Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit secretaris-generaal SZW 2004

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 februari 2004, nr. BSG/04/8524, houdende toedeling van taken en doorverlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden aan onder de secretaris-generaal ressorterende functionarissen (Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit secretaris-generaal SZW 2004)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 4, vierde lid, aanhef en onder a, en 22, eerste lid, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2004;

Besluit:

§ 1

Begripsbepaling

Artikel 1

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. directie: een van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2;

b. directeur: een functionaris die leiding geeft aan een directie.

§ 2

Organisatie

Artikel 2

Onder de secretaris-generaal ressorteren:

a. het Agentschap SZW;

b. de directie Financieel-Economische Zaken;

c. de directie Uitvoeringsbeleid;

d. de directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden.

§ 3

Verantwoordelijkheden directeuren

Artikel 3

Elk van de directeuren is verantwoordelijk voor:

a. het leiding geven aan de eigen directie;

b. het door tussenkomst van de secretaris-generaal adviseren van de bewindspersonen ten aanzien van het werkterrein van de eigen directie en het attenderen van hen op politiek of maatschappelijk gevoelige aspecten;

c. het coördineren van de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de eigen directie met de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de andere onderdelen van het ministerie en van andere ministeries;

d. het zorgdragen voor een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering, met uitzondering van de vaststelling van de formatie, voor periodieke evaluatie daarvan en voor planning en bewaking van de productie van de eigen directie;

e. de personeelsaangelegenheden van de onder elk van hen ressorterende functionarissen, voor zover dit niet ingevolge artikel 4, vierde lid, onder d tot en met g, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2004 is voorbehouden aan de secretaris-generaal;

f. het zorgdragen voor de administratieve en financiële afhandeling van de uitvoering van de eigen personeelsaangelegenheden, voor zover deze niet is opgedragen aan anderen zoals de directie Personeel, Organisatie en Informatie, de directie Financieel-Economische Zaken, de directie Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering en de Stichting Pensioenfonds ABP;

g. het op orde hebben van de administratieve organisatie en informatiebeveiliging;

h. het formuleren en uitvoeren van jaarplannen voor de eigen directie binnen de door de secretaris-generaal vastgestelde uitgangspunten;

i. het rapporteren aan de secretaris-generaal over de uitvoering van de jaarplannen betreffende de eigen directie;

j. het, na overeenstemming daarover met de secretaris-generaal, aanwijzen van een plaatsvervangend directeur;

k. het zorgdragen voor de vastlegging van de organisatie van de eigen directie en de daarbinnen geldende mandaten, volmachten en machtigingen in een Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit voor de eigen directie;

l. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op gedragingen van de onder hen ressorterende functionarissen.

m. het dynamisch archiefbeheer van zijn directie, te weten postbehandeling, registratie, voortgang- en afdoeningsbewaking, dossierbeheer, informatievoorziening, selectie, vernietiging en overdracht aan de directie Algemene Zaken, alsmede het opstellen, vaststellen en onderhouden van het ordeningsplan van de directie.

Artikel 4

a. Het Agentschap SZW is belast met de uitvoering van door de minister vastgestelde subsidieregelingen op het terrein van het Europees Sociaal Fonds.

b. Het Agentschap SZW kan ook belast worden met de uitvoering van overige door de minister vastgestelde regelingen op het terrein van werk en inkomen.

c. Het Agentschap SZW kan, na instemming van de secretaris-generaal, andere dan in dit artikel bedoelde diensten verrichten.

d. Het Agentschap SZW is belast met de behandeling van bezwaar- en beroepszaken welke voortvloeien uit de uitvoering van de subsidieregelingen, bedoeld in het eerste lid.

e. De directeur van het Agentschap SZW is verantwoordelijk voor de werkgeversverplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden ten aanzien van het Agentschap SZW, voor zover het niet gaat om centraal georganiseerde werkgeversverplichtingen als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, onder b, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2004.

