Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2004, 35 pagina 19 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2004, 35 pagina 19 | Overig |
25 november 2003
Nr. C/S/03/2823
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;
De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 3 oktober 2002, arc-2002.4317/2;
Besluiten:
De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Welzijn over de periode 1945–1996’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft. Voordat hij beroep instelt, moet hij binnen zes weken na de inwerkingtreding van dit besluit bij de Staatssecretaris een bezwaarschrift indienen. Dit bezwaarschrift moet worden gestuurd naar CFI/FJZ, ter attentie van het secretariaat van de Commissie voor de bezwaarschriften, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.
Den Haag, 25 november 2003.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:de Algemene Rijksarchivaris,
M.W. van Boven.De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
namens deze:de plv. Secretaris-Generaal,
A.R.A. van den Ham.
Het BSD is opgesteld tegen de achtergrond van de selectiedoelstelling van de RAD/PIVOT, zoals die door de Minister van WVC bij de behandeling van het ontwerp van de Archiefwet 1995 in de Tweede Kamer op 13 april 1994 is verwoord. De selectiedoelstelling luidt: het mogelijk maken van een reconstructie van de hoofdlijnen van het handelen van de overheid. Door het Convent van Rijksarchivarissen is de selectiedoelstelling vertaald in de richting van de (bewaar)doelstelling van de RAD als ‘het selecteren van handelingen van de overheid om bronnen voor de kennis van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig te stellen voor blijvende bewaring’.
De algemene selectiedoelstelling is geoperationaliseerd voor het terrein van het adelsbeleid, adelsrecht en het decoratiestelsel. Dat wil zeggen dat de geformuleerde handelingen van de betrokken overheidsactoren zijn gewaardeerd op de bijdrage die zij leveren aan de verwezenlijking van de selectiedoelstelling. De selectie gold derhalve de vraag ten aanzien van welke handelingen de administratieve neerslag noodzakelijk zou zijn om een reconstructie mogelijk te maken van de hoofdlijnen van het handelen op het taakgebied welzijn.
Uitgaande van de selectiedoelstelling heeft PIVOT in 1993 een lijst van algemene selectiecriteria geformuleerd. Met behulp van die algemene criteria wordt in een BSD een waardering toegekend aan de handelingen die door middel van het institutioneel onderzoek in kaart zijn gebracht, gelet op de uit de contextbeschrijving naar voren gekomen hoofdlijnen van het overheidshandelen.
De algemene selectiecriteria van PIVOT zijn positief geformuleerd; het zijn bewaarcriteria. Is een handeling op grond van een criterium gewaardeerd met B (‘blijvend te bewaren’), dan betekent dit dat de administratieve neerslag van die handeling te zijner tijd geheel dient te worden overgebracht naar het ARA. De neerslag van een handeling die niet aan een van de selectiecriteria voldoet, wordt dus in principe niet overgebracht. De waardering van de desbetreffende handeling luidt dan V (op termijn te vernietigen), onder vermelding van de periode waarna de vernietiging dient plaats te vinden. De neerslag die uit dergelijke handelingen voortvloeit, is niet noodzakelijk geacht voor een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen.
De thans door PIVOT gehanteerde algemene bewaarcriteria luiden als volgt:
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen.
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen.
3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren.
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt.
6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten.
De criteria zijn vooral ontwikkeld door de selectiedoelstelling te koppelen aan het uit de bestuurskunde afkomstige model van de beleidscyclus als voorstelling van feitelijk overheidshandelen. De fasen van de cyclus zijn achtereenvolgens beleidsvoorbereiding (inclusief agendavorming), -bepaling, -uitvoering en -evaluatie/terugkoppeling.
De toepassing van het model bij de selectie van overheidsarchief is uiteengezet in de PIVOT-brochure Handelend optreden (Rijksarchiefdienst/PIVOT, ’s-Gravenhage 1993).
Naast algemene criteria kunnen, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, in een BSD specifieke criteria worden geformuleerd voor handelingen die met behulp van de algemene criteria niet kunnen worden gewaardeerd. Daar de noodzaak hiertoe niet aanwezig werd geacht, is (ook) in dit BSD de mogelijkheid om specifieke selectiecriteria te formuleren niet benut.
In het separate verslag van het driehoeksoverleg wordt op de vraag van de toepasselijkheid van de algemene selectiecriteria, c.q. de noodzaak tot het hanteren van specifieke criteria voor het beleidsterrein, nader ingegaan.
2. Het beleidsterrein Welzijn binnen de organisatie van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voorgangers
Het huidige welzijnsbeleid is te herleiden tot de armenzorg en maatschappelijke zorg van de negentiende eeuw.1 In die periode werden allen die niet in hun eigen levensonderhoud wilden of konden voorzien onder de noemer ‘armen’ geschaard, inclusief werklozen, weduwen, wezen, ouderen of mensen met een handicap. De armenzorg (het geven van financiële c.q. materiële hulp) werd verzorgd door het particulier initiatief: instellingen, stichtingen of organisaties die op vrijwillige basis, vaak gesteund door hun religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging, de positie van de armen probeerden te verbeteren. De Armenwet van 1854 en de herziening daarvan in 1912 bevestigden de leidende rol van het particuliere initiatief hierin. De beperkte gemeentelijke armenzorg werd aangestuurd vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken, hetgeen zo zou blijven tot 1952. De sociale wetgeving in de jaren vijftig had tot gevolg dat de rol van het particuliere initiatief in de armenzorg werd beperkt.2
Het particulier initiatief beperkte haar werkzaamheden niet tot het verlenen van materiële of financiële steun, maar probeerde ook door middel van heropvoeding en scholing hulp te bieden. Deze maatschappelijke of sociale zorg vergde een gespecialiseerde aanpak. Al in 1899 werd de Opleidingsschool voor Sociale Arbeid opgericht, de voorloper van de School voor Maatschappelijk Werk. Het uitvoerende werk bleef echter nog voornamelijk vrijwilligerswerk. Na de Tweede Wereldoorlog ging de rijksoverheid op beperkte schaal instellingen van het particulier initiatief subsidiëren, om het werk wat zij deden zodoende in stand te houden en te stimuleren. Dit gebeurde voornamelijk vanuit de ministeries van Binnenlandse Zaken, van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Het ministerie van Maatschappelijk Werk (MaWe) 1952–1965
De toenemende overheidsbemoeienis met het maatschappelijk werk en de overlap die bestond tussen de verschillende ministeries leidden tot de instelling van het ministerie van Maatschappelijk Werk (MaWe) in 1952 (Stb. 460).3 Het was een samenvoeging van:
– de afdeling Maatschappelijke Zorg en de Dienst voor Maatschappelijke Zorg (Binnenlandse Zaken);
– de afdeling Sociale Bijstand en Maatschappelijk Opbouwwerk (Sociale Zaken en Volksgezondheid), met uitzondering van de voorzieningen ten behoeve van werkloze arbeiders, van de sociaal-economische hulpverlening aan zelfstandigen en van het voorzieningsfonds voor kunstenaars;
– de afdeling Sociale- en Ambtenarenzaken (Uniezaken en Overzeese Rijksdelen) zover het de hulpverlening betreft aan personen in Indonesië of die van Indonesië naar Nederland zijn gekomen.
De Rijksdienst voor de uitvoering van werken, die een rol speelde bij de Ambonezenzorg, werd overgedragen aan het ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
Het nieuwe ministerie, onder leiding van Marga Klompé (minister 1956–63 en 1966–71), de eerste Nederlandse vrouwelijke minister, begon meteen met het uitvaardigen van subsidieregelingen, waarvan het aantal scheen toe te nemen naarmate de welzijnssector in al haar facetten groeide. Bij de opvang van slachtoffers van de watersnoodramp in 1953, van repatrianten uit Indonesië en van vluchtelingen uit Hongarije in 1956 kon het ministerie haar bestaansrecht bewijzen. Tevens speelde MaWe een hoofdrol bij de totstandkoming van Rijksgroepsregelingen voor speciale groepen, zoals werklozen, ouderen, gehandicapten, gerepatrieerden en Ambonezen, thuisloze personen en woonwagenbewoners. Personen die tot deze categorieën behoorden konden aanspraak maken op een uitkering op grond van deze regelingen, en vanaf 1965 op grond van de Algemene Bijstandswet.
In de jaren vijftig periode lag het zwaartepunt van het ‘welzijnbeleid’ (overigens een term uit de jaren zestig) op het herstel van het gezinsleven, het tegengaan van normvervaging bij de jeugd en de sociaal-maatschappelijk begeleiding van de verstedelijking. De hulpverlening verschoof van individuen in nood naar hulpverlening die beschikbaar werd voor bepaalde groepen binnen de samenleving of de gehele bevolking. Dit werd ook wel zorgbeleid of compenserend beleid genoemd, en werd gezien als een middel om de maatschappij te veranderen.
Het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) 1965–1982
In 1965 (Stb. 146) ging MaWe op in het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM). In dit ministerie werd tevens een aantal afdelingen van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen toegevoegd, ondermeer de afdelingen Lichamelijke Vorming en Sport, Jeugdvorming, Bijzonder Jeugdwerk in internaatsverband en Volksontwikkeling. In 1971 werden aangelegenheden betreffende woonschepen overgedragen van CRM naar het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
In de tweede helft van de jaren zestig werd er via subsidieregelingen getracht de kwaliteit van de uitvoering te waarborgen (zowel voor de gebruiker als voor die daarin werkzaam waren) door voorwaarden aan de financiering van voorzieningen te geven. In het begin van de jaren zeventig kwam welzijnsbevordering hoog op de politieke agenda te staan, en daarmee de bezorgdheid over de wildgroei en kwaliteit van instellingen en het ontbreken van samenhang tussen de verschillende voorzieningen en regelingen.
De instelling van adviesorganen zoals het Sociaal en Cultureel Planbureau (1973)4 en de Harmonisatieraad (1977) tonen het streven tot het tot stand brengen van een meer samenhangend welzijnsbeleid. Een belangrijk rapport over deze kwestie was de Knelpuntennota (1974), die uniformering in de welzijnswetgeving, decentralisatie van de uitvoering en democratisering van de besluitvorming over de vormgeving van het welzijnsbeleid voorstond. Dit betekende dat, waar mogelijk, de uitvoering en subsidiëring van het welzijnsbeleid de verantwoordelijkheid van de gemeenten en provincies werd, hetgeen in de plaats kwam van de directe financiering van instellingen en organisaties door de rijksoverheid. Het ministerie van CRM zou een meer coördinerende rol gaan spelen. Dit luidde het begin in van de kaderwetgeving, waarin verschillende voorzieningen onder de werking van één regeling kwamen te staan. De eerste in deze reeks was de Rijksbijdrageregeling sociaal-culturele activiteiten (1979), die van toepassing was op plaatselijke en regionale voorzieningen. Deze werd gewijzigd en vervangen door Rijksbijdrageregeling sociaal-cultureel werk (1980), die ook van toepassing was op provinciale voorzieningen. De Regeling landelijk sociaal-cultureel werk (1983) sloot hierbij aan wat betreft landelijke voorzieningen, die tot de bemoeienis van de rijksoverheid bleven staan. Deze regelingen hadden betrekking op een beperkt aantal voorzieningen. De Rijksbijdrageregeling maatschappelijke dienstverlening fase I (1982) subsidieerde het verschaffen van informatie, advies en dienstverlening aan mensen en hun omgeving aan gemeenten en provincies.
