gemeenten bericht van akkoord hebben ontvangen of nog ontvangen volledig meetellen bij de subsidievaststelling voor trajecten, respectievelijk voor uitstroom.

Voor de prestaties die in 2002 zijn gerealiseerd blijft het beleidsstandpunt van kracht dat de minister van SZW kenbaar heeft gemaakt met betrekking tot de verantwoording over het jaar 2002. Datzelfde geldt voor de realisaties in 2003 en het beleidsstandpunt dat de minister van SZW over de verantwoording met betrekking tot 2003 heeft kenbaar gemaakt. Beide standpunten betreffen het aantonen van trajecten en uitstroom.

Artikel I, onderdelen C en D

Deze artikelonderdelen bevatten technische wijzigingen. Aan de WWB, IOAW en IOAZ is toegevoegd het Bbz 2004, aangezien het Bbz 2004 geen algemene maatregel van bestuur is gebaseerd op de WWB, maar op de Invoeringswet Wet werk en bijstand.

Artikel I, onderdeel E

De einddatum waarop trajecten in uitvoering moeten zijn genomen is gewijzigd in 31 december 2005. Dit houdt tevens in dat de subsidievaststelling met betrekking tot de trajecten eerst plaats vindt na indiening van de jaaropgave over 2005. De formulieren voor de jaaropgaven over 2004 en 2005 plus de bijhorende accountantsverklaringen worden aangepast.

Deze wijziging geeft overigens geen aanleiding om de planning van de realisaties van de trajecten aan te passen. De op deze planning gebaseerde bevoorschotting blijft daarom ongewijzigd. Eveneens is er geen wijziging gekomen in het jaarlijkse verantwoorden over de prestaties in het voorgaande jaar. Gemeenten ontvangen dan bericht van de minister welke prestaties akkoord worden bevonden en betrokken zullen worden bij de uiteindelijke subsidievaststelling.

Subsidie voor een traject wordt verleend voor het tijdvak 2002 tot en met 2005 waarin door burgemeester en wethouders aantoonbaar uitvoering wordt gegeven aan de in het kader van het traject aangeboden voorziening gericht op de arbeidsinschakeling. Het traject telt mee in het jaar waarin de aangeboden voorziening in uitvoering is genomen en dient dan ook in de jaaropgave over dat jaar verantwoord te worden.

Er zijn nu verschillende mogelijkheden om de uitvoering aan te tonen van de in het kader van het traject aangeboden voorzieningen. De eis dat dit de vorm van een kennisgeving moet hebben is daarmee komen te vervallen.

Burgemeester en wethouders van gemeenten kunnen de uitvoering van een traject verantwoorden door aan te tonen dat in een bepaald verantwoordingsjaar de cliënt feitelijk is begonnen met de aangeboden activiteiten, bijvoorbeeld door een factuur van het reïntegratiebedrijf, waaruit blijkt voor welke cursist betaald is en welke periode dit betreft; of bijvoorbeeld een door cursist geparafeerde presentielijst van het reïntegratiebureau waarop activiteit, naam belanghebbende en datum activiteit staan vermeld; ook kan gedacht worden aan een certificaat dat aan belanghebbende is uitgereikt voor deelname aan een bepaalde reïntegratie-activiteit, met vermelding van de periode.

Gemeenten kunnen desgewenst ook gebruik (blijven) maken van een kennisgeving. Wanneer de voorziening gericht op arbeidsinschakeling is vervat in een vooraf door burgemeester en wethouders opgesteld plan, waarin opgenomen is welke stappen gericht op reïntegratie met de belanghebbende zijn afgesproken, kan worden volstaan met een afschrift van de schriftelijke in kennisstelling van belanghebbende door burgemeester en wethouders of het reïntegratiebureau van de aanvangsdatum van de feitelijke uitvoering van de in het plan genoemde activiteiten. Voor de goede orde zij opgemerkt dat een trajectplan, zoals bedoeld in artikel 70 van de Abw, op grond van de WWB niet meer is voorgeschreven.

Om voor subsidie voor uitstroom in aanmerking te (kunnen) komen dienen burgemeester en wethouders aan te tonen dat belanghebbende door middel van het verrichten van arbeid in loondienst, dan wel door middel van het verrichten van arbeid in het eigen bedrijf of beroep, volledig of gedeeltelijk zelfstandig in de noodzakelijke kosten van het bestaan voorziet.

