Wijziging diverse zeevisserijregelingen

6 februari 2004

Nr. TRCJZ/2004/784

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 11 en 12 van verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 344);

Gelet op artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

Artikel I

Artikel 7b van de Regeling technische maatregelen 20001 komt te luiden:

Artikel 7b

1. Het is verboden om meer dan een van de typen vistuigen, bedoeld in onderdeel 4 van bijlage V van verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 344), aan boord van een vissersvaartuig te houden of te gebruiken in de gebieden genoemd in onderdeel 2 van die bijlage.

2. Het is verboden in strijd te handelen met onderdeel 19 van bijlage V van de in het eerste lid bedoelde verordening.

Artikel II

Artikel 17 van de Regeling contingentering zeevis2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel h wordt ‘bedoeld in de onderdelen e en f, en’ vervangen door: bedoeld in de onderdelen e en f;.

2. In onderdeel i wordt ‘bedoeld in onderdeel h.’ vervangen door: bedoeld in onderdeel h, en.

3. Na onderdeel i wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

j. de door het groepsbestuur ontvangen gegevens ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Regeling visserij-inspanning herstelplannen na ontvangst onverwijld door te sturen aan de minister.

Artikel III

De Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 19883 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, achtste lid, komt te luiden:

8. Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing voor het aanlanden en lossen van vis in de havens van Eemshaven, Harlingen, IJmuiden, Scheveningen, Velsen en Vlissingen indien met een vissersvaartuig een hoeveelheid vis wordt aangeland die voor meer dan 10 ton bestaat uit de soort haring, makreel, horsmakreel of een combinatie daarvan die is gevangen in de gebieden, bedoeld in onderdeel 12.1 van bijlage IV van verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 344).

B

Artikel 3, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Punt 6° van onderdeel a komt te luiden:

6°. – voor zover er meer dan 1000 kg kabeljauw aan boord van het vissersvaartuig wordt gehouden, de hoeveelheden in kilogram levend gewicht per vissoort waarvan meer dan 50 kg aan boord wordt gehouden;.

2. Onder vernummering van de punten 7° en 8°, tot punten 8° en 9°, wordt het volgende punt ingevoegd:

7°. – voor zover er een hoeveelheid van meer dan 10 ton haring, makreel, horsmakreel of een combinatie daarvan, die is gevangen in de gebieden, bedoeld in artikel 2, achtste lid, aan boord wordt gehouden, de hoeveelheden in kilogram levend gewicht per vissoort;.

3. Onderdeel b komt te luiden:

b. ten minste 4 uur vóór het tijdstip van aanlanding plaats te vinden;.

4. Onderdeel c vervalt.

5. Onderdeel d wordt geletterd tot onderdeel c.

6. In onderdeel c wordt ‘in afwijking van de onderdelen b en c’ vervangen door: in afwijking van onderdeel b.

Artikel IV

In artikel 4 van de Regeling logboek en opgave zeevis 19874 worden na het vijfde lid de volgende leden toegevoegd:

6. Indien er meer dan 10 ton haring, makreel, horsmakreel of een combinatie daarvan aan boord wordt gehouden, komt de opgave in het logboekgedeelte van het logboek, tevens vangstopgaveformulier, van de hoeveelheden aan boord gehouden vis, overeen met de hoeveelheden die zijn opgegeven ingevolge artikel 3, vijfde lid, onderdeel 7°, van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988.

7.

In afwijking van artikel 5, tweede lid, van Verordening (EEG) nr. 2807/83, geldt:

a. een tolerantie van 7%, indien het betreft visreizen gemaakt door vissersvaartuigen in de geografische gebieden, bedoeld in onderdeel 12.1 van bijlage IV van verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 344), voor zover er meer dan 10 ton haring, makreel, horsmakreel of een combinatie daarvan aan boord wordt gehouden;

b. een tolerantie van 8%, indien het betreft visreizen gemaakt door vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dat 10 meter in de geografische gebieden, bedoeld in de onderdelen 2a en 2b van bijlage V van de in onderdeel a bedoelde verordening, met de typen vistuig, bedoeld in onderdeel 4 van die bijlage.

Artikel V

De Regeling eisen aan administraties van transacties inzake zeevis5 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 1a

1. De koper van verse vis weegt alle door hem ontvangen hoeveelheden haring, makreel en horsmakreel die zijn gevangen in de gebieden, bedoeld in onderdeel 12.1 van bijlage IV van verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 344), overeenkomstig onderdeel 12.6 van die bijlage.

2. De koper of houder van bevroren haring, makreel of horsmakreel, die zijn gevangen in de in het eerste lid bedoelde gebieden, weegt de van die vissoorten aangevoerde hoeveelheden overeenkomstig onderdeel 12.7, eerste alinea, van bijlage IV van de in het eerste lid bedoelde verordening.

3. In afwijking van het tweede lid kan het gewicht van verpakte bevroren haring, makreel en horsmakreel worden bepaald door vermenigvuldiging van het aantal verpakkingseenheden met:

a. 23 kilogram, voor zover het haring betreft, en

b. 21 kilogram, voor zover het makreel of horsmakreel betreft.