Al deze regelingen golden als stappen in de gefaseerde invoering van de Kaderwet specifiek welzijn (1982), die betrekking had op de terreinen zorg, educatie en recreatie. Echter, ze bleek te algemeen van opzet en werd nooit ten uitvoer gebracht, al vormde het wel een voorbeeld voor latere wetgeving. Men was echter al begonnen met de decentralisatie zoals voorgesteld in de Kaderwet specifiek welzijn op proef uit te zetten onder de lagere overheden, hetgeen cumuleerde in het Besluit proefgemeenten (1982). Hierin werd de overdracht van bevoegdheden en middelen op een aantal terreinen van het Rijk naar de proefgemeenten geregeld, waarbij 30 rijkssubsidie- en bijdrageregelingen op het terrein van zes departementen werden samengebracht tot één brede doeluitkering. Deze werd via het Gemeentefonds aan de proefgemeenten uitgekeerd, die deze bedragen binnen de grenzen van hun meerjarenwelzijnsplannen vrijelijk konden besteden.
Tussen de bedrijven door werd in 1980 de zorg voor de huisvesting van de woonwagenbewoners overgedragen van CRM aan het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en in 1981 de coördinatie van het emancipatiebeleid aan Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) 1982–1994
Op het hoogtepunt van de verschillende kaderwetgevingen werd in 1982 (Stb. 613, 628, 641, 780) het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) ingesteld, doordat CRM tevens werd belast met aangelegenheden betreffende de volksgezondheid na de opheffing van het ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne. De zorg voor bijstandszaken werd overgedragen aan Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De samenhang tussen volksgezondheid en welzijn werd moeizaam tot stand gebracht, en pas in de periode 1986–1989 vond er een herschikking tussen de taken van de beide directoraten-generaal plaats, waarbij welzijn de categorale zorg voor specifieke groepen van de bevolking op zich nam, en volksgezondheid de algemene zorg kreeg toebedeeld. Dit had tot gevolg dat verpleegtehuizen voor bejaarden, instellingen van geestelijke gehandicapten, de woonvormen voor lichamelijke gehandicapten, de verpleegtehuizen, de medische kinderdagverblijven en kinderdagverblijven de zorg van welzijn werden. De algemene gezinszorg werd onder volksgezondheid geplaatst.
In deze periode deed het concept van de zorgzame samenleving opgang. Dit hield in dat burgers meer verantwoordelijkheid moesten nemen voor hun eigen leven, leefwijze en gezondheid. Welzijn diende een aangelegenheid van het gezin en de omgeving te worden, waarin de rol van de overheid beperkt was. Dit model sloot aan bij het decentralisatiestreven en de noodzakelijke bezuinigingen. De kosten van de welzijnsstaat begonnen uit de hand te lopen, en moesten voor de gemeenschap tot betaalbare proporties worden teruggebracht.
De overheid moest zich wel ontfermen over groepen mensen die nergens anders met hun maatschappelijke problemen terecht konden of over problemen die zich op landelijke schaal voordeden. Dit werd samengevat in de term ‘speerpuntenbeleid’.
Uiteindelijk werd dit beleid geïmplementeerd door middel van de Welzijnswet (1987). Een groot aantal welzijnsvoorzieningen werd hiermee onder de verantwoording van gemeenten geplaatst; de landelijke welzijnsorganisaties werden geherstructureerd. Subsidieregelingen op allerlei gebied werden gebaseerd op de Welzijnswet en haar opvolger, de Welzijnswet 1994. De Welzijnswet en de Welzijnswet 1994 hadden ieder een eigen uitvoeringsbesluit, respectievelijk het Besluit subsidiëring en stimulering van voorzieningen van maatschappelijk en sociaal-cultureel welzijn (1988) en het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid (1995).
In de periode 1983–1988 had de Tijdelijke subsidieregeling maatschappelijke dienstverlening de subsidiëring geregeld van bepaalde medische en maatschappelijke dienstverlening die voordien indirect via de Algemene Bijstandswet was gefinancierd. Deze werd opgevolgd door de Subsidieregeling ouderenzorg, gehandicaptenzorg en algemeen maatschappelijke hulpverlening (1988), waarin de subsidiëring van een aantal voorzieningen ook de zaak van de lokale overheid werd. In 1989 werd ook algemeen maatschappelijk werk onder de werking van de Welzijnswet geplaatst en kwam er een aparte Subsidieregeling gehandicaptenbeleid (1990).
Naast de Welzijnswet trad ook Wet op de jeugdhulpverlening (1989) in werking, waarin ook justitiële aspecten van het jeugdbeleid waren opgenomen.
Rond 1990 had de welzijnswetgeving na een bewogen tijd een vrij definitieve vorm gekregen die tot het eind van de besproken periode vrijwel ongewijzigd bleef. De zorg voor welzijn was verregaand gedecentraliseerd, het Rijk gaf alleen de algemene kaders aan, en bleef daarnaast alleen nog verantwoordelijk voor enkele ondersteuningsfunctie, het beleid ten aanzien van een aantal landelijke organisaties, en het beleid ten aanzien van problemen van hoge prioriteit en problemen van grootschalige aard, bijvoorbeeld met betrekking tot minderheden, asielzoekers, mishandelde vrouwen, dak- en thuislozen, en veiligheid van de sportbeoefening. In 1995 bestond het directoraat-generaal Welzijn uit acht directies: Algemeen Sociaal Beleid; Ondersteuning en Beheer; Gehandicaptenbeleid; Jeugdbeleid; Ouderenbeleid; Sportzaken; Verzetsdeelnemers, Vervolgden en Burger-oorlogsgetroffenen; Vluchtelingen, Minderheden en Asielzoekers.
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) 1994–heden
De instelling van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in 1994 (KB d.d. 22-8-1994, nr. 006521; Stcrt. 1994, 166) was het gevolg van het overgaan van de cultuurpoot naar het hernoemde ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Sport kreeg een meer prominente plaats binnen het overgebleven ministerie. Het ministerie van WVC was nauw betrokken bij de opvang en maatschappelijke begeleiding van vluchtelingen en asielzoekers uit het voormalige Joegoslavië en andere landen. Op 22 augustus 1994 werd de minister van Justitie verantwoordelijk werd voor de opvang van asielzoekers, en in 1996 voor de subsidiëring van tolkencentra. Dat jaar werd ook de scheiding tussen welzijn en volksgezondheid in directoraten-generaal losgelaten en ontstonden er elf beleidsdirecties, waartoe o.a. behoorden: Gehandicaptenbeleid; Geestelijke Gezondheidszorg; Verslavingszorg en Maatschappelijke Opvang; Jeugdbeleid; Ouderenbeleid; Sport; Sociaal Beleid.
3. De vaststelling als selectielijst
Medio 2001 is het ontwerp-BSD door de ministers van Algemene Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken, Defensie, Economische Zaken, Financiën, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Staatssecretaris van OCW aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 april 2002 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van de betrokken zorgdragers en de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant.
Op 3 oktober 2002 bracht de RvC advies uit (arc-2002.4317/2), hetwelk, naast enkele tekstuele correcties, aanleiding heeft gegeven tot de volgende wijzigingen in de ontwerp-selectielijst:
– handeling 7 is vervallen;
– handeling 13 wordt ook opgenomen voor de actor vakminister;
– de waardering van handeling 52 is gewijzigd van V in B 5;
– de waardering van handeling 92 is gewijzigd van V in B 1;
– de waardering van handeling 105 is gewijzigd van V in B 2,5.
Daarop werd het BSD op 25 november 2003 door de Algemene Rijksarchivaris, namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de ministers van Algemene Zaken (C/S/03/2826), Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (C/S/03/2825), Buitenlandse Zaken (C/S/03/2827) , Defensie (C/S/03/2833), Economische Zaken (C/S/03/2829), Financiën (C/S/03/2830), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (C/S/03/2831), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (C/S/03/2832), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (C/S/03/2828), Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (C/S/03/2824) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (C/S/03/2823) vastgesteld.
4. Actoren die actief zijn (waren) op het beleidsterrein Welzijn
De minister waaronder Welzijn ressorteert, 1945–
(Rijks)inspecties op het beleidsterrein Welzijn welke behoren onder de minister waaronder Welzijn ressorteert:
Inspectie lichamelijke opvoeding, 1945–
Rijksinspectie jeugdzaken en volksontwikkelingswerk, 1973–1988
Inspectie jeugdhulpverlening en taakvoorgangers, 1945–
Overlegorganen op het beleidsterrein Welzijn welke behoren onder de minister waaronder Welzijn ressorteert:
Beraadsgroep harmonisatie welzijnsbeleid en welzijnswetgeving (1973–1974)
Commissie van advies inzake het democratisch en doelmatig functioneren van gesubsidieerde instellingen (Commissie Van der Burg) (1974–1977)
Commissie Herziening Subsidiebeschikkingen (Commissie-Van Poelje) (1977– )
Interdepartementale Stuurgroep democratisch en doelmatig functioneren van gesubsidieerde instellingen (1979– )
Harmonisatieraad Welzijnsbeleid (Voorlopig college van advies en bijstand voor harmonisatie van beleid en wetgeving op het terrein van het specifieke welzijn) (1976–1989)
Stuurgroep Ontwikkelingsprojecten (1977–1990)
Programmeringscollege voor onderzoek en studie op het terrein van de maatschappelijke dienstverlening en haar raakvlakken (1978– )
Interdepartementale commissie vrijwilligersbeleid (1979– )
Gestructureerd overleg sociaal-cultureel werk (1980–ca. 1987)
Gestructureerd overleg rijksbijdrageregeling maatschappelijke dienstverlening fase I (1981–ca. 1987)
Commissie herstructurering landelijke organisaties welzijnsbeleid (1982–ca. 1984)
Interdepartementale Commissie Bijzonder Regionaal Welzijnsbeleid (1960/1968– )
Landelijke Stuurgroep BRW-experiment Leefbaarheid Kleine Kernen (1980– )
ALGEMEEN MAATSCHAPPELIJK WERK, MAATSCHAPPELIJKE OPVANG EN OPBOUWWERK
Adviescommissie opleidingseisen bij subsidiëring algemeen maatschappelijk werk (1956–1962)
Commissie vraagstukken subsidiëring algemeen maatschappelijk werk (1956– )
Begeleidingscommissie ontwikkelingsprojecten in het kader van het opbouwwerk in bijzondere situaties (1970)
Commissie aangelegenheden organen van samenwerking voor het maatschappelijk werk op levensbeschouwelijke of algemene grondslag (1970– )
Begeleidingscommissie voor functie F2 (1975– )
(Functie F2 = activering van levens- of wereldbeschouwelijke groepen tot werkzaamheden op het terrein van de welzijnsbehartiging. Deze activering beoogt het op gang komen bij die groepen van bezinning op welzijnsvraagstukken en het op grond daarvan bevorderen van bijdragen aan het proces van samenlevingsopbouw en het tot stand komen van maatregelen, onder meer gericht op het eigen woon- en leefmilieu. Tevens van deelname aan de bestuurs- en andere werkzaamheden, ook wanneer dit algemene instellingen voor welzijnsbehartiging betreft, alsook medewerking aan de totstandkoming en uitvoering van allerlei welzijnsprojecten, -activiteiten en -voorzieningen in concrete situaties.)
