Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2004, 38 pagina 18 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2004, 38 pagina 18 | Besluiten van algemene strekking |
Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 20 februari 2004, Directie Arbeidsveiligheid en -gezondheid, nr. A&G/W&O/04 11491, tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling betreffende de verplichting tot het uitvoeren van een aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gelet op artikel 24, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en de artikelen 2.5a, derde lid, 2.5b, vijfde lid, en 2.5c, vijfde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;
Besluit:
De Arbeidsomstandighedenregeling1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden:
HOOFDSTUK 2. AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN RISICO-INVENTARISATIE EN -EVALUATIE EN ARBODIENSTEN
B
Onder vernummering van de paragrafen 2.1 tot en met 2.4 tot 2.2 tot en met 2.5 wordt in hoofdstuk 2 een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie
In het veiligheidsbeheerssysteem, bedoeld in artikel 2.5a, tweede lid, van het besluit komen ten minste de elementen aan de orde, genoemd in bijlage IA bij deze regeling.
Procedures risico-inventarisatie en -evaluatie
1. De procedures voor de systematische identificatie van de ongewenste gebeurtenissen en de evaluatie van de risico’s van zware ongevallen, bedoeld in artikel 2.5b, eerste lid, onder a, van het besluit, hebben betrekking op:
a. het verrichten van systematisch onderzoek naar de aan een installatie verbonden risico’s van een zwaar ongeval tijdens het ontwerp, de bouw, het gebruik en het onderhoud van de installatie, alsmede bij voorgenomen wijzigingen daarvan;
b. de criteria voor het bepalen van de methoden voor het onderzoek als bedoeld onder a;
c. de methode voor de evaluatie van de risico’s van zware ongevallen.
2. De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde onderzoeksmethode is afgestemd op de in dat lid, onderdeel a, bedoelde fasen.
3. De methode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is geschikt om vast te stellen welke maatregelen nodig zijn ter voorkoming van zware ongevallen of ter beperking van de gevolgen daarvan.
1. De beschrijving van de scenario’s, bedoeld in artikel 2.5b, eerste lid, onder b, van het besluit, heeft betrekking op de onderdelen van installaties die de grootste risico’s van een zwaar ongeval met zich meebrengen. De identificatie van de betreffende onderdelen van de installaties vindt plaats op basis van een gedocumenteerde methode.
2. Bij de beschrijving van de scenario’s, bedoeld in het eerste lid, wordt ten minste in aanmerking genomen welke van de volgende voorvallen deze scenario’s op gang kunnen brengen: corrosie, erosie, externe belasting, impact, overdruk, onderdruk, lage temperatuur, hoge temperatuur, trillingen, menselijke fouten tijdens gebruik, wijziging of onderhoud.
3. Van elk scenario wordt aangegeven wat de waarschijnlijkheid en het effect is en welke maatregelen getroffen zijn om te voorkomen dat het scenario zich voordoet.
4. Voorts wordt van elk scenario, met inachtneming van de reeds getroffen maatregelen, een samenhangend inzicht geboden in:
a. de resterende kans dat een zwaar ongeval geschiedt;
b. de ernst van de gevolgen die het ongeval in dat geval zal hebben;
c. welke verdere maatregelen technisch mogelijk zijn om de kans op een zwaar ongeval verder te verkleinen tot een daarbij aan te geven niveau;
d. een indicatie van de kosten die verbonden zouden zijn aan het treffen van de maatregelen, bedoeld in onderdeel c.
Het intern noodplan, bedoeld in artikel 2.5c van het besluit, bevat ten minste de gegevens en de beschrijvingen, bedoeld in bijlage IB bij deze regeling.
C
In de Bijlagen worden na Bijlage I twee nieuwe Bijlagen IA en IB ingevoegd, welke als bijlagen bij deze regeling zijn gevoegd.
De Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke toezichthoudende taken op grond van de SZW wetgeving2 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van de onderdelen a tot en met g tot b tot en met h, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
a. de Arbeidsomstandighedenwet 1998;
2. Het tweede lid vervalt.
B
Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onder b, wordt in numerieke volgorde ingevoegd: 2.5g, eerste lid.
2. In het derde lid, onder b, vervalt in de opsomming ‘7.19, elfde lid,’.
3. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde en vijfde lid.