4. Voor de toepassing van het derde lid wordt onder verpakkingseenheid verstaan de standaard verpakkingseenheid die in de pelagische visserij wordt gebruikt.

B

In de artikelen 4a, eerste, tweede en derde lid, 4c, 5, tweede lid, en 6a wordt ‘de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ telkens vervangen door: de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

C

Aan artikel 4a wordt na het achtste lid het volgende lid toegevoegd:

9. In het geval, bedoeld in het eerste lid, respectievelijk het tweede lid, is de visafslag, respectievelijk de koper of houder, verplicht een document als bedoeld in onderdeel 12.6 van bijlage IV van de in artikel 1a, eerste lid, bedoelde verordening binnen 48 uur na weging van de verse vis te overleggen aan een ambtenaar als bedoeld in het eerste lid.

D

In artikel 4d wordt ‘genoemd in punt 2 van bijlage XVII van verordening (EG) nr. 2341/2002 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2002 tot vaststelling, voor 2003, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEG L 356),’ vervangen door: bedoeld in onderdeel 2 van bijlage V van de in artikel 1a, eerste lid, bedoelde verordening,.

Artikel VI

Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt in artikel 3 van de Regeling visvergunning6 een lid ingevoegd, luidende:

2.

Een visvergunning wordt geschorst in de situatie, bedoeld in onderdeel 9b van bijlage V van verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 344).

Artikel VII

Aan onderdeel 1 van Bijlage 1 bij de Regeling vangstbeperking7 wordt na onderdeel c het volgende onderdeel toegevoegd:

d. Onder ICES-deelgebied IV worden tevens verstaan de in het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 genoemde wateren.

Artikel VIII

De Regeling visserij-inspanning herstelplannen8 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt na het derde lid het volgende lid toegevoegd:

4.

Voor de toepassing van deze regeling worden tot de gebieden, bedoeld in onderdeel 2 van bijlage V, tevens verstaan de in het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 genoemde wateren.

B

In artikel 3, tweede lid, onderdeel c, komt ‘en van beëindiging’ te vervallen.

Artikel IX

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 6 februari 2004.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

De onderhavige regeling dient ter implementatie van onderdeel 12 van bijlage IV, en van diverse onderdelen van bijlage V van verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 344, hierna: verordening nr. 2287/2003). Onderdeel 12 van voornoemde bijlage IV bevat een weegprocedure voor haring, makreel en horsmakreel die in bepaalde gebieden zijn gevangen, te weten de Barentszee, de Noordzee, het Kanaal en de wateren ten westen van Ierland en Schotland. Bijlage V bevat het kabeljauw herstelplan dat wat betreft de beperking van de visserij-inspanning is geïmplementeerd in de Regeling visserij-inspanning herstelplannen.

Via de onderhavige wijzigingsregeling worden verschillende ministeriële regelingen op het gebied van de zeevisserij gewijzigd, die hieronder artikelsgewijs zullen worden toegelicht.

Artikel I

Met ingang van 1 februari 2004 is bijlage V van verordening nr. 2287/2003 in werking getreden en is bijlage XVII van verordening (EG) nr. 2341/2002 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2002 tot vaststelling, voor 2003, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEG L 356) niet meer van toepassing. Artikel 7b van de Regeling technische maatregelen 2000 is in verband daarmee aangepast. Ingevolge het nieuwe tweede lid van artikel 7b van de Regeling technische maatregelen 2000 is het verboden om hoeveelheden kabeljauw te mengen met andere soorten mariene organismen in containers aan boord van een vissersvaartuig. Voorts moeten containers of kisten met kabeljauw in het ruim gescheiden worden geplaatst van andere containers of kisten. Deze voorschriften maken deel uit van het kabeljauw herstelplan dat is opgenomen in bijlage V van verordening nr. 2287/2003.

Artikel II

Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Regeling visserij-inspanning herstelplannen moet een visser voorafgaand aan een tijdvak waarin hij in bepaalde gebieden gaat vissen aan het bestuur van de zogenoemde Biesheuvelgroep waaraan hij deelneemt, melden welk type vistuig hij in dat tijdvak gaat gebruiken. Het groepsbestuur moet deze gegevens ingevolge het aangepaste artikel 17 van de Regeling contingentering zeevis onverwijld doorsturen aan de minister.

Artikel III

Ingevolge het aangepaste achtste lid van artikel 2 van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988, mag haring, makreel en horsmakreel die gevangen wordt in bepaalde gebieden en waarvoor de in onderdeel 12 van bijlage IV van verordening nr. 2287/2003 opgenomen weegprocedure geldt, slechts worden aangeland en gelost in de in dat lid genoemde havens. Daarmee zijn de havens Eemshavens, Harlingen, IJmuiden, Scheveningen, Velsen en Vlissingen aangewezen havens in de zin van onderdeel 12.2 van bijlage IV van verordening 2287/2003 en zullen als zodanig aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden aangemeld. De eventuele voorzieningen die in verband met de invoering van de weegprocedure moeten worden getroffen, hoeven als gevolg daarvan enkel in die havens te worden getroffen. Voor de vissers maakt het voorgaande geen verschil, omdat deze vissoorten in de praktijk in deze havens worden aangeland en gelost vanwege de aanwezigheid van vrieshuizen in deze havens.