Artikel 5

De directie Financieel-Economische Zaken is verantwoordelijk voor:

a. het verrichten van taken ten aanzien van de departementale begroting, het departementale financiële beheer, de financiële administraties en informatiesystemen en de departementale jaarverantwoording als omschreven in de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende regelgeving. De coördinerende taken ten aanzien van het begrotingsproces strekken zich ook uit tot de premiegefinancierde uitgaven in de budgetdisciplinesector sociale zekerheid en arbeidsmarkt;

b. het vervullen van de concerncontrollersrol van het ministerie en het daarmee samenhangende toezicht op een doelmatige en doeltreffende (financiële) bedrijfsvoering van het departement;

c. het beoordelen van beleidsvoornemens en de daaruit voortvloeiende advisering van de beleidsdirecties, de directeuren-generaal, de inspecteur-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de secretaris-generaal en de bewindspersonen vanuit de optiek van doelmatigheid, doeltreffendheid, budgettaire inpasbaarheid, bekostigings- en financieringssystematiek en ordelijk financieel beheer;

d. het verzorgen van ramingen met betrekking tot de beleidsterreinen van het ministerie en voor het regisseren, verkrijgen en beheren van de beleidsinformatie voor de ramingen en de kabinetsdoelstelling ‘Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording’;

e. het coördineren van het verkeer met de Algemene Rekenkamer.

Artikel 6

De directie Uitvoeringsbeleid is verantwoordelijk voor:

a. het aansturen van de uitvoeringsorganisaties ten einde een doeltreffende, doelmatige, rechtmatige, kwalitatief hoogwaardige en klantgerichte uitvoering van het beleid van het ministerie op het terrein van werk en inkomen te bereiken;

b. het communiceren van de doelstellingen van beleid richting de uitvoering en zorgen dat de ervaringen van de uitvoering hun geëigende rol spelen bij het beleidsproces, zodat kennis van het uitvoeringsproces ten dienste wordt gesteld van de beleidsontwikkeling;

c. het scheppen van voorwaarden en creëren van kaders voor een succesvolle inzet van informatie- en communicatietechnologie in de sociale zekerheid;

d. het coördineren en monitoren van het departementsbrede opsporingsbeleid en het daartoe fungeren als centraal aanspreekpunt voor het Openbaar Ministerie als het gaat om beleidsmatige aangelegenheden.

Artikel 7

De directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden is verantwoordelijk voor:

a. het bevorderen van de kwaliteit van wet- en regelgeving en van het bestuurlijk en juridisch handelen van het ministerie;

b. het behandelen van wetgevende, bestuurlijke en juridische aspecten van departements- en rijksbrede onderwerpen;

c. het adviseren over het gebruik van het instrument regelgeving en het ontwerpen van de teksten van alle wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen op het terrein van het ministerie;

d. het adviseren over en behandelen van bestuurlijke aangelegenheden op het terrein van het ministerie;

e. het adviseren over en behandelen van juridische vraagstukken op het terrein van het ministerie, waaronder aangelegenheden met betrekking tot de Wet openbaarheid van bestuur, bezwaar- en beroepszaken, voor zover deze niet onder de verantwoordelijkheid van een ander organisatieonderdeel van het ministerie vallen en met uitzondering van het nemen van beslissingen in bezwaar- en beroepsprocedures;

f. het bijdragen aan de totstandkoming en implementatie van internationale verdragen respectievelijk regelingen, het toetsen van nationale (ontwerp)regelgeving aan het internationale recht en het behandelen van internationale procedures.

§ 4

Bevoegdheden directeuren

Artikel 8

1. Elk van de directeuren is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, overeenkomsten aan te gaan en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met de taken en verantwoordelijkheden van zijn directie, tenzij deze zijn voorbehouden aan een bewindspersoon, de secretaris-generaal of de plaatsvervangend secretaris-generaal, dan wel ingevolge artikel 10 onder de bevoegdheid van een andere directeur vallen.