4. In het tot vierde vernummerde lid wordt in onderdeel a in numerieke volgorde ingevoegd: 9, eerste lid,.
C
In de artikelen 3.2, eerste lid, onder b, 5.2, eerste lid, onder b, 6.2, eerste lid, onder b, en 7.2, eerste lid, onder b, vervalt in de opsomming ‘7.19, elfde lid’.
D
Paragraaf 8 vervalt.
E
In artikel 9.2 wordt ‘toezichthoudende taken’ vervangen door: uitvoeringstaken.
Artikel 9 van de Regeling voorzieningen stralingsbescherming werknemers3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 87,77’ gewijzigd in € 89,65.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 18,59’ gewijzigd in € 18,99.
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Koninklijk besluit van 7 februari 2004 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit ter vervanging van de bepalingen met betrekking tot de arbeidsveiligheidsrapportage door aanvullende voorschriften met betrekking tot de risico-inventarisatie en -evaluatie en enige andere wijzigingen (Stb. 69) in werking is getreden.
Deze regeling zal met de bijlagen IA en IB en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
In het veiligheidsbeheerssysteem, bedoeld in artikel 2.5a, tweede lid, van het besluit komen aan de orde:
a. die onderdelen van het algemene managementsysteem waartoe de organisatorische structuur, de verantwoordelijkheden, de gebruiken, de procedures, de toegepaste werkmethoden en productiemethoden en de hulpmiddelen behoren welke het mogelijk maken het beleid ter voorkoming van zware ongevallen te bepalen en uit te voeren;
b. de organisatie en het personeel: de taken en verantwoordelijkheden van het personeel dat op alle organisatorische niveaus bij het beheersen van de risico’s van zware ongevallen is betrokken, het onderkennen van de behoeften aan opleiding van dat personeel, de organisatie van die opleiding en de deelname daaraan door het personeel, de aannemers en de onderaannemers;
c. de identificatie van de gevaren en de beoordeling van de risico’s van zware ongevallen, bedoeld in artikel 2.5b, eerste lid, van het besluit;
d. het toezicht op de uitvoering: de vaststelling en de toepassing van procedures en instructies voor de beheersing van de veiligheid van de bedrijfsvoering, met inbegrip van het onderhoud van de installaties en de tijdelijke onderbrekingen;
e. de wijze waarop wordt gehandeld bij wijzigingen: de vaststelling en de toepassing van procedures voor de planning van wijzigingen met betrekking tot het bedrijf of de inrichting of een onderdeel daarvan of de toegepaste werkmethoden en productiemethoden dan wel met betrekking tot het ontwerpen van nieuwe werkmethoden of productiemethoden;
f. de planning voor noodsituaties: de vaststelling en de toepassing van procedures voor de systematische identificatie van noodsituaties alsmede voor het uitwerken, beoefenen, en toetsen van de noodplannen. Bij het oefenen van noodplannen worden alle werknemers op de locatie betrokken, met inbegrip van relevante aannemers en onderaannemers;
g. het toezicht op de prestaties: de vaststelling en de toepassing van procedures voor de permanente beoordeling van de inachtneming van de doelstellingen van het beleid ter voorkoming van zware ongevallen en van het veiligheidsbeheerssysteem, alsmede de invoering van regelingen voor onderzoek en correctie bij het niet in acht nemen daarvan. Tot deze procedures behoren het systeem voor de melding van zware ongevallen en bijna-ongevallen, met name die waarbij de beschermende maatregelen hebben gefaald, het onderzoek daarnaar en de nazorg, een en ander op grond van de ervaringen uit het verleden;
h. audits en beoordeling: de vaststelling en de toepassing van procedures voor de systematische periodieke evaluatie van het beleid ter voorkoming van zware ongevallen en van de doeltreffendheid en van de deugdelijkheid van het veiligheidsbeheerssysteem alsmede voor de met documenten gestaafde analyse door de werkgever van de resultaten van het gevoerde beleid, van het veiligheidsbeheerssysteem en van de actualisering daarvan.