De melding die ingevolge artikel 3 van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 aan de Algemene Inspectiedienst moet worden verricht voorafgaand aan het aanlanden, moet ingevolge bijlage IV en V van verordening nr. 2287/2003 in de daar genoemde gevallen extra informatie bevatten. Indien het gaat om een vaartuig met meer dan 1000 kg kabeljauw aan boord, moeten de hoeveelheden worden aangegeven van alle vissoorten – en niet meer alleen van kabeljauw – waarvan meer dan 50 kg aan boord wordt gehouden. Voorts dient – indien er 10 ton of meer haring, makreel of horsmakreel of een combinatie daarvan aan boord wordt gehouden die is gevangen in bepaalde gebieden – voornoemde melding de hoeveelheden van alle aan boord aanwezige vissoorten te bevatten. Ter uniformering is van de gelegenheid gebruik gemaakt om voor alle visreizen, ongeacht de duur, het tijdstip waarop voornoemde melding moet plaatsvinden gelijk te trekken, namelijk ten minste 4 uur vóór het tijdstip van aanlanden. Voor visreizen van meer dan 24 uur diende een melding voorheen ten minste 8 uur voor het aanlanden te geschieden.

Artikel IV

Het logboek bestaat uit een gedeelte waarop – aan boord van het vissersvaartuig – een raming moet worden gemaakt van de hoeveelheden aan boord gehouden vis en een gedeelte waarmee de definitieve opgave van de vangst moet worden gedaan. Ingevolge artikel 5, tweede lid, van verordening (EG) nr. 2807/83 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 september 1983 houden uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de Lid-Staten (PbEG L 276) mag de raming die de kapitein aan boord maakt 20% afwijken van de uiteindelijke vangstopgave. Bijlage IV en V van verordening nr. 2287/2003 geven voor de visreizen die onder vigeur van deze bijlagen worden gemaakt, afwijkende lagere toleranties. Deze zijn neergelegd in het nieuwe zevende lid van artikel 4 van de Regeling logboek en opgave zeevis 1987.

Artikel V

Bijlage IV van verordening nr. 2287/2003 schrijft de weegprocedure voor die geldt voor haring, makreel en horsmakreel die is gevangen in bepaalde gebieden. Dit is neergelegd in het nieuwe artikel 1a van de Regeling eisen aan administraties van transacties inzake zeevis. De koper van verse haring, makreel of horsmakreel moet deze vis ingevolge onderdeel 12. 6 van bijlage IV wegen voordat de vis wordt gesorteerd, wordt verwerkt, gekoeld wordt opgeslagen, uit de haven wordt vervoerd of wordt doorverkocht. Bij de gewichtsbepaling mag de aftrek van water niet meer dan 2% bedragen. Voor bevroren haring, makreel en horsmakreel geldt deze verplichting eveneens voor de koper of houder van deze vis. In dat geval mag eventueel tarragewicht van het gewicht worden afgetrokken. Onderdeel 12.7 van bijlage IV biedt voor bevroren vis die is verpakt in dozen een alternatief voor het wegen van elke partij. Daaraan is nationaal invulling gegeven in het derde lid van voornoemde artikel 1a. Het gewicht van een partij bevroren vis kan worden bepaald door het aantal verpakkingseenheden waaruit de partij bestaat te vermenigvuldigen met het in artikel 1a, derde lid, opgenomen forfaitaire gewicht van haring, makreel en horsmakreel. Deze methode wordt thans al toegepast. De hoogte van de forfaitaire gewichten is gebaseerd op in 2003 door de Algemene Inspectiedienst uitgevoerde representatieve steekproeven. Een verpakkingseenheid is de standaard verpakkingseenheid die in de pelagische visserij wordt gebruikt. Deze standaard verpakkingseenheid is een eenheid van ongeveer 20 kilogram.

Ingevolge het nieuwe negende lid van artikel 4a van de Regeling eisen aan administraties van transacties inzake zeevis moet binnen 48 uur nadat de weging van verse haring, makreel of horsmakreel die in bepaalde gebieden is gevangen, heeft plaatsgevonden, de visafslag, de koper of houder van de vis, een kopie van de rekening dan wel een factuur of een document dat doorvoor dienst doet, aan een ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst overleggen.

Voorts is de Regeling eisen aan administraties van transacties inzake zeevis aangepast aan de nieuwe naam van het ministerie, te weten het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en is artikel 4d aangepast in verband met de inwerkingtreding van bijlage V van verordening nr. 2287/2003.

Artikel VI

Indien een visser een vissersvaartuig, dat valt onder de werking van het kabeljauw herstelplan, gebruikt voor activiteiten die geen verband houden met de visserij zoals bedoeld