Bijsturingscommissie Rijkssubsidieregeling jeugd- en jongerenwerk en Rijkssubsidieregeling samenlevingsopbouw (1972–ca. 1980)
Gestructureerd Overleg Maatschappelijke Opvang (1989– )
Commissie van beroep (1967– )
WVC-Emancipatie Stuurgroep (1979/1984– )
Intern gerichte Commissie Emancipatie (1979/1984– )
Raad voor de Jeugdvorming (1954–1980) / Raad voor het Jeugdbeleid (1980– )
Centrale Jeugdzorg Commissie (1947–ca. 1950)
Gemengde interdepartementale werkgroep jeugdwelzijnsbeleid (Commissie-Mik) (1974–1977)
Projectenbegeleidingscommissie (1977–1979)
Interdepartementale Werkgroep Residentiële Voorzieningen voor jeugdigen (1978–1984)
Interdepartementale Werkgroep Ambulante en Preventieve Voorzieningen voor hulpverlening aan jeugdigen (1979–1984)
Tijdelijk gestructureerd overleg jeugdhulpverlening overkoepelende particuliere organisaties (1981– )
Tijdelijk gestructureerd overleg jeugdhulpverlening andere overheidsniveaus (1981– )
Interdepartementale Stuurgroep Jeugdvragen (1968–1982) / Interdepartementale Stuurgroep Jeugdbeleid (1982–1987)
Commissie intersectoraal jeugdbeleid (1987–1990)
Commissie herordening landelijke functies met betrekking tot het jeugdbeleid (1982– )
Begeleidingscommissie jongeren-bouwen-voor-jongeren (1984/1988– )
Gestructureerd overleg jeugdbeleid particuliere organisaties (1988– )
Commissie Mondiale Aktiviteiten Jeugdbeleid (1990–1993)
Interdepartementale Werkgroep Integrale Inspectie Jeugdhulpverlening (1991)
Commissie Beel (1950–1952)
Interdepartementale Commissie voor Jeugdzaken (1968)
Commissie Bijzonder Jeugdwerk in Internaatsverband (1969–1979)
Begeleidingscommissie proef vertrouwensarts kindermishandeling (1972–1987)
Werkgroep Protocollair Handelen (1986–1988)
Adviescommissie bevoegdheden vertrouwensartsen kindermishandeling (1994–1995)
Werkgroep meldpunt kindermishandeling (1994–1995)
VORMINGS- EN ONTWIKKELINGSWERK
Commissie Vormings- en Ontwikkelingswerk voor Volwassenen (1970– )
Commissie Verwey-Jonker (1957–1959)
Commissie van Bijstand (1963– )
Commissie Welzijn Ambonezen / Molukkers (1969–1976) / Inspraakorgaan Welzijn Molukkers (1976– ) (1969–1991 of later)
Adviescommissie onderzoek positie culturele minderheden in de Nederlandse samenleving (1978–1982)
Commissie voor Contact en Overleg inzake welzijnsbeleid t.b.v. het welzijnsbeleid buitenlandse werknemers en hun familie (1980–1986)
Werkgroep religieuze voorzieningen minderheden (1982– )
Commissie ter bevordering van de doelmatigheid van minderhedenorganisaties (Commissie Van Es) (1991–1992)
Commissie ter bevordering van de totstandkoming van nieuw te vormen landelijke minderhedenorganisatie (Commissie Bandell) (1994–1995)
Raad tot Herstel van Arbeidsgeschiktheid (1946–1954) / Raad voor de Revalidatie (1954–68) / Interdepartementale Stuurgroep Revalidatiebeleid (1968–1986) / Interdepartementale Stuurgroep Gehandicaptenbeleid (1986–1995) / Interdepartementale commissie voor Samenhangend en Gecoördineerd beleid voor mensen met een handicap en/of chronische ziekte (1996– )
Centraal Coördinatiepunt voor de bevordering van de Toegankelijkheid (in fysieke zin) (1980–1995)
Commissie voor Contact en Overleg inzake de Werkzaamheden van Dagverblijven voor Gehandicapten (1965– )
Werkgroep Gehandicaptenorganisaties (1974–1976)
Landelijk comité ter begeleiding van de Nederlandse ontwikkelingsprojecten in het kader van het EG-actieprogramma ten behoeve van de sociale en economische integratie van gehandicapten (1984)
Gestructureerd overleg gehandicaptenbeleid WVC (1989– )
Interdepartementale Stuurgroep Zwakzinnigenzorg (1975–1978) / Stuurgroep Planning Zwakzinnigenzorg (1978– )
Rijksdienst voor de Lichamelijke Opvoeding en de Sport (1945–1946)
Interdepartementale Werkgroep Lichamelijke Vorming en Sport (1970– )
Commissie van Advies inzake Sportieve Recreatie (1974– )
Commissie van Advies inzake het Sporttechnisch Kader (1974–1976)
Centraal Orgaan inzake Bepalingen en Examenprogramma’s Zwemdiploma’s (1976–1979)
Nationaal Sport Overleg (1978– )
Permanent Overheden Overleg op het gebied van de Sport (1978– )
Beraadsgroep Professionaliseringsvraagstukken in de Sport (1982–1986)
Commissie Veiligheid Motorcircuits (1982– )
Interdepartementale Werkgroep Olympische Spelen 1992 (1984)
Raad van Beheer Financieel-Economische Werkgroep Olympische Spelen 1992 (1984–1985)
Beraadsgroep Sportmedisch Beleid (1987–1991)
Stuurgroep Koninkrijksspelen voor de jeugd (1995)
Stuurgroep Sport, Tolerance and Fair Play (1996–1998)
Projectgroep Jeugd in Beweging (1996–2000)
De minister van Algemene Zaken, 1965–
De vakminister, 1945–
In dit hoofdstuk zijn de handelingen zoals deze in het institutioneel onderzoek zijn opgenomen gewaardeerd; hierbij is de indeling van het onderzoek gevolgd. Allereerst zijn hier de verschillende handelingen van de betrokken ministers opgesomd, waarna de handelingen met waarderingen voor de overige actoren (raden, inspecties en overlegorganen, etc.) volgen. Aangezien bij het samenstellen van het RIO voor deze raden, inspecties en overlegorganen geen handelingen geformuleerd waren, komen de handelingen die de overlegorganen op het beleidsterrein Welzijn verrichten (handelingen genummerd vanaf 84) uitsluitend in het BSD voor.
De handelingen zijn genummerd overeenkomstig de nummering in het RIO, zodat eenduidigheid is gewaarborgd en het naast elkaar gebruiken van RIO en BSD wordt vereenvoudigd.
Handeling
Een handeling is een complex van activiteiten, gericht op het tot stand brengen van een product, dat een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. De formulering van de handelingen is in de regel toegespitst op het product. Echter, een handeling als zodanig omvat alle activiteiten die leiden tot het product. Dientengevolge is de neerslag van een handeling niet beperkt tot het (eind)product, maar omvat ze alle archiefbescheiden die in verband daarmee zijn voortgebracht.
Aangezien handelingen voortvloeien uit taken en bevoegdheden is het mogelijk dat een vermelde handeling in de praktijk nimmer is uitgevoerd. Dit maakt gelet op de structurele functie van een BSD evenwel niets uit. Het is immers altijd mogelijk dat een ‘lege’ handeling in de toekomst wel zal plaatsvinden.
Deze rubriek betreft in beginsel het tijdvak waarbinnen de handeling (ongeacht de frequentie) is of kan zijn uitgevoerd, gelet op de wettelijke grondslag daarvoor of gezien de gebruikte bronnen. Bij slechts eenmaal uitgevoerde handelingen kan in voorkomende gevallen uit de periode-aanduiding de duur van de handeling worden afgeleid.
Grondslag
De grondslag betreft de formele wettelijke basis, ingevolge waarvan een handeling binnen een bepaalde periode wordt of kan worden verricht. Het betreft hier geen uitputtend overzicht van alle wet- en regelgeving op grond waarvan de handeling verricht wordt.
Deze rubriek betreft het gangbare administratieve eindproduct van de handeling en dus niet de totale neerslag daarvan (zie Handeling). De rubriek is in de regel alleen toegepast als het product niet uit de formulering van de handeling blijkt. Doorgaans wordt een product omschreven in algemene termen. Als belangrijk voorbeeld kan bij een algemeen geformuleerde handeling een concreet document worden genoemd, zoals een bepaalde beleidsnota of wet.
Zo nodig is een korte toelichting gegeven ten behoeve van een beter begrip van de handeling zelf, of wordt een aanvulling verstrekt op de informatie in een andere rubriek. De rubriek is in de regel gebruikt voor een inhoudelijke toelichting op de handelingen.
Waardering
De afkorting ‘B’ staat voor ‘bewaren’, dat wil zeggen het na afloop van de wettelijke overbrengingstermijn overdragen aan het Algemeen Rijksarchief van de documentaire neerslag (ongeacht de gegevensdrager) van de handeling, in overeenstemming met de geldende archiefwettelijke bepalingen en conform de normen voor de goede en geordende staat van de Rijksarchiefdienst/PIVOT. Zie voor deze normen de brochure Om de kwaliteit van het behoud: normen goede en geordende staat (RAD/PIVOT, ministerie van WVC, ’s-Gravenhage 1993). Bij een B-handeling is achter de selectiebeslissing aangegeven welk selectiecriterium is toegepast. De afkorting ‘V’ staat voor ‘vernietigen (op termijn)’ oftewel ‘niet overbrengen’. Bij de desbetreffende handelingen wordt de vernietigingstermijn vermeld. Deze termijn betreft het aantal volle jaren dat dient te zijn verlopen sinds het einde van het jaar waarin een archiefbestanddeel (dossier) dat de neerslag van de handeling bevat, is afgesloten, voordat tot vernietiging van dat bestanddeel wordt overgegaan.
1
Dit overzicht is grotendeels gebaseerd op N. Lammers en A. Winsemius: Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur: Profiel van een ministerie. Departementale studies 3
(’s-Gravenhage, 1991).
2
Zie J. van der Meer en A. Wittkamp: Verstrekkende zekerheid Een institutioneel onderzoek op het beleidsterrein sociale zekerheid ten aanzien van de sociale verzekeringen, 1940–1997 PIVOT-rapport nr. 66 (’s-Gravenhage 1999).
3
Zie ook De eerste tien jaren van het Ministerie van Maatschappelijk Werk 1952–1962. Uitgave ministerie van Maatschappelijk Werk (’s-Gravenhage, 1962).
4
Zie F. van der Doe, A.G. de Vries, Ch.M. Zeegers: Geschiedschrijving van de toekomst. Een onderzoek naar instituties en handelingen met betrekking tot de algemene wetenschappelijke voorbereiding van het Regeringsbeleid (1892) 1945–1996, PIVOT-rapport nr. 53 (’s-Gravenhage, 1998).
Handeling: Het voorbereiden, (mede)vaststellen, evalueren en coördineren van het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 3
Handeling: Het voorbereiden, wijzigen, vaststellen en intrekken van voorschriften, richtlijnen, instructies, aanschrijvingen, aanwijzingen, maatregelen, circulaires, boekwerken, leidraden, etc. betreffende het te volgen beleid inzake het welzijnsbeleid.
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het evalueren van het beleid ten aanzien van het welzijnsbeleid.
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 2
Handeling: Het instellen van commissies, werkgroepen en overlegorganen ten behoeve van advisering over het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: artikelen in wet- en regelgeving
Waardering: B 4
Handeling: Het voordragen, benoemen, schorsen en ontslaan van voorzitters, secretarissen en (andere) leden van commissies, werkgroepen, overlegorganen ten behoeve van advisering over het welzijnsbeleid, en het aanwijzen van ambtenaren tot het bijwonen van hun vergaderingen
Periode: 1945–
Grondslag: artikelen in instellingsbeschikkingen of andere wet- en regelgeving
Waardering: V, 10 jaar
V, 75 jaar voor zaken waaraan rechtspositionele en/of pensioenrechtelijke aspecten ontleend kunnen worden
Handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over vergaderingen van overleg- en bestuursorganen van nationale organisaties (met werkzaamheden) op het gebied van welzijn
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 1
Opmerking: het betreft hier organisaties waarvoor de minister waaronder Welzijn ressorteert het secretariaat voert.