Het intern noodplan als bedoeld in artikel 2.5c van het besluit bevat de volgende gegevens en beschrijvingen:
a. de naam en functie van de personen die bevoegd zijn om noodprocedures in werking te laten treden en van de persoon die belast is met de leiding en coördinatie van de maatregelen ter bestrijding van een ongeval binnen het bedrijf of inrichting;
b. de naam en functie van de persoon die verantwoordelijk is voor de contacten met de voor het externe noodplan verantwoordelijke autoriteiten;
c. voor voorzienbare omstandigheden of gebeurtenissen die een doorslaggevende rol kunnen spelen bij het ontstaan van een zwaar ongeval, een beschrijving van de te nemen maatregelen ter beheersing van de toestand of de gebeurtenis en ter beperking van de gevolgen daarvan, met inbegrip van een beschrijving van de beschikbare veiligheidsuitrusting en middelen;
d. de maatregelen ter beperking van het risico voor personen binnen het bedrijf of de inrichting, waaronder het alarmsysteem en de gedragsregels bij het afgaan van het alarm;
e. de regelingen om de autoriteit die verantwoordelijk is voor het in werking laten treden van het externe noodplan bij een ongeval snel in te lichten, de inlichtingen die onmiddellijk moeten worden verstrekt en de regelingen voor het verstrekken van uitvoeriger inlichtingen, wanneer deze beschikbaar komen;
f. de regelingen om de werknemers op te leiden voor het vervullen van de taken die van hen verwacht worden en indien nodig de coördinatie hiervan met de externe hulpdiensten;
g. de regelingen voor de verlening van steun aan externe bestrijdingsmaatregelen.
Bij wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Stb 2004, 69) is de regelgeving in afdeling 2 van hoofdstuk 2 over de arbeidsveiligheidsrapportage vervangen door een verplichting tot het uitvoeren van een aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie. Ten aanzien van een aantal voorschriften is bepaald dat de uitwerking hiervan zal plaatsvinden bij ministeriële regeling. Met het oog hierop worden in deze regeling nadere regels gegeven op grond van de artikelen 2.5a, 2.5b en 2.5c van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Deze artikelen bevatten voorschriften voor de voorkoming en beperking van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. In deze regeling worden ter uitwerking van het besluit voorschriften gegeven inzake:
– onderdelen van het veiligheidsbeheerssysteem;
– procedures voor de risico-inventarisatie en -evaluatie;
– scenariobeschrijvingen, en het
– intern noodplan.
2. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I (onderdeel B; Artikel 2.0)
Voor de ontwikkeling en de uitvoering van een beleid inzake de beheersing van de risico’s van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken moet een veiligheidsbeheerssysteem worden ingevoerd. De specifieke risico’s van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen stellen speciale eisen aan het managementsysteem dat bedrijven in het algemeen voeren om het goed functioneren van de organisatie te waarborgen. In bedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen dienen de onderdelen van dit algemene managementsysteem specifiek aangepast te zijn aan het voeren van een succesvol preventiebeleid ter voorkoming van zware ongevallen.
In bijlage IA is dit verder uitgewerkt. In deze bijlage is vermeld welke onderwerpen door middel van het veiligheidsbeheerssysteem minimaal geregeld moeten worden. Hierbij gaat het om de toedeling van taken en verantwoordelijkheden van de werknemers, de organisatorische structuur, de gebruiken, de procedures, de procédés en de hulpmiddelen, gericht op het voorkomen en beheersen van zware ongevallen. Verder gaat het om bijvoorbeeld het toezicht op de uitvoering van het veiligheidsbeleid, de planning voor noodsituaties en het toezicht op de effectiviteit van het gevoerde veiligheidsbeleid. Het onderdeel ‘identificatie van de gevaren en beoordeling van de risico’s’ is voor de volledigheid in bijlage IA opgenomen. Dit onderdeel wordt al verplicht gesteld op grond van artikel 2.5b van het besluit. Zoals in het algemene deel van de toelichting op het besluit is vermeld, maakt de risico-evaluatie onderdeel uit van het veiligheidsbeheerssysteem.
Informatie over het veiligheidsbeheerssysteem moet in een zodanige vorm in het bedrijf aanwezig zijn, dat bij een inspectiebezoek van de arbeidsinspectie de werking ervan kan worden onderzocht. De werkgever moet kunnen aantonen dat het geformuleerde preventiebeleid inzake zware ongevallen met het veiligheidsbeheerssysteem adequaat kan worden uitgevoerd.