Bij het onderzoek dat burgemeester en wethouders hiertoe zullen verrichten kan gebruik gemaakt worden van de informatie verkregen door het raadplegen van UWV-bestanden via de inkijkfunctionaliteit. Het beleidsdoel blijft dat gemeenten zich richten op uitstroom naar duurzame arbeid.

De nieuwe definitie van traject (de uitvoering van een voorziening gericht op de arbeidsinschakeling) laat de mogelijkheid open om de inzet van gesubsidieerde arbeid als traject aan te merken. Om dubbele financiering te voorkomen is aan het eind van dit lid een zin toegevoegd waarmee wordt uitgesloten dat uitstroom naar arbeid die mede wordt bekostigd als een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de WWB (inzet van gesubsidieerde arbeid) én als traject én als uitstroom zou kunnen meetellen.

Tot slot is in het onderhavige artikelonderdeel voorzien in een redactionele aanpassing van het zesde lid van artikel 5 van de regeling, teneinde mogelijke misverstanden te voorkomen.

Vanuit een oogpunt van leesbaarheid is er tevens voor gekozen om de volzin ‘De uitstroom telt mee in het jaar van feitelijke uitstroom.’ te verplaatsen.

Artikel I, onderdeel F

De verlenging van de looptijd van trajecten wordt in technische zin in artikel 9 van de regeling doorvertaald. Met een gerealiseerd traject wordt bedoeld een traject dat in het kader van deze regeling voor subsidie in aanmerking komt, zodat dus onder andere moet zijn aangetoond dat de aan een individu aangeboden voorziening in uitvoering is genomen.

Artikel I, onderdeel H

Wanneer gemeenten 31 december 2004 c.q. 2005 voldoende op schema liggen, eindigen voor hen de prestatieafspraken in het kader van de Agenda voor de Toekomst. De subsidie wordt dan vervroegd vastgesteld en zij ontvangen vervolgens het volle subsidiebedrag voor de jaren 2002 t/m 2006, zoals vermeld in de herziene beschikking die is toegezonden vanwege de wijziging van de regeling van 28 maart 2003 (Stcrt. 2003, 66). Het deel van de subsidie waar (nog geen) prestaties tegenover staan krijgt daarmee de functie van een bonus voor de prestatie die geleverd is door het voldoende op schema zijn.

Op de betaling van de vervroegd vastgestelde subsidie is artikel 8, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing. De betaling van de resterende subsidie volgt daarmee, zowel wat betreft de hoogte van het bedrag als het jaar, het ritme van de afgesproken bevoorschotting voor de jaren 2005 en 2006 c.q. het jaar 2006. Met dien verstande dat voor gemeenten die 31 december 2004 voldoende op schema liggen de betaling van het (laatste) deel van de vervroegd vastgesteld subsidie uiterlijk 1 juli 2006 zal plaatsvinden.

In meer gevallen wordt nu een accountantsverklaring geëist. De grens van € 50.000,– betreft nu niet alleen het bedrag van het voorschot van het jaar waarop de jaaropgave betrekking heeft, maar tevens de geplande bevoorschotting voor de jaren 2005 en 2006 c.q. het jaar 2006 (wanneer gemeenten 31 december 2004 c.q. 2005 voldoende op schema liggen). Gemeenten die voor vervroegde subsidievaststelling in aanmerking willen komen dienen hiermee rekening te houden.

Artikel I, onderdeel I

Teneinde ten aanzien van die gemeenten waarbij de subsidie vervroegd wordt vastgesteld (artikel I, onderdeel H) toch de resultaten van de prestatieafspraken te kunnen volgen berichten burgemeester en wethouders van die gemeenten nog wel de in 2005 gerealiseerde trajecten en uitstroom uit de trajecten en de in 2006 gerealiseerde uitstroom uit de trajecten aan de minister vóór 1 juli van het volgende kalenderjaar. Hiervoor is echter geen accountantsverklaring (meer) vereist. De gegevens dienen als beleidsinformatie en hebben geen invloed op de subsidievaststelling. Voor gemeenten die eerst 31 december 2005 voldoende op schema liggen geldt dit uiteraard alleen voor het jaar 2006.

Volledigheidshalve zij er nog op gewezen dat de citeertitel niet is aangepast omdat anders ook de op de regeling gebaseerde beschikkingen aangepast zouden moeten worden.

De gewijzigde bijlagen 3, 4 en 5 bij deze regeling zullen ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van SZW te Den Haag.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

  • 1

    Stcrt. 2001, 249: laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 28 maart 2003 (Stcrt. 66).

Naar boven