Implementatie van het internationaal beleid
Handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over vergaderingen van
overleg- en bestuursorganen van internationale organisaties (met werkzaamheden) op het gebied van welzijn
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 1
Handeling: Het verstrekken van informatie aan internationale organisaties en/of andere landen inzake aangelegenheden op het gebied van welzijn
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het mede-voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen inzake het welzijnsbeleid en het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van algemene maatregelen van bestuur inzake (specifieke aspecten van) het maatschappelijk welzijnsbeleid
Periode: ca. 1965–
Grondslag: Grondwet 1953 (Stb. 1953, 295) art. 57;
Grondwet 1983 (Stb. 1983, 22) art. 89;
Woonwagenwet (Stb. 1968, 98) art. 12, 13;
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 1967, 617, 655) art. 6 lid 3.
Waardering: B 5
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van algemene maatregelen van bestuur inzake de bekostiging en uitvoering van (specifieke aspecten van) het maatschappelijk welzijnsbeleid
Periode: ca. 1975–
Grondslag: Welzijnswet 1987 art. 13 lid 1, 14 lid 2;
Welzijnswet 1994 art. 5 lid 1, 10, 20;
Wet Jhv art. 27 lid 2, 35 lid 1, 37 lid 1, 41 lid 1, 53 lid 1, 56, lid 2;
TVMD art. 11, 13, 19.
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van op wet- en regelgeving gebaseerde subsidieregelingen die betrekking hebben op het welzijnsterrein
Periode: ca. 1980–
Grondslag: Welzijnswet 1987 art. 11, 13 lid 2, 14 lid 3;
BSW art. 2, 3 lid 2, 4 lid 2 en 3, 5, 14 lid 3, 20 lid 2, 23, 27c, 30, 32 lid 2;
BBW art. 5, 14 lid 2, 26 lid 2, 32, 36 lid 2, 53 lid 1, 55a, 55b, 55d, 56, 57;
Wet Jhv art. 40;
RWM art. 23, 28 lid 4;
Wet Werkloosheidsvoorziening (Stb. 1964, 485) art. 436, 40 sub g;
Gemeentewet art. 237b;
TSMD art. 2, 7, 8, 12;
OGA-regeling art. 3, 6.
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van niet op wet- of regelgeving gebaseerde subsidieregelingen die betrekking hebben op het welzijnsterrein
Periode: 1945–ca. 1995
Grondslag: –
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van op wet- en regelgeving gebaseerde nadere ministeriële regelen op het gebied van het welzijnsbeleid
Periode: ca. 1975–
Grondslag: RSCA art. 23 lid 1, 36;
RSCW art. 23 lid 1, 48 lid 1 en 3, 66 lid 3, 68;
RLSCW art. 5 lid 3, art. 10 lid 1;
RMD-I art. 22 lid 1, 23 lid 3, 46 lid 1, 47 lid 3, 57a lid 2, 63 lid 2, 66, 69;
Welzijnswet 1987 art. 12 lid 2, 14 lid 3;
Welzijnswet 1994 art. 7 lid 4, 10 lid 4;
BSW art. 20 lid 1, 27 onder a en c;
BBW art. 13 lid 1, 44 lid 1;
Wet Jhv art. 13, 37 lid 3;
Besluit bijdragen jeugdhulpverlening (Stb. 1990, 167) art. 13;
Besluit tijdelijke regeling bekostiging jeugdhulpverlening (Stb. 1990, 564) art. 16 lid 3;
RWM art. 13 lid 2;
TVMD art. 5 lid 3 en 5, 6, 12, 17, 20, 24, 28, 36, 38 lid 2;
Besluit toelating rechtspersonen maatschappelijke dienstverlening (Stb. 1977, 252) art. 6 en 7;
Besluit erkenningsnormen dagverblijven voor gehandicapten (Stb. 1982, 725) art.7, 8, 15, 19, 20, 21, 32;
Besluit erkenningsnormen gezinsvervangende tehuizen voor gehandicapten (Stb. 1982, 726) art. 7, 8, 15, 18, 20, 30;
artikelen van diverse regelingen genoemd in de twee voorafgaande handelingen
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van niet op wet- of regelgeving gebaseerde nadere ministeriële regelen op het gebied van het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van vormvoorschriften voor plannen,
programma’s of verslagen op het gebied van het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: RSCA art. 12, 15, 21;
RSCW art. 12, 15, 21, 37, 40, 46;
RDM-I art. 10, 13, 20, 35, 38, 44.
Waardering: V, 10 jaar na vaststelling nieuwe vormvoorschriften
Handeling: Het vaststellen van modellen van administratieve formulieren op het gebied van het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: artikelen in AMvB’s en ministeriële regelingen
Waardering: V, 10 jaar na vaststelling nieuwe formulieren
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van beoordelingsnormen, beleidsregels en interpreterende regels met betrekking tot of gerelateerd aan het verstrekken van subsidies
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 5
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van de Kamers der Staten-Generaal inzake het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 3
Handeling: Het verstrekken van informatie aan de Commissies voor de Verzoekschriften van de Staten-Generaal, aan overige Kamercommissies en aan de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten van burgers inzake het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 3
Handeling: Het voeren van verweer in beroepschriftenprocedures voor de Raad van State en/of de kantonrechter
Periode: 1975–
Grondslag: Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikking (Stb. 1975, 284) art. 7
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het beantwoorden van verzoeken tot herziening van subsidieregelingen op grond van de Beschikking herziening uitvoering subsidieregelingen (Stcrt. 1972, 154)
Periode: 1972–1989
Grondslag: Beschikking herziening uitvoering subsidieregelingen (Stcrt. 1972, 154) art. 1
Waardering: B 5: voor zaken die geleid hebben tot herziening V, 10 jaar: overige zaken
Handeling: Het beslissen op beroep- en bezwaarschriften van uitvoerders van welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het voorbereiden van beslissingen op een beroep van of geven van een aanwijzingen aan provinciale besturen of gemeentebesturen
Periode: 1945–
Grondslag: Provinciewet, art. 165;
Gemeentewet, art. 185;
Welzijnswet 1987, art. 10 en 41
Waardering: V, 10 jaar
Overeenkomsten met lagere overheden en particuliere organisaties
Handeling: Het mede vaststellen van de organisatie van een representatief orgaan voor een bepaalde categorie van particuliere instellingen
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 4
Handeling: Het aanwijzen van een organisatie als adviserende instantie voor de minister aangaande de planning of uitvoering van het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 4
Handeling: Het voorbereiden van het aanwijzen van proefgebieden in het kader van experimenten ten behoeve van het welzijnsbeleid
Periode: ca. 1980–1990
Grondslag: –
Waardering: B 5
Handeling: Het afsluiten van convenants of bestuursovereenkomsten met overheidsorganen in het kader van het financieren van welzijnsactiviteiten
Periode: ca. 1975–
Grondslag: Welzijnswet 1987 art. 13 lid 2;
Regeling opvang asielzoekers (Stcrt. 1987, 75) art. 5, vervangen (Stcrt. 1991,
251) art. 14
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen van nadere regelen en voorschriften aan de hand van afgesloten convenants of bestuursovereenkomsten met overheidsorganen in het kader van het experimenteel financieren van welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen dat bepaalde voorzieningen door een provinciale, gemeentelijke of landelijke voorziening worden verzorgd of onder een bepaalde standaard vallen
Periode: ca. 1980–
Grondslag: RSCW art. 64;
Welzijnswet 1987 art. 13 lid 2;
Wet Jhv (wijziging Stb. 1992, 386) art. 25 lid 4;
RWM art. 6;
TSMD art. 6 lid 2;
Rijkssubsidieregeling gezinsverzorging (Stcrt. 1985, 29; gewijzigd 1987, 120) art. 2 lid 2
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het aanwijzen van adviesinstanties voor Provinciale Staten ten behoeve van het opstellen van een provinciaal plan
Periode: ca. 1975–
Grondslag: TVMD, art. 5 lid3
Waardering: B 4
Handeling: Het verlenen of delegeren van bevoegdheden aan personen, organisaties of instellingen in het kader van de uitvoering van welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: Tijdelijke regeling opvang ontheemden (Stcrt. 1992, 142) art. 19
Waardering: B 5
Verlening van erkenningen, subsidies en ontheffingen
Handeling: Het in overleg vaststellen welke minister of rechtspersoon subsidie zal verlenen ten behoeve van bepaalde voorzieningen voor de uitvoering van welzijnswerk of welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: Rijksregeling voor de subsidiëring van het buurtwerk (Stcrt. 1959, 167) art. 2; Rijksregeling voor de subsidiëring van het bijzonder gezins- en wijkwerk (Stcrt.
1959, 167) art. 3 lid 2
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van verdelingsplannen van voorzieningen die voor bekostiging door het Rijk in aanmerking komen
Periode: ca. 1975–
Grondslag: RSCA art. 26 lid 1;
RSCW art. 26 lid 1, 51 lid 1;
RLSCW art. 6;
RMD-I art. 25, 49;
Welzijnswet 1987 art. 12, lid 1;
Besluit gegevensverstrekking jeugdhulpverlening (Stb. 1993, 328) art. 5 lid 3;
TVMD art. 9, 39
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het groepsgewijs (voorlopig) erkennen van instellingen en het publiceren van erkenningslijsten
Periode: 1945–
Grondslag: subsidieregelingen; erkenningsregelingen
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het per geval (voorlopig) erkennen van instellingen
Periode: 1945–
Grondslag: subsidieregelingen; erkenningsregelingen
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het erkennen van een opleidingsprogramma of examenprogramma
Periode: 1945–
Grondslag: Rijksregeling voor erkenning en subsidiëring van opleidingen en bijscholingen op het gebied van sport en sportieve recreatie (Stcrt. 1977, 230) art. 4;
Regeling subsidiëring en erkenning van opleidingen en bijscholingen op het gebied van sport en sportieve recreatie (Stcrt. 1990, 153) art. 12.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het aan een gecommitteerde verzoeken om een organisatie te adviseren over het opstellen van een opleidingsprogramma of examenprogramma
Periode: 1945–
Grondslag: Rijksregeling voor erkenning en subsidiëring van opleidingen en bijscholingen op het gebied van sport en sportieve recreatie (Stcrt. 1977, 230) art. 4;
Regeling subsidiëring en erkenning van opleidingen en bijscholingen op het gebied van sport en sportieve recreatie (Stcrt. 1990, 153) art. 12.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het afwijzen van een verzoek om erkenning van een instelling of een opleidingsprogramma
Periode: 1945–
Grondslag: Begrotingswet;
algemene maatregel van bestuur;
(rijks)subsidie- of bijdrageregeling;
stimuleringsmaatregel.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verlenen van een subsidie voor de structurele bekostiging van welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: Begrotingswet;
artikelen in AMvB’s;
subsidieregelingen;
stimuleringsmaatregelen.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verlenen van een projectsubsidie voor het tijdelijk bekostigen van (experimentele) welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: Begrotingswet;
artikelen in AMvB’s;
subsidie- of bijdrageregelingen;
stimuleringsmaatregelen.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verlenen van een rijksbijdrage of uitkering voor het bekostigen van welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: Begrotingswet;
artikelen in AMvB’s;
subsidie- of bijdrageregelingen;
stimuleringsmaatregelen.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verlenen van een garantie ten behoeve van bouw, herbouw, herstel en uitbreiding van inrichtingen voor maatschappelijk welzijn, in overeenstemming met de minister van Financiën
Periode: 1945–
Grondslag: Regelen tot het verlenen van garanties voor leningen aangegaan voor de bouw of verbouw, herstel en uitbreiding van inrichtingen voor de thuislozenzorg in Nederland (Stcrt. 1965, 242) art. 4, 5, 8;
Rijksregeling inrichtingen thuisloze personen (Stcrt. 1971, 130) art. 33, 38 onder h en g.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het afwijzen van verzoek om een subsidie, projectsubsidie, rijksbijdrage, uitkering of garantie voor het bekostigen van welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: Begrotingswet;
algemene maatregel van bestuur;
(rijks)subsidie- of bijdrageregeling;
stimuleringsmaatregel.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het opstellen van lijsten van de organisaties die subsidie voor het bekostigen van welzijnsactiviteiten ontvangen
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: V, 1 jaar
Handeling: Het verlenen van structurele ontheffingen op de in wet- en regelgeving vastgelegde voorschriften inzake de uitvoering van welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: Begrotingswet;
artikelen in AMvB’s;
subsidie- of bijdrageregelingen;
stimuleringsmaatregelen.