Artikel I (onderdeel B; Artikel 2.0a)
In dit artikel worden eisen gesteld aan de veiligheidsstudies op grond waarvan een bedrijf tot een systematische identificatie van de ongewenste gebeurtenissen komt. De bedoeling is dat de toegepaste veiligheidsstudies in lijn zijn met de aard en de complexiteit van de risico’s die beheerst dienen te worden. Voor opslaginstallaties kan bijvoorbeeld worden volstaan met relatief eenvoudige studies, zoals een checklist of een beperkte procesveiligheidsanalyse, terwijl voor complexe procesinstallaties met een veelheid aan menselijke handelingen gebruik gemaakt kan worden van bijvoorbeeld een risicoanalyse, een procesveiligheidsanalyse, storingsanalyses en taakanalyses. Om te kunnen bepalen welke veiligheidsstudie in welke situatie moet worden gebruikt, dient de werkgever heldere criteria en procedures vast te stellen.
Artikel I (onderdeel B; Artikel 2.0b)
In dit artikel worden nadere eisen gesteld aan de beschrijving van de scenario’s per installatie. Gegeven het feit dat er ten aanzien van de gevraagde scenario’s talloze mogelijkheden zijn, heeft het eerste lid van dit artikel tot doel om in ieder geval van de meest risicovolle onderdelen van de installatie de scenario’s te genereren.
De Aanvullende eisen voor de risico-inventarisatie en -evaluatie (ri&e) richten zich specifiek op situaties met een kleine kans van optreden van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, maar met mogelijk zeer ernstige gevolgen. De standaard ri&e is minder geschikt om deze situaties adequaat te beoordelen en te beheersen. Dit brengt bijvoorbeeld met zich mee dat in de scenariobeschrijvingen in elk geval de mogelijke scenario’s met een effectradius van 100 meter worden meegenomen. De risico’s van incidenten waarbij de effectradius kleiner is, worden geacht binnen de standaard ri&e en de aanvullende verplichtingen op grond van afdeling 1 (gevaarlijke stoffen) van hoofdstuk 4 van het besluit adequaat te worden beheerst. Een werkgever kan er uiteraard voor kiezen om ook de risico’s en maatregelen van ‘kleinere incidenten’ door middel van scenario’s in beeld te brengen.
De bedoeling van scenario’s is om in beeld te brengen wat naast de risico’s de getroffen maatregelen zijn. Dit dient op zodanige wijze te gebeuren dat het totaal van alle beschreven scenario’s een compleet inzicht geeft van alle binnen het bedrijf getroffen maatregelen, van technische of organisatorische aard. In de praktijk kan dit betekenen dat met een gericht aantal uitgebreide scenario’s vaak het hele veiligheidsbeheerssysteem aan de orde kan komen, terwijl ten aanzien van hele gespecialiseerde technische voorzieningen vaak al volstaan kan worden met een enkel scenario. In het eerste lid van dit artikel is voorgeschreven dat de identificatie van de onderdelen van de installaties die de grootste risico’s van een zwaar ongeval met zich meebrengen, moet plaatsvinden op basis van een gedocumenteerde methode. Dit brengt met zich mee dat schriftelijk wordt vastgelegd op welke wijze deze identificatie heeft plaatsgevonden.
Uit de beschrijving van het scenario moet kunnen worden afgeleid welk voorval dat scenario op gang brengt en wat de gevolgen daarvan kunnen zijn (brand, explosie, vrijkomen van gevaarlijke stoffen). Tevens moet de beschrijving zoveel mogelijk inzicht geven in de mogelijkheid van het optreden van dat scenario. In artikel 2.5b, vierde lid, van het besluit is bepaald dat met de beschrijving van de scenario’s met inbegrip van de beschrijving van de getroffen maatregelen wordt aangetoond dat de risico’s met betrekking tot zware ongevallen op adequate wijze worden beheerst.
Artikel I (onderdeel B; Artikel 2.0c)
Het intern noodplan bevat maatregelen die het bedrijf moet nemen in geval van een calamiteit. In bijlage IB is vermeld welke gegevens en beschrijvingen ten minste in het noodplan moeten worden opgenomen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om informatie over wie bevoegd is noodprocedures in werking te laten treden, wie de leiding en coördinatie van de maatregelen bij ongevallen heeft en de informatie aan werknemers hoe te handelen bij calamiteiten. Voorts wordt in het noodplan een beschrijving gegeven van de maatregelen ter beheersing van de noodtoestand en ter beperking van de gevolgen daarvan, met inbegrip van de beschikbare veiligheidsuitrusting en middelen.