2. Aan elke directeur wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op:

a. de in artikel 3, onder e, genoemde personeelsaangelegenheden;

b. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze klachten betrekking hebben op gedragingen van de onder elk van hen ressorterende functionarissen.

3. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat de bevoegdheid tot hetverlenen en vaststellen van subsidies, voor zover het de uitvoering betreft van regelingen op zijn werkterrein.

4. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid om overeenkomsten aan te gaan is voor de directeuren van de directies, genoemd in artikel 2, onder b tot en met d, beperkt tot overeenkomsten met een waarde van ten hoogste € 20.000,– per overeenkomst, met dien verstande dat de volgende overeenkomsten mogen worden aangegaan tot een waarde van € 500.000,– per overeenkomst:

a. overeenkomsten welke gebaseerd zijn op een mantelovereenkomst;

b. overeenkomsten voor het opleiden van medewerkers van de directie;

c. overeenkomsten voor het inhuren van personeel voor de uitvoering van werkzaamheden die onder de directe verantwoordelijkheid van het departementale management worden verricht;

d. arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht;

e. overeenkomsten met betrekking tot raden en commissies;

f. overeenkomsten met betrekking tot onderzoek;

g. overeenkomsten met betrekking tot incidentele beleidsinformatievoorziening, met uitzondering van overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek;

h. overeenkomsten als bedoeld in artikel 10.

Artikel 9

1. De directeur van het Agentschap SZW is bevoegd om besluiten te nemen over en stukken vast te stellen en te ondertekenen met betrekking tot:

a. het uitvoeren van bekostigingsactiviteiten die verband houden met de toekenning en de verrekening van subsidies, voorschotten en budgetten aan uitvoerende instellingen in het kader van subsidieregelingen waarvan de uitvoering aan het Agentschap SZW is opgedragen;

b. beslissingen in bezwaarprocedures en beroepsprocedures, voor zover betrekking hebbend op de taken van het Agentschap SZW, met uitzondering van de beslissing op een beroepschrift.

2. De directeur van het Agentschap SZW is bevoegd tot het afsluiten van:

a. overeenkomsten met betrekking tot meerjarige, structurele beleidsinformatievoorziening, na afstemming met de directeur Financieel-Economische Zaken;

b. overeenkomsten met betrekking tot systeemontwikkeling, licenties, functioneel beheer en onderhoud van applicaties van voorlichtings- en documentatiesystemen;

c. overeenkomsten met betrekking tot de productie en distributie van voorlichtingsmateriaal voor zover het betreft de voorlichting over de door het Agentschap SZW uit te voeren subsidieprogramma’s aan doelgroepen en publiek, na afstemming met de directeur Communicatie;

d. overeenkomsten met betrekking tot systeemontwikkeling, licenties, functioneel beheer en onderhoud van applicaties van geautomatiseerde informatie- en salarissystemen, systeemontwikkeling en licenties, mits er gebleven wordt binnen de door de (plaatsvervangend) secretaris-generaal te stellen kaders;

e. overeenkomsten met betrekking tot de technische infrastructuur, de hardware, de kantoorautomatiseringssoftware, de datacommunicatievoorzieningen, de huisvesting, facilitaire voorzieningen en het technisch beheer van geautomatiseerde systemen voor zover geen gebruik wordt gemaakt van de departementale infrastructuur en er geen sprake is van huisvesting in een gebouw waar tevens andere organisatieonderdelen van het ministerie, die niet ressorteren onder de inspecteur-generaal, zijn gehuisvest.

3. In afwijking van artikel 8, vierde lid, geldt voor de directeur van het Agentschap SZW dat deze bevoegd is om overeenkomsten aan te gaan tot een waarde van ten hoogste € 500.000,– per overeenkomst.

Artikel 10

1. De directeur Financieel-Economische Zaken is bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek alsmede overeenkomsten met betrekking tot meerjarige, structurele beleidsinformatievoorziening die het verzamelen, bewerken en leveren van beleidsinformatie betreffen, voor zover deze informatie primair bedoeld is voor ramingen en verdeelmodellen, danwel verband houdt met verplichtingen die voortvloeien uit de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid zoals opgenomen in het Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid of met verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen.