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van incidentele ontheffingen op de in wet- en regelgeving vastgelegde voorschriften inzake de uitvoering van welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: Begrotingswet;
artikelen in AMvB’s;
subsidie- of bijdrageregelingen;
stimuleringsmaatregelen.
Waardering: V, 1 jaar
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren, gecommitteerden of andere rechtspersonen belast met toezicht, controle, inning of een andere taak op het beleidsterrein welzijn
Periode: 1945–
Grondslag: RSCA art. 36 lid 1;
RSCW art. 68 lid 1;
RMD-I art. 66 lid 1, 69 lid 1;
Welzijnswet 1987 art. 33;
BSW art. 21 lid 1, 28;
BBW art. 30 lid 1, 49 lid 1;
Wet Jhv art. 55;
Besluit gegevensverstrekking jeugdhulpverlening (Stb. 1993, 328) art. 3.
Waardering: B 1: algemeen geldende aanwijzing,
V, 10 jaar,
V, 75 jaar voor zaken waaraan rechtspositionele en/of pensioenrechtelijke aspecten ontleend kunnen worden
Handeling: Het benoemen van ambtenaren of andere rechtspersonen belast met toezicht, controle, inning of een andere taak op het beleidsterrein welzijn
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 1: algemeen geldende aanwijzing,
V, 10 jaar,
V, 75 jaar voor zaken waaraan rechtspositionele en/of pensioenrechtelijke aspecten ontleend kunnen worden
Handeling: Het voorbereiden en opstellen van projecten, experimenten en andere activiteiten ten behoeve van de uitvoering van welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verslagleggen over de begeleiding en uitvoering van projecten, experimenten en andere activiteiten ten behoeve van de uitvoering van welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 3
Opmerking: veelal uitgevoerd door hiervoor ingestelde organen, zoals de Stuurgroep Ontwikkelingsprojecten, de Landelijke Stuurgroep BRW-experiment Leefbaarheid Kleine Kernen, de Gemengde interdepartementale werkgroep jeugdwelzijnsbeleid (Commissie-Mik), de Projectenbegeleidingscommissie, de Projectgroep Jeugd in Beweging Begeleidingscommissie jongeren-bouwen-voor-jongeren, de Projectgroep Jeugd in Beweging Begeleidingscommissie ontwikkelingsprojecten in het kader van het opbouwwerk in bijzondere situaties, het Landelijk comité ter begeleiding van de Nederlandse ontwikkelingsprojecten in het kader van het EG-actieprogramma ten behoeve van de sociale en economische integratie van gehandicapten, de Stuurgroep Planning Zwakzinnigenzorg.
Handeling: Het adviseren van lagere overheidsorganen over de uitvoering van projecten, experimenten en andere activiteiten ten behoeve van de uitvoering van welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 1
Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van een intern of extern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 2
Handeling: Het begeleiden van intern en extern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van intern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het financieren van extern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het vaststellen van leeftijdsgrenzen voor opname in een voorziening voor sociale jeugdhulp of bijzondere jeugdwerk
Periode: 1945–1988
Grondslag: Algemene regeling voor kampen en internaten voor sociale jeugdzorg (Stcrt. 1953, 88) art. 6; vervangen (Stcrt. 1960, 181) art. 10
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het beslissen over plaatsing van een jeugdige in of ontslag uit een voorziening voor sociale jeugdhulp of bijzondere jeugdwerk
Periode: 1945–1988
Grondslag: Algemene regeling voor kampen en internaten voor sociale jeugdzorg (Stcrt. 1953, 88) art. 7–9; vervangen (Stcrt. 1960, 181) art. 11–12
Waardering: B 1
Handeling: Het vaststellen van nadere regelen aangaande de samenstelling en rechten van het personeel werkzaam in een voorziening voor sociale jeugdhulp of bijzondere jeugdwerk
Periode: 1945–1988
Grondslag: Algemene regeling voor kampen en internaten voor sociale jeugdzorg (Stcrt. 1953, 88) art. 14–20; vervangen (Stcrt. 1960, 181) art. 18–23
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen van nadere regelen voor een voorziening voor sociale jeugdhulp of bijzonder jeugdwerk
Periode: 1945–1988
Grondslag: Algemene regeling voor kampen en internaten voor sociale jeugdzorg (Stcrt. 1953, 88) art. 22, 27;
Algemene regeling voor kampen en internaten voor sociale jeugdzorg (Stcrt. 1960, 181) art. 13, 16, 29
Waardering: B 5
Handeling: Het afwijken van gestelde bepalingen in bijzondere gevallen
Periode: 1945–1988
Grondslag: Algemene regeling voor kampen en internaten voor sociale jeugdzorg (Stcrt. 1953, 88) art. 28; vervangen (Stcrt. 1960, 181) art. 30
Waardering: B 5
Handeling: Het aanmerken van een gemeente als kerngemeente voor minderheden of vluchtelingen.
Periode: 1985–1994
Grondslag: RMW art. 16 lid 3 onder a;
BSW art. 23 lid 3
Waardering: B 5
Handeling: Het goedkeuren dat een asielzoeker in een opvangcentrum kan verblijven
Periode: 1985–1987
Grondslag: Regeling verzorgd verblijf Tamils (Stcrt. 1985, 77) art. 2 onder c
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het vaststellen hoeveel plaatsen per gemeentelijke opvangvoorziening voor de huisvesting voor Tamils beschikbaar worden gesteld alsmede gedurende welke periode de opvangvoorziening beschikbaar wordt gesteld
Periode: 1986–1988
Grondslag: Incidentele bijdrageregeling opvang Tamils (Stcrt. 1986,186) art. 4 lid 2
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verzoeken aan gemeenten om asielzoekers op te vangen
Periode: 1987–1991
Grondslag: Regeling opvang asielzoekers (Stcrt. 1987, 75) art. 6
Waardering: B 5
Handeling: Het bepalen in welk centrum een asielzoeker of ontheemde wordt geplaatst
Periode: 1992–1994
Grondslag: Regeling opvang asielzoekers (Stcrt. 1991, 251) art. 6;
Tijdelijke regeling opvang ontheemden (Stcrt. 1992, 142) art. 7
Waardering: B 5
Handeling: Het registreren van asielzoekers
Periode: 1985–1994
Grondslag: Regeling opvang asielzoekers (Stcrt. 1991, 251) art. 23
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het per gemeente vaststellen van het maximum aantal nieuwkomers dat opgenomen kan worden met het oog op het vast te stellen bedrag van de uitkering
Periode: 1987–
Grondslag: BBW art. 52 lid 3
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het beschikken op aangelegenheden omtrent voor vluchtelingen bestemde
woningen
Periode: 1994–
Grondslag: BSW art. 23 lid 4 onder c
Waardering: V, 10 jaar
Actor minister van Algemene Zaken
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van kaderstellende algemene maatregelen van bestuur inzake (specifieke aspecten van) het maatschappelijk welzijnsbeleid
Periode: ca. 1965–
Grondslag: Grondwet 1953 (Stb. 1953, 295) art. 57;
Grondwet 1983 (Stb. 1983, 22) art. 89;
Woonwagenwet (Stb. 1968, 98) art. 12, 13;
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 1967, 617, 655) art. 6 lid 3.
Waardering: B 5
Handeling: Het voorbereiden, (mede)vaststellen, evalueren en coördineren van het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 1
Handeling: Het instellen van commissies, werkgroepen en overlegorganen ten behoeve van advisering over het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: artikelen in wet- en regelgeving
Waardering: B 4
Handeling: Het voordragen, benoemen, schorsen en ontslaan van voorzitters, secretarissen en (andere) leden van commissies, werkgroepen, overlegorganen ten behoeve van advisering over het welzijnsbeleid, en het aanwijzen van ambtenaren tot het bijwonen van hun vergaderingen
Periode: 1945–
Grondslag: artikelen in instellingsbeschikkingen of andere wet- en regelgeving
Opmerking: hieronder valt ook een algemene aanwijzing en delegatie die bij besluiten en regelingen bekend gemaakt en in de Staatscourant gepubliceerd worden
Waardering: V, 2 jaar na einde functie-uitoefening
afwijkende termijnen gelden voor:
minister van SZW: V, 5 jaar;
minister van Financiën: V, 10 jaar;
minister van Defensie: V, 5 jaar;
minister van VROM: V, 5 jaar na opheffing van de commissie, werkgroep of overlegorgaan;
V, 75 jaar voor zaken waaraan rechtspositionele en/of pensioenrechtelijke aspecten ontleend kunnen worden
Implementatie van het internationaal beleid
Handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over vergaderingen van overleg- en bestuursorganen van internationale organisaties (met werkzaamheden) op het gebied van welzijn
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 1
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van op wet- en regelgeving gebaseerde subsidieregelingen die betrekking hebben op het welzijnsterrein
Periode: ca. 1980–
Grondslag: Welzijnswet 1987 art. 11, 13 lid 2, 14 lid 3;
BSW art. 2, 3 lid 2, 4 lid 2 en 3, 5, 14 lid 3, 20 lid 2, 23, 27c, 30, 32 lid 2;
BBW art. 5, 14 lid 2, 26 lid 2, 32, 36 lid 2, 53 lid 1, 55a, 55b, 55d, 56, 57;
Wet Jhv art. 40;
RWM art. 23, 28 lid 4;
Wet Werkloosheidsvoorziening (Stb. 1964, 485) art. 436, 40 sub g;
Gemeentewet art. 237b;
TSMD art. 2, 7, 8, 12;
OGA-regeling art. 3, 6.
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van niet op wet- of regelgeving gebaseerde subsidieregelingen die betrekking hebben op het welzijnsterrein
Periode: 1945–ca. 1995
Grondslag: –
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van op wet- en regelgeving gebaseerde nadere ministeriële regelen op het gebied van het welzijnsbeleid
Periode: ca. 1975–
Grondslag: RSCA art. 23 lid 1, 36;
RSCW art. 23 lid 1, 48 lid 1 en 3, 66 lid 3, 68;
RLSCW art. 5 lid 3, art. 10 lid 1;
RMD-I art. 22 lid 1, 23 lid 3, 46 lid 1, 47 lid 3, 57a lid 2, 63 lid 2, 66, 69;
Welzijnswet 1987 art. 12 lid 2, 14 lid 3;
Welzijnswet 1994 art. 7 lid 4, 10 lid 4;
BSW art. 20 lid 1, 27 onder a en c;
BBW art. 13 lid 1, 44 lid 1;
Wet Jhv art. 13, 37 lid 3;
Besluit bijdragen jeugdhulpverlening (Stb. 1990, 167) art. 13;
Besluit tijdelijke regeling bekostiging jeugdhulpverlening (Stb. 1990, 564) art. 16 lid 3;
RWM art. 13 lid 2;
TVMD art. 5 lid 3 en 5, 6, 12, 17, 20, 24, 28, 36, 38 lid 2;
Besluit toelating rechtspersonen maatschappelijke dienstverlening (Stb. 1977, 252) art. 6 en 7;
Besluit erkenningsnormen dagverblijven voor gehandicapten (Stb. 1982, 725) art. 7, 8, 15, 19, 20, 21, 32;
Besluit erkenningsnormen gezinsvervangende tehuizen voor gehandicapten
(Stb.1982, 726) art. 7, 8, 15, 18, 20, 30;
artikelen van diverse regelingen genoemd in de twee voorafgaande handelingen.