In het veiligheidsbeheerssysteem wordt op grond van bijlage IA, behorend bij artikel 2.0, de planning van noodsituaties geregeld. Hierbij gaat het om de vaststelling en de toepassing van procedures voor de systematische identificatie van noodsituaties alsmede voor het uitwerken, beoefenen, en toetsen van de noodplannen. De inhoud van het noodplan kan bijdragen aan een effectieve uitvoering van taken in het kader van de bedrijfshulpverlening, bedoeld in artikel 15 van de wet en ter uitvoering hiervan afdeling 4 van hoofdstuk 2 van het besluit. Het ligt voor de hand dat bij het vorm en inhoud geven aan het beleid met betrekking tot de bedrijfshulpverlening aandacht wordt besteed aan het noodplan. Met bedrijfshulpverlening wordt beoogd de direct nadelige gevolgen voor werknemers en andere in het bedrijf aanwezige personen van ongevallen, brand en andere ongewilde gebeurtenissen zoals explosies, instorting of het vrijkomen van gevaarlijke stoffen, zoveel mogelijk te beperken. Het gaat daarbij om een snel en effectief optreden ter plaatse en om het zo nodig direct inschakelen van professionele externe hulpverleningsinstanties zoals brandweer, ambulancediensten en ziekenhuizen. In die zin vervult de bedrijfshulpverlener een voorpostfunctie. In verband hiermee is het van essentieel belang om tijdig en vooraf met de brandweer en andere hulpverleningsorganisaties afspraken te maken over de wijze waarop deze moeten worden gewaarschuwd en kunnen worden bijgestaan en de gegevens die direct aan de betreffende instanties moeten worden verstrekt.
Indien de mogelijke effecten van een calamiteit daartoe aanleiding geven, verdient het voorts aanbeveling om het intern noodplan af te stemmen met de plaatselijke gemeente of nabijgelegen bedrijven.
Bij dit artikel is de aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke toezichthoudende taken op grond van de SZW wetgeving gewijzigd. Op grond van artikel 2.5g, eerste lid, van het Arbobesluit moet de werkgever een melding doen van het feit dat de regeling omtrent de aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie als bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk 2 van het Arbobesluit van toepassing is. Deze melding moet worden gedaan aan de daartoe aangewezen toezichthoudende ambtenaar. Als zodanig zijn de ambtenaren van de arbeidsinspectie aangewezen (zie wijzigingsonderdeel B, punt 1). Bij Koninklijk besluit van 3 juli 2003 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en enkele op de Wet op de gevaarlijke werktuigen en de Warenwet gebaseerde algemene maatregelen van bestuur in verband met de integratie van de Wet op de gevaarlijke werktuigen in de Warenwet (Stb. 315) is artikel 7.19 (hijskranen) van het Arbobesluit geschrapt en overgeheveld naar het Warenwetbesluit machines. In verband hiermee is ook de verwijzing naar artikel 7.19 in de aanwijzingsregeling geschrapt (zie wijzigingsonderdeel B, punt 2 en onderdeel C). De overige wijzigingsonderdelen hebben betrekking op juridisch-technische aanpassingen en redactionele verbeteringen. In dit verband wordt gewezen op de wijziging in de citeertitel. Naast het algemeen toezicht gaat het in de aanwijzingsregeling niet, zoals in de citeertitel ten onrechte is vermeld, om de aanwijzing in het kader van specifieke toezichthoudende taken maar om de aanwijzing in het kader specifieke uitvoeringstaken. Deze omissie is hersteld in onderdeel E.
Bij dit artikel is de Regeling voorzieningen stralingsbescherming werknemers gewijzigd.
De wijzigingen in de bedragen van art. 9, eerste en tweede lid vloeien voort uit het derde lid van dit artikel: aanpassing aan de prijsontwikkelingen. De verhoging van de kosten van het stralingspaspoort en het inlegvel is gebaseerd op het consumentenprijsindexcijfer van augustus 2003 zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M. Rutte
Stcrt. 1997, 63; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 12 december 2003, Stcrt. 2004, 2.
Stcrt. 2000, 203; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 6 augustus 2003, Stcrt. 157.
Stcrt. 2002, 42; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 25 september 2003, Stcrt. 191.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2004-38-p18-SC63845.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.