2. De directeur Financieel-Economische Zaken is voorts bevoegd tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op kwijtschelding van vorderingen op derden tot € 5000,–.

3. De directeur Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden is bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten met de Landsadvocaat en andere juridische dienstverleners inzake advisering en procureurstelling alsmede het instellen van gerechtelijke procedures, voor zover het niet betreft beroepschriften van (ex-)medewerkers van het ministerie inzake aangelegenheden verband houdende met de dienstbetrekking en voor zover het niet betreft de invordering van geldvorderingen van de Staat.

§ 5

Slotbepalingen

Artikel 11

1. De directeuren van de directies, genoemd in artikel 2, kunnen hun vertegenwoordigingsbevoegdheden in een door hen te bepalen omvang doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen, met dien verstande dat bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden slechts kunnen worden doorverleend aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen en slechts voor zover het betreft:

a. het opmaken, niet zijnde vaststellen, van een beoordeling van medewerkers;

b. het houden van manager-medewerker gesprekken;

c. verlof van medewerkers;

d. kleine beloningen, niet zijnde gratificaties, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de directeur.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen directeuren hun vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverlenen aan functionarissen van een ander organisatieonderdeel, mits de betreffende functionaris daarmee schriftelijk instemt.

3. De (door)verlening van (onder-)mandaat, volmacht en machtiging kan uitsluitend bij een schriftelijk besluit geschieden.

Artikel 12

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2004.

2. Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit secretaris-generaal SZW 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 februari 2004.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
namens deze:de secretaris-generaal,
M.A. Ruys.

Toelichting

1. Algemeen

Per 1 januari 2004 is het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2004 (hierna: OMV-besluit SZW 2004) in werking getreden. Dit heeft tot gevolg dat de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de inspecteur-generaal elk in een apart besluit gebaseerd op het OMV-besluit SZW 2004 de toedeling van taken aan (functionarissen van) de onder hen ressorterende organisatieonderdelen en de eventuele doorverlening van bevoegdheden aan onder hen ressorterende functionarissen opnieuw zullen moeten regelen.

Bij dit besluit worden door de secretaris-generaal taken en verantwoordelijkheden belegd bij onder hem ressorterende organisatieonderdelen en worden tevens vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverleend.

2. Artikelsgewijs

Artikel 1, onderdeel a

Voor de toepassing van dit besluit worden alle in artikel 2 vermelde organisatieonderdelen, dus ook het Agentschap SZW, aangemerkt als directie. Dat betekent dat de normen die betrekking hebben op directies en de normen die gericht zijn tot de directeuren ook van toepassing zijn ten aanzien van die organisatieonderdelen die niet de term ‘directie’ in hun naam voeren en ten aanzien van de hoofden van die onderdelen. Hierbij neemt het Agentschap SZW wel een bijzondere positie in (zie artikel 9 en de toelichting daarbij).

Artikel 3

Dit artikel geeft aan welke algemene verantwoordelijkheden voor alle directeuren gelden.

Onderdeel a geeft aan dat de directeuren belast zijn met het leiding geven aan de eigen directie. Hierbij moeten zij wel de aanwijzingen en richtlijnen van de bewindspersonen en van de secretaris-generaal voor zover voortvloeiend uit het koninklijk besluit van 18 oktober 1988 inzake de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal in acht nemen.