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van niet op wet- of regelgeving gebaseerde nadere ministeriële regelen op het gebied van het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van vormvoorschriften voor plannen, programma’s of verslagen op het gebied van het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: RSCA art. 12, 15, 21;
RSCW art. 12, 15, 21, 37, 40, 46;
RDM-I art. 10, 13, 20, 35, 38, 44.
Waardering: V, 2 jaar na vaststelling nieuwe vormvoorschriften;
afwijkende termijn gelden voor:
minister van Financiën: V, 10 jaar na vaststelling nieuwe vormvoorschriften;
minister van SZW: V, 1 jaar na vaststelling nieuwe vormvoorschriften
Handeling: Het vaststellen van modellen van administratieve formulieren op het gebied van het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: artikelen in AMvB’s en ministeriële regelingen
Waardering: V, 2 jaar na vaststelling nieuwe formulieren;
afwijkende termijn gelden voor:
minister van SZW: V, 1 jaar;
minister van Financiën: V, 10 jaar;
minister van Defensie: V, 2 jaar
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van de Kamers der Staten-Generaal inzake het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 3
Handeling: Het verstrekken van informatie aan de Commissies voor de Verzoekschriften van de Staten-Generaal, aan overige Kamercommissies en aan de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten van burgers inzake het welzijnsbeleid
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 3
Overeenkomsten met lagere overheden en particuliere organisaties
Handeling: Het vaststellen dat bepaalde voorzieningen door een provinciale, gemeentelijk of landelijke voorziening worden verzorgd of onder een bepaalde standaard vallen
Periode: ca. 1980–
Grondslag: RSCW art. 64;
Welzijnswet 1987 art. 13 lid 2;
Wet Jhv (wijziging Stb. 1992, 386) art. 25 lid 4;
RWM art. 6;
TSMD art. 6 lid 2;
Rijkssubsidieregeling gezinsverzorging (Stcrt. 1985, 29; gewijzigd 1987, 120) art. 2 lid 2
Waardering: V, 10 jaar na vaststelling
minister van SZW: V, 5 jaar na vaststelling.
Handeling: Het verlenen of delegeren van bevoegdheden aan personen, organisaties of instellingen in het kader van de uitvoering van welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: Tijdelijke regeling opvang ontheemden (Stcrt. 1992, 142) art. 19
Waardering: B 5
Verlening van erkenningen, subsidies en ontheffingen
Handeling: Het in overleg vaststellen welke minister of rechtspersoon subsidie zal verlenen ten behoeve van bepaalde voorzieningen voor de uitvoering van welzijnswerk of welzijnsactiviteiten
Periode: 1945–
Grondslag: Rijksregeling voor de subsidiëring van het buurtwerk (Stcrt. 1959, 167) art. 2; Rijksregeling voor de subsidiëring van het bijzonder gezins- en wijkwerk (Stcrt. 1959, 167) art. 3 lid 2
Waardering: V, 6 jaar;
afwijkende termijn gelden voor:
minister van Financiën: V, 10 jaar;
minister van SZW: V, 5 jaar.
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren, gecommitteerden of andere rechtspersonen belast met toezicht, controle, inning of een andere taak op het beleidsterrein welzijn
Periode: 1945–
Grondslag: RSCA art. 36 lid 1;
RSCW art. 68 lid 1;
RMD-I art. 66 lid 1, 69 lid 1;
Welzijnswet 1987 art. 33;
BSW art. 21 lid 1, 28;
BBW art. 30 lid 1, 49 lid 1;
Wet Jhv art. 55;
Besluit gegevensverstrekking jeugdhulpverlening (Stb. 1993, 328) art. 3
Waardering: B 1: algemeen geldende aanwijzing,
V, 5 jaar na intrekking aanwijzing;
afwijkende termijn gelden voor:
minister van LNV: V, 3 jaar na intrekking aanwijzing;
minister van Financiën: V, 10 jaar na intrekking aanwijzing;
minister van SZW: V, 1 jaar na intrekking aanwijzing;
V, 75 jaar voor zaken waaraan rechtspositionele en/of pensioenrechtelijke aspecten ontleend kunnen worden
Handeling: Het benoemen van ambtenaren of andere rechtspersonen belast met toezicht,
controle, inning of een andere taak op het beleidsterrein welzijn
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 1: algemeen geldende aanwijzing,
V, 5 jaar na einde uitoefening bevoegdheid
afwijkende termijn gelden voor:
minister van SZW: V, 1 jaar na einde uitoefening bevoegdheid;
minister van Financiën: V, 10 jaar na einde uitoefening bevoegdheid;
minister van LNV: V, 3 jaar na einde uitoefening bevoegdheid
V, 75 jaar voor zaken waaraan rechtspositionele en/of pensioenrechtelijke aspecten ontleend kunnen worden
Actor Inspectie Lichamelijke Opvoeding
Handeling: Het adviseren en rapporteren over de opleiding van leerkrachten voor de lichamelijke opvoeding en de sport, de lichamelijke opvoeding en sport in jeugdbewegingsverband en met die welke betrekking hebben op gemeentelijke bemoeiingen met de sport en de lichamelijke opvoeding buiten schoolverband, en de lichamelijke opvoeding bij politie en brandweer.
Periode: 1945–
Grondslag: –
Waardering: B 1/3
Actor Rijksinspectie Jeugdzaken en Volksontwikkelingswerk
Handeling: Het adviseren van de minister omtrent te verlenen subsidies op het gebied van volksontwikkelingswerk
Periode: 1973–1988
Grondslag: Regeling Rijksinspectie jeugdzaken en volksontwikkelingswerk (Stcrt. 1973, 52), art. 3
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het adviseren van de minister omtrent ontwikkelingen op het gebied van volksontwikkelingswerk
Periode: 1973–1988
Grondslag: Regeling Rijksinspectie jeugdzaken en volksontwikkelingswerk (Stcrt. 1973, 52), art. 3
Waardering: B 1
Actor Inspectie Jeugdhulpverlening en Taakvoorgangers
Handeling: Het incidenteel verslag uitbrengen over het toezicht op en de kwaliteit van de uitvoering van de jeugdhulpverlening
Periode: 1945–
Grondslag: Rijksregeling voor de subsidiëring van kampen en internaten voor sociale jeugdzorg (Stcrt. 1954, 247) art. 31;
Subsidieregeling van bijzondere kampen en internaten voor sociale jeugdzorg en voor organisaties, optredend als adviserende instantie (Stcrt. 1960, 181) art. 39;
Regeling Rijksinspectie jeugdzaken en volksontwikkelingswerk (Stcrt. 1973, 52);
Besluit instelling inspectie jeugdhulpverlening (Stcrt. 1988, 109) art. 3; Wet Jhv art. 54 lid 2
Waardering: B 3
Handeling: Het opstellen van een jaarverslag over de kwaliteit van de uitvoering van de jeugdhulpverlening
Periode: 1945–
Grondslag: Regeling Rijksinspectie jeugdzaken en volksontwikkelingswerk (Stcrt. 1973, 52);
Besluit instelling inspectie jeugdhulpverlening (Stcrt. 1988, 109) art 4; Wet Jhv art. 54 lid 3
Waardering: B 3
Overlegorganen op het beleidsterrein van Welzijn
Harmonisatieraad Welzijnsbeleid (Voorlopig college van advies en bijstand voor harmonisatie van beleid en wetgeving op het terrein van het specifieke welzijn)
Handeling: Het signaleren van en adviseren over knelpunten in de harmonisatie van het beleid en wetgeving op het terrein van het specifieke welzijn ofwel het sociaal en cultureel beleid
Periode: 1976–1989
Grondslag: instellingsbesluit (Stb. 1976, 12) art. 3; gewijzigd (Stb. 1984, 696)
Waardering: B 1
Handeling: Het aan de regering schriftelijk verslagleggen over haar werkzaamheden
Periode: 1976–1989
Grondslag: instellingsbesluit (Stb. 1976, 12) art. 14
Waardering: B 3
Handeling: vervallen
Beraadsgroep harmonisatie welzijnsbeleid en welzijnswetgeving
Handeling: Het voorbereiden van een nota aan de Staten-Generaal over optredende knelpunten bij de harmonisatie van het welzijnsbeleid en de welzijnswetgeving (Knelpuntennota)
Periode: 1973–1974
Waardering: B 1
Commissie van advies inzake het democratisch en doelmatig functioneren van gesubsidieerde instellingen (Commissie Van der Burg)
Handeling: Het adviseren van de minister van Welzijn over het democratisch en doelmatig functioneren van gesubsidieerde instellingen
Periode: 1974–1977
Waardering: B 1
Commissie Herziening Subsidiebeschikkingen (Commissie-Van Poelje)
Handeling: Het toetsen van bezwaren tegen de hoogte van de financiële bijdrage van het Rijk zoals aangetekend door lagere overheidsinstellingen
Periode: ca. 1977–
Waardering: V, 10 jaar
Interdepartementale Stuurgroep democratisch en doelmatig functioneren van gesubsidieerde instellingen
Handeling: Het doen van voorstellen aan de regering over maatregelen die het democratisch en doelmatig functioneren van gesubsidieerde instellingen bevorderen
Periode: 1979
Waardering: B 1
Stuurgroep Ontwikkelingsprojecten
Handeling: Het voorbereiden en organiseren van ontwikkelingsprojecten
Periode: 1977–1990
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het rapporteren en adviseren aan B en W over de voorbereiding en organisatie van ontwikkelingsprojecten
Periode: 1977–1990
Waardering: B 1
Opmerking: het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over de opzet en uitvoering van een breed samenhangend lokaal meerjarenwelzijnsplan gebeurde in de Projectgroepen ten behoeve van het bestuurlijk experiment Kaderwet specifiek welzijn (1977–1981)
Handeling: Het adviseren aan B en W over de werking van het systeem zoals neergelegd in de Kaderwet specifiek welzijn (Stb. 1982, 539) aan de hand van de in de ontwikkelingsprojecten opgedane ervaringen
Periode: 1977–1990
Waardering: B 1
Opmerking: het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over de opzet en uitvoering van een breed samenhangend lokaal meerjarenwelzijnsplan gebeurde in de Projectgroepen ten behoeve van het bestuurlijk experiment Kaderwet specifiek welzijn (1977–1981)
Programmeringscollege voor onderzoek en studie op het terrein van de maatschappelijke dienstverlening en haar raakvlakken
Handeling: Het voorbereiden en opstellen van programma’s ten behoeve van onderzoek en studie op het terrein van de maatschappelijke dienstverlening en haar raakvlakken
Periode: 1978–
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van de minister omtrent de programma’s ten behoeve van onderzoek en studie op het terrein van de maatschappelijke dienstverlening en haar raakvlakken
Periode: 1978–
Waardering: B 1
Interdepartementale commissie vrijwilligersbeleid
Handeling: Het voorbereiden van een regeringsnota inzake het vrijwilligersbeleid
Periode: 1979–
Waardering: B 1
Gestructureerd overleg sociaal-cultureel werk
Handeling: Het doen van voorstellen omtrent het gevoerde en te voeren beleid inzake de Rijksbijdrageregeling sociaal-cultureel werk (RSCW)
Periode: 1980–ca. 1987
Waardering: B 1
Gestructureerd overleg rijksbijdrageregeling maatschappelijke dienstverlening fase I
Handeling: Het doen van voorstellen omtrent het gevoerde en te voeren beleid inzake de Rijksbijdrageregeling maatschappelijke dienstverlening fase I (RMD-I)
Periode: 1981–ca. 1987
Waardering: B 1
Commissie herstructurering landelijke organisaties welzijnsbeleid
Handeling: Het adviseren van de minister over een herstructurering van landelijke organisaties werkzaam op het welzijnsgebied
Periode: 1982–ca. 1984
Waardering: B 3
Handeling: Het rapporteren aan de minister van Welzijn over een herstructurering van landelijke organisaties werkzaam op het welzijnsgebied
Periode: 1982–ca. 1984
Waardering: B 2
Interdepartementale Commissie Bijzonder Regionaal Welzijnsbeleid
Handeling: Het adviseren van de ministers omtrent de voorbereiding en de uitvoering van het Bijzonder Regionaal Welzijnsbeleid
Periode: 1960 / 1968–
Waardering: B 3
Opmerking: deze commissie is een samenvoeging van de Interdepartementale Werkgroep / Commissie Ontwikkelingsgebieden / Probleemgebieden (ingesteld in 1953/1959/1960) en de Commissie voor Gebieden met Bijzondere Structuurveranderingen (ingesteld in 1964)
Landelijke Stuurgroep BRW-experiment Leefbaarheid Kleine Kernen
Handeling: Het begeleiden van het experiment in het kader van Bijzonder Regionaal Welzijnsbeleid met betrekking tot de leefbaarheid in kleine kernen
Periode: 1980–
Waardering: B 1
ALGEMEEN MAATSCHAPPELIJK WERK, MAATSCHAPPELIJKE OPVANG EN OPBOUWWERK
Adviescommissie opleidingseisen bij subsidiëring algemeen maatschappelijk werk
Handeling: Het adviseren van de minister omtrent de toepassing van de Regeling ten aanzien van de opleidingseisen, de salarismaxima en de minima en maxima van apparaatskosten, geldend bij de subsidiëring van het uitvoerend algemeen maatschappelijk werk (Stcrt. 1956, 55)
Periode: 1956–1962
Waardering: B 3
Commissie vraagstukken subsidiëring algemeen maatschappelijk werk
Handeling: Het adviseren van de minister omtrent vraagstukken in verband met de subsidiëring van het maatschappelijk werk
Periode: 1956–
Waardering: B 1
Begeleidingscommissie ontwikkelingsprojecten in het kader van het opbouwwerk in bijzondere situaties
Handeling: Het adviseren van de minister Over het instellen en evalueren van ontwikkelingsprojecten in het kader van het opbouwwerk in bijzondere situaties
Periode: 1970–
Waardering: B 1
Commissie aangelegenheden organen van samenwerking voor het maatschappelijk werk op levensbeschouwelijke of algemene grondslag
Handeling: Het adviseren van de minister over vraagstukken van structurele aard, welke betrekking hebben op het tot ontwikkeling brengen van de kernfuncties ‘bedrijfsvoering maatschappelijke dienstverlening’ en ‘bijdragen tot de doeleinden van de samenlevingsopbouw’
Periode: 1970–
Waardering: B 1
Begeleidingscommissie voor functie F2
Handeling: Het volgen van de ontwikkelingen van de F2-functie i.s.m. het Nederlandse Instituut voor Maatschappelijke Opbouw
Periode: 1975–
Waardering: B 2, 5
Opmerking: ‘F2-functie’, zoals bedoeld in de richtlijnen voor de subsidiëring van kaders ter vervulling van de kernfunctie, is: ‘bijdragen tot de doeleinden van de samenlevingsopbouw vanuit levens- en/of wereldbeschouwelijke groepen’
Handeling: Het vaststellen van de procedure m.b.t. onderzoek, rapportage en evaluatie van de F2-functie i.s.m. het Nederlandse Instituut voor Maatschappelijke Opbouw
Periode: 1975–
Waardering: B 2
Bijsturingscommissie Rijkssubsidieregeling jeugd- en jongerenwerk en Rijkssubsidieregeling samenlevingsopbouw
Handeling: Het adviseren van de minister over zaken betreffende de Rijkssubsidieregeling jeugd- en jongerenwerk en de rijkssubsidieregeling samenlevingsopbouw
Periode: 1972–ca. 1980
Waardering: B 1
Handeling: Het bevorderen van overleg tussen de overheden en het particulier initiatief betrokken bij de subsidieregeling jeugd- en jongerenwerk en de subsidieregeling samenlevingsopbouw
Periode: 1972–ca. 1980
Waardering: V, 10 jaar
Gestructureerd Overleg Maatschappelijke Opvang
Handeling: Het door middel van beraad ontwikkelen van een samenhangend beleid
Periode: 1989–
Waardering: B 1
Handeling: Het formuleren van de uitgangspunten en doeleinden voor emancipatiefacetbeleid binnen WVC
Periode: 1979 / 1984–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het adviseren van de minister van Welzijn over het Emancipatiefacetbeleid binnen WVC
Periode: 1979 / 1984–
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van interdepartementaal overleg m.b.t. het Emancipatiefacetbeleid binnen WVC
Periode: 1979 / 1984–
Waardering: V, 10 jaar
Intern gerichte Commissie Emancipatie
Handeling: Het stimuleren van het emancipatiebeleid m.b.t. het personeel van WVC
Periode: 1979 / 1984–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het inventariseren van knelpunten op het emancipatiebeleid
Periode: 1979 / 1984–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het beslissen op beroepschriften bij geschillen tussen werkgever en werknemer
Periode: 1967–
Waardering: V, 10 jaar
Raad voor de Jeugdvorming / Raad voor het Jeugdbeleid
Handeling: Het adviseren van de minister(s) over de vorming van de jeugd buiten school verband, sedert 1980 het jeugdbeleid, en aanverwante onderwerpen
Periode: 1954–1980
Grondslag: Wet op de Raad voor de Jeugdvorming (Stb. 1954, 212) art. 2; vervangen Wet op de Raad voor het Jeugdbeleid (Stb. 1979, 524) art. 2;
Algemene regeling voor kampen en internaten voor sociale jeugdzorg (Stcrt. 1960,181) art. 31.
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van de minister over bezwaarschriften die zijn ingediend tegen beslissing van de minister
Periode: 1954–1980
Grondslag: Rijksregeling voor de subsidiering van kampen en internaten voor sociale jeugdzorg (Stcrt. 1954, 247) art. 32; vervangen (Stcrt. 1960, 181) art. 5, 42.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het aan de minister schriftelijk verslagleggen over haar werkzaamheden
Periode: 1954–1980
Grondslag: Wet op de Raad voor de Jeugdvorming (Stb. 1954, 212) art. 11; vervangen Wet op de Raad voor het Jeugdbeleid (Stb. 1979, 524) art. 12.
Waardering: B 3
Handeling: Het jaarlijks aan de minister verslag doen over zijn werkzaamheden
Periode: 1954–
Waardering: B 3
Handeling: Het adviseren van de minister over de vorming van de jeugd buiten schoolverband
Periode: 1954–
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van de regering over het jeugdbeleid
Periode: 1980–
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren over belangrijke maatregelen op het gebied van jeugdbeleid welke de minister van plan is te treffen of te bevorderen
Periode: 1980–1995
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van de ministers over de voorzieningen betreffende de jeugdzorg
Periode: 1947–ca. 1950
Waardering: B 1
Commissie bijzonder jeugdwerk in internaatsverband
Handeling: Het doen van voorstellen aan de minister omtrent maatregelen m.b.t. het bijzonder jeugdwerk in internaatsverband
Periode: 1969–1979
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van de minister over aangelegenheden m.b.t. het bijzonder jeugdwerk in internaatsverband
Periode: 1969–1979
Waardering: B 1
Gemengde interdepartementale werkgroep jeugdwelzijnsbeleid (Commissie-Mik)
Handeling: Het adviseren over uitgangspunten en doelstellingen van de jeugdhulpverlening aan jongeren en een daarop afgestemd samenhangend jeugdwelzijnsbeleid;
Periode: 1974–1977
Waardering: B 1
Handeling Het formuleren van criteria waaraan experimenten ter zake moeten voldoen en het volgen en evalueren van deze experimenten
Periode: 1974–1977
Waardering: B 1
Projectenbegeleidingscommissie
Handeling: Het begeleiden en evalueren van de in het kader van de GIWJ gesubsidieerde praktijk-experimenten (ontwikkelingsprojecten) en het rapporteren daarover
Periode: 1977–1979
Waardering: B 2
Interdepartementale Werkgroep Residentiële Voorzieningen voor jeugdigen
Handeling: Het adviseren van de ministers over het afstemmen en implementeren van beleid aangaande residentiële en semi-residentiële voorzieningen voor hulpverlening aan jeugdigen
Periode: 1978–1984
Waardering: B 1
Interdepartementale Werkgroep Ambulante en Preventieve Voorzieningen voor hulpverlening aan jeugdigen
Handeling: Het adviseren van de ministers over het afstemmen en implementeren van beleid aangaande ambulante en preventieve voorzieningen voor hulpverlening aan jeugdigen
Periode: 1979–1984
Waardering: B 1
Tijdelijk gestructureerd overleg jeugdhulpverlening overkoepelende particuliere organisaties
Handeling: Het adviseren van de ministers over het ontwikkelen van een samenhangend gedecentraliseerd beleid op het gebied van de ambulante en (semi-)residentiële jeugdhulpverlening
Periode: 1981–
Waardering: B 1
Tijdelijk gestructureerd overleg jeugdhulpverlening andere overheidsniveaus
Handeling: Het adviseren van de ministers over het ontwikkelen van een samenhangend gedecentraliseerd beleid op het gebied van de ambulante en (semi-)residentiële jeugdhulpverlening
Periode: 1981–
Waardering: B 1
Interdepartementale Stuurgroep Jeugdvragen (1968–1982) / Interdepartementale Stuurgroep Jeugdbeleid (1982–1987)
Handeling: Het adviseren over de coördinatie van het jeugdbeleid
Periode: 1968–1987
Waardering: B 1
Handeling: Het jaarlijks rapporteren over haar werkzaamheden
Periode: 1968–1987
Waardering: B 3
Commissie intersectoraal jeugdbeleid
Handeling: Het adviseren over de procedurele afstemming van het beleid op intersectorale beleidsterreinen m.b.t. jeugdigen
Periode: 1987–1990
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van periodieke rapportages over de voortgang van het intersectoraal jeugdbeleid aan de Tweede Kamer
Periode: 1987–1990
Waardering: B 3
Handeling: Het bevorderen van de voorbereiding en afstemming van adviesaanvragen aan de Raad voor het Jeugdbeleid en andere adviesorganen
Periode: 1987–1990
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het adviseren over intersectoraal jeugdonderzoek
Periode: 1987–1990
Waardering: B 1
Commissie herordening landelijke functies met betrekking tot het jeugdbeleid
Handeling: Het adviseren aan de staatssecretaris over de concept AMvB Regeling rijksbeleid sociaal-cultureel werk
Periode: 1982–
Waardering: B 1
Begeleidingscommissie jongeren-bouwen-voor-jongeren
Handeling: Het adviseren van de minister over subsidie-aanvragen in het kader van jongeren-bouwen-voor-jongeren en over realisering van bouwprojecten van jongeren-bouwen-voor-jongeren
Periode: 1984/1988–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het adviseren van subsidie-ontvangers over problemen bij de uitvoering
Periode: 1984/1988–
Waardering: V, 10 jaar
Gestructureerd overleg jeugdbeleid particuliere organisaties
Handeling: Het ontwikkelen van een samenhangend jeugdbeleid
Periode: 1988–
Waardering: B 1
Commissie Mondiale Aktiviteiten Jeugdbeleid
Handeling: Het adviseren over het programma Holland World Youth als bedoeld in het Rijksplan Welzijnswet 1991
Periode: 1990–1993
Waardering: B 1
Interdepartementale Werkgroep Integrale Inspectie Jeugdhulpverlening
Handeling: Het adviseren over het ontwikkelen van een geïntegreerde inspectie jeugdhulpverlening en jeugdbescherming
Periode: 1991–1991