Onderdeel e geeft aan dat elke directeur verantwoordelijk is voor de personeelsaangelegenheden van de onder hem ressorterende functionarissen. Hierbij geldt wel dat zij de departementale regels en aanwijzingen in acht moeten nemen. Uiteraard moeten zij ook de toepasselijke wet- en regelgeving toepassen, met name de Ambtenarenwet, het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de daarop berustende regelgeving. Uiteraard kunnen door de secretaris-generaal alleen vertegenwoordigingsbevoegdheden worden doorverleend die aan hemzelf verleend zijn. Zo geldt dat bepaalde bevoegdheden op het terrein van personeelsaangelegenheden bij koninklijk besluit moeten geschieden. Verder geldt dat bepaalde bevoegdheden niet mogen worden doorverleend aan functionarissen onder het niveau van directeur-generaal of inspecteur-generaal (zie artikel 22, tweede lid, onder b en c, van het OMV-besluit SZW 2004).

Dit betekent in concreto dat de volgende personele besluiten niet door de directeuren mogen worden genomen:

– het toepassen van de Ambtenarenwet, het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 voor zover daarin is voorzien in besluiten bij koninklijk besluit;

– het verlenen van ontslag op grond van artikel 125e van de Ambtenarenwet;

– het benoemen van hoofden van afdelingen, subafdelingen en bureaus en van teamleiders aan wie bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden zijn toegekend;

– het op grond van artikel 22a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 toekennen van periodieke toeslagen voor zover het gaat om toeslagen om redenen van werving en behoud;

– de toepassing van het Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel en van artikel 6a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (het aanstellen in tijdelijke dienst met afwijkende arbeidsvoorwaarden in zeer bijzondere gevallen).

De taken die uit het dynamisch archiefbeheer voortvloeien kunnen, geheel of deels, opgedragen worden aan de directie Gemeenschappelijke Organisatie Bedrijfsvoering.

Artikel 4

In een eigenaarconvenant is nader uitgewerkt hoe de rol van de secretaris-generaal als ‘eigenaar’ zich verhoudt tot de taken van het Agentschap SZW.

In het tweede lid wordt geregeld dat het Agentschap SZW ook belast kan worden met de uitvoering van regelingen anders dan die in het eerste lid worden genoemd, indien deze betrekking hebben op het terrein van werk en inkomen. Hiervoor is in dit besluit echter geen mandaat opgenomen. Dit betekent dat indien een organisatieonderdeel van het ministerie op grond van dit artikel een regeling wil laten uitvoeren door het Agentschap SZW, er naast een opdrachtverlening tevens een mandaat gegeven moet worden. Over een opdrachtverlening op grond van het tweede lid van dit artikel zijn nadere regels opgenomen in een opdrachtgeverconvenant.

Indien het Agentschap SZW regelingen of diensten als bedoeld in het tweede en derde lid uitvoert, kan ervoor gekozen worden om het Agentschap SZW ook te belasten met de behandeling van bezwaar- en beroepszaken die daaruit voortvloeien. In dat geval zal daartoe een mandaat gegeven moeten worden.

In het vijfde lid is de verantwoordelijkheid voor de werkgeversverplichtingen voortvloeiend uit de Arbeidsomstandighedenwet 1998 opgenomen. In het geval van het Agentschap SZW treedt de secretaris-generaal niet op als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden, daarom wordt hier deze verantwoordelijkheid aan de directeur van het Agentschap SZW toebedeeld. Een en ander met uitzondering van de centraal georganiseerde werkgeversverplichtingen.

Artikel 8

In het eerste lid is een algemene bevoegdheid voor elke directeur geregeld om besluiten te nemen, overeenkomsten aan te gaan en andere handelingen te verrichten, voor zover deze betrekking hebben op de taken van zijn directie. Deze taken staan eerder in dit besluit voor elke directie gespecificeerd aangegeven (voor elke directie in een apart artikel). Het gaat hier om mandaten, volmachten en machtigingen om namens een bewindspersoon te handelen (zie voor een toelichting op deze begrippen de toelichting bij artikel 1 van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2004). Hierbij zijn altijd de bepalingen van afdeling 10.1.1 (mandaat) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. De bepalingen van deze titel gelden op grond van artikel 10:12 (schakelbepaling) niet alleen voor mandaten (het nemen van besluiten in de zin van de Awb), maar ook indien volmacht verleend wordt tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen (waaronder overeenkomsten) en indien machtiging verleend wordt tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn. De bepalingen in de Awb en de algemene bepalingen in het OMV-besluit SZW 2004 brengen onder meer het volgende met zich mee:

– bevoegdheden worden altijd uitgeoefend in naam van en onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (in casu een bewindspersoon van SZW);

– als algemene beperking van de bevoegdheid om namens een bewindspersoon te handelen geldt: ‘tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen verlening van mandaat, volmacht dan wel machtiging verzet’ (zie artikel 14, vierde lid, OMV-besluit SZW 2004 en artikel 10:3 Awb);

– iedere leidinggevende kan algemene en bijzondere aanwijzingen geven ter zake van de uitoefening van mandaten, volmachten en machtigingen; deze aanwijzingen moeten worden opgevolgd (zie artikel 24 OMV-besluit SZW 2004);

– leidinggevenden blijven bevoegd de doorverleende bevoegdheden zelf uit te oefenen (zie artikel 18 OMV-besluit SZW 2004 en artikel 10:7 Awb);

– een doorverleende bevoegdheid (mandaat, volmacht en/of machtiging) kan altijd schriftelijk worden ingetrokken (zie artikel 10:8 Awb);

– krachtens mandaat genomen besluiten en krachtens volmacht aangegane overeenkomsten moeten vermelden namens welk bestuursorgaan zij zijn genomen of aangegaan (zie artikel 10:10 Awb); in artikel 15 van het OMV-besluit SZW 2004 is een uniforme formule opgenomen waarmee vertegenwoordigingsbevoegden (dus ook directeuren) stukken moeten ondertekenen die op basis van mandaat, volmacht of machtiging worden ondertekend; daaruit moet steeds blijken dat ondertekening namens de Minister dan wel een Staatssecretaris van SZW plaatsvindt.

Het gestelde in het vierde lid, onder c en d, betreft medewerkers die niet op basis van een ambtelijke aanstelling werkzaam zijn bij SZW.

Met betrekking tot de in het vierde lid, onder c, geregelde bevoegdheid wordt opgemerkt dat directeuren – met uitzondering van de directeur Agentschap SZW – voor de inhuur van externen voor specifieke projecten (dus niet voor het tijdelijk vervangen van zittend personeel, bijvoorbeeld voor het opvangen van vacatures, ziekte, zwangerschapsverlof of langdurig verlof) vooraf instemming van de secretaris-generaal moeten hebben en dekking van de daarmee gepaard gaande uitgaven moeten aangeven. Zonder die instemming vooraf mogen directeuren in voorkomende gevallen geen gebruik maken van hun bevoegdheid om externen in te huren. De directeuren zijn van deze beperking van hun bevoegdheid door de secretaris-generaal op de hoogte gesteld middels de ‘Oktoberbrief p & c cyclus 2004’ d.d. 31 oktober 2003 (kenmerk FEZ/BPC/2003/83956, zie met name bijlage 4). Eén en ander hangt samen met de taakstelling die aan het Ministerie van SZW is opgelegd voor wat betreft de inhuur van externen.

Artikel 9

Het Agentschap SZW heeft bij gezamenlijk besluit van de Ministers van SZW en Financiën de status van baten–lastendienst toegekend gekregen. Deze status brengt met zich mee dat voor dit organisatieonderdeel ruimere bevoegdheden gelden dan voor de ‘reguliere’ directies van SZW.

Artikel 11

In het eerste lid van artikel 11 is een tekst opgenomen welke het doorverlenen van bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden aan onder de directeuren ressorterende functionarissen beperkt tot het niveau van afdelingshoofd dan wel teamleider en tot enkele specifieke aspecten.

Een en ander is bepaald in navolging van eerder gemaakte afspraken binnen het ministerie. Zie ook de toelichting bij artikel 3, onder e.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

namens deze:de secretaris-generaal,

M.A. Ruys

Naar boven