Waardering: B 4
Handeling: Het doen van onderzoek naar mogelijkheden van samenwerking binnen het brede verband van de jeugdzorg en het doen van voorstellen hieromtrent
Periode: 1950–1952
Waardering: B 1
Interdepartementale Commissie voor Jeugdzaken
Handeling: Het doorlichten van het kamp- en internaatswerk en het adviseren hierover
Periode: 1968
Waardering: B 1
Begeleidingscommissie proef vertrouwensarts kindermishandeling
Handeling: Het begeleiden van de proef vertrouwensarts kindermishandeling
Periode: 1972–1987
Waardering: B 5
Werkgroep Protocollair Handelen
Handeling: Het opstellen van een werkprotocol voor vertrouwensartsen kindermishandeling
Periode: 1986–1988
Waardering: B 5
Adviescommissie bevoegdheden vertrouwensartsen kindermishandeling
Handeling: Het adviseren van de minister omtrent de vraag of er behoefte bestaat aan een wettelijke regeling van de bevoegdheden en positie van de bureaus vertrouwensartsen kindermishandeling
Periode: 1987–1992
Waardering: B 1
Werkgroep meldpunt kindermishandeling
Handeling: Het begeleiden van het vormgeven van een meldpunt voor vermoedens van kindermishandeling op provinciaal niveau
Periode: 1994–1995
Waardering: B 5
VORMINGS- EN ONTWIKKELINGSWERK
Commissie Vormings- en Ontwikkelingswerk voor Volwassenen
Handeling: Het adviseren van de minister over de subsidiëring van het vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen
Periode: 1970–
Waardering: B 1
Handeling: Het onderzoeken hoe de opname van Molukkers in de Nederlandse samenleving gerealiseerd kon worden
Periode: 1957–1959
Waardering: B 1
Handeling: Het bijstaan van de minister bij de uitwerking van bepaalde richtlijnen over de opname van Molukkers in de Nederlandse samenleving
Periode: 1963–
Waardering: B 1
Commissie Welzijn Ambonezen / Molukkers (1969–1976) / Inspraakorgaan Welzijn Molukkers (1976– )
Handeling: Het adviseren van de minister over het welzijnsbeleid ten aanzien van Molukkers
Periode: 1969–
Waardering: B 1
Adviescommissie onderzoek positie culturele minderheden in de Nederlandse samenleving
Handeling: Het opzetten van een programma van onderzoek ten aanzien van de positie van culturele minderheden in de Nederlandse samenleving
Periode: 1978–1982
Waardering: B 5
Handeling: Het adviseren van de minister over de resultaten van het onderzoek
Periode: 1978–1982
Waardering: B 1
Commissie voor Contact en Overleg inzake welzijnsbeleid t.b.v. het welzijnsbeleid buitenlandse werknemers en hun familie
Handeling: Het adviseren over het bevorderen van activiteiten bij categoriale en algemene instellingen, gericht op het welzijn van buitenlandse werknemers en hun familie
Periode: 1980–1986
Waardering: B 1
Werkgroep religieuze voorzieningen minderheden
Handeling: Het adviseren van de minister over de wenselijkheid van overheidssteun ten behoeve van ruimtelijke voorzieningen voor religieuze groeperingen onder de minderheden
Periode: 1982–
Waardering: B 1
Commissie ter bevordering van de doelmatigheid van minderhedenorganisaties (Commissie Van Es)
Handeling: Het adviseren over mogelijkheden ter verhoging van de doelmatigheid van landelijke minderhedenorganisaties
Periode: 1991–1992
Waardering: B 1
Commissie ter bevordering van de totstandkoming van nieuw te vormen landelijke minderhedenorganisatie (Commissie Bandell)
Handeling: Het adviseren over de contouren van de inrichting van de steunfunctie
Periode: 1994–1995
Waardering: B 1
Raad tot Herstel van Arbeidsgeschiktheid (1946–1954) / Raad voor de Revalidatie (1954–1968) / Interdepartementale Stuurgroep Revalidatiebeleid (1968–1986) / Interdepartementale Stuurgroep Gehandicaptenbeleid (1986–1995) / Interdepartementale commissie voor Samenhangend en Gecoördineerd beleid voor mensen met een handicap en/of chronische ziekte (1996– )
Handeling: Het adviseren van de regering over vraagstukken betreffende het herstel van arbeidsgeschiktheid voor mindervaliden
Periode: 1946–1954
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van de ministers over het treffen van voorzieningen op medisch sociaal gebied voor lichamelijk of geestelijk gehandicapten, en hoe de samenwerking met het particulier initiatief te bevorderen
Periode: 1954–1970
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren over de coördinatie van maatregelen en voorzieningen op het gebied van de revalidatie van lichamelijke en geestelijke gehandicapten
Periode: 1970–
Waardering: B 1
Centraal Coördinatiepunt voor de bevordering van de Toegankelijkheid (in fysieke zin)
Handeling: Het adviseren aan de Interdepartementale Stuurgroep Gehandicaptenbeleid over maatregelen en de coördinatie van toegankelijkheidsbevordering voor gehandicapten
Periode: 1980–1995
Waardering: B 1
Commissie voor Contact en Overleg inzake de Werkzaamheden van Dagverblijven voor Gehandicapten
Handeling: Het adviseren over de aard en samenstelling van uitvoerend werk in dagverblijven voor gehandicapten
Periode: 1965–
Waardering: B 1
Werkgroep Gehandicaptenorganisaties
Handeling: Het adviseren van de minister over de wijze waarop gehandicapten kunnen participeren in beleidsvoorbereiding
Periode: 1974–1976
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van de minister over de taak, plaats en functie van
belangenverenigingen van lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten (zie Stcrt. 1976, 107)
Periode: 1974–1976
Waardering: B 1
Landelijk comité ter begeleiding van de Nederlandse ontwikkelingsprojecten in het kader van het EG-actieprogramma ten behoeve van de sociale en economische integratie van gehandicapten
Handeling: Het adviseren van de ontwikkelingsprojecten in de regio Dordrecht en Noord-Limburg, en hierover verslag doen aan de minister
Periode: 1984
Waardering: B 1
Gestructureerd overleg gehandicaptenbeleid WVC
Handeling: Het ontwikkelen van een samenhangend gehandicaptenbeleid
Periode: 1989–
Waardering: B 1
Interdepartementale Stuurgroep Zwakzinnigenzorg (1975–1978) / Stuurgroep Planning Zwakzinnigenzorg (1978– )
Handeling: Het doen van voorstellen m.b.t. het beleid voor voorzieningen voor zwakzinnigen
Periode: 1975–
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden en realiseren van ontwikkelingsprojecten en onderzoeken
Periode: 1975–
Waardering: B 1
Rijksdienst voor de Lichamelijke Opvoeding en de Sport
Handeling: Het coördineren van te treffen maatregelen en voorzieningen op het gebied van de lichamelijke opvoeding en sport
Periode: 1945–1946
Waardering: B 1
Interdepartementale Werkgroep Lichamelijke Vorming en Sport
Handeling: Het adviseren over het sportbeleid en over bestudeerde vraagstukken m.b.t. het sportbeleid
Periode: 1970–
Waardering: B 1
Commissie van Advies inzake Sportieve Recreatie
Handeling: Het adviseren van de minister inzake de besteding van begrotingsgelden en het beleid t.a.v. de sportieve recreatie
Periode: 1974–
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen van een jaarlijks verslag over de uitgevoerde werkzaamheden
Periode: 1974–
Waardering: B 3
Commissie van Advies inzake het Sporttechnisch Kader
Handeling: Het adviseren van de minister inzake de besteding van begrotingsgelden en het beleid t.a.v. het sporttechnisch kader
Periode: 1974–1976
Waardering: B 1
Centraal Orgaan inzake Bepalingen en Examenprogramma’s Zwemdiploma’s
Handeling: Het doen van voorstellen aan de ministers over het wijzigen van bepalingen en examenprogramma’s zwemdiploma’s, en de uitvoering daarvan
Periode: 1976–1979
Waardering: B 1
Handeling: Het doen van voorstellen inzake het verstrekken van zwemdiploma’s
Periode: 1976–1979
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het beslissen in geschillen terzake het diploma-zwemmen
Periode: 1976–1979
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het adviseren van de partners binnen het NSO over het te voeren sportbeleid
Periode: 1978–
Waardering: B 1
Permanent Overheden Overleg op het gebied van de Sport
Handeling: Het voorbereiden van het overheidsbeleid inzake sport en de onderwerpen die in het NSO aan de orde komen
Periode: 1978–
Waardering: B 1
Beraadsgroep Professionaliseringsvraagstukken in de Sport
Handeling: Het adviseren van de minister, het NSO, de partners binnen het NSO en andere organisaties werkzaam op het gebied van de sport over het beleid t.a.v. het professionaliseringsproces in de sport, arbeidsvoorwaarden van het beroepskader in de sport en invulling van werkgelegenheidsplannen op het gebied van de sport
Periode: 1982–1986
Waardering: B 1
Commissie Veiligheid Motorcircuits
Handeling: Het adviseren van de minister over een vergunningensysteem m.b.t. het organiseren van veilige motorsportevenementen
Periode: 1982–
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van de minister omtrent de instelling van een commissie van advies en toezicht, de totstandkoming van permanente racecircuits en eventuele te nemen wettelijke stappen hieromtrent
Periode: 1982–
Waardering: B 1
Interdepartementale Werkgroep Olympische Spelen 1992
Handeling: Het onderzoeken van de wenselijkheid en haalbaarheid van het houden van de
Olympische Spelen in Nederland in 1992
Periode: 1984
Waardering: B 1
Raad van Beheer Financieel-Economische Werkgroep Olympische Spelen 1992
Handeling: Het onderzoeken van de financiële consequenties voor de kandidatuur voor het houden van de Olympische Spelen in Nederland in 1992
Periode: 1984–1985
Waardering: B 1
Beraadsgroep Sportmedisch Beleid
Handeling: Het adviseren van de minister over het sportmedisch beleid
Periode: 1987–1991
Waardering: B 3
Stuurgroep Koninkrijksspelen voor de jeugd
Handeling: Het organiseren van de Koninkrijksspelen voor de jeugd (Aruba, juli 1995)
Periode: 1995
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verslag uitbrengen aan de minister over de Koninkrijksspelen voor de jeugd
Periode: 1995
Waardering: B 3
Stuurgroep Sport, Tolerance and Fair Play
Handeling: Het voorbereiden van een actieplan Sport, Tolerance and Fair Play 1996–2000
Periode: 1996–1998
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van de minister betreffende het actieplan Sport, Tolerance and Fair Play 1996–2000
Periode: 1996–1998
Waardering: B 1
Projectgroep Jeugd in Beweging
Handeling: Het inventariseren van bestaande projecten en experimenten op het terrein van sport, jeugd en lichamelijke opvoeding
Periode: 1996–2000
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen van een Plan van Aanpak en een landelijke campagne Jeugd in Beweging en het begeleiden van de uitvoering daarvan
Periode: 1996–2000
Waardering: B 1
Handeling: Het ontwikkelen van voorstellen betreffende het te voeren beleid
Periode: 1996–2000
Waardering: B 1
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2004-35-p19-SC63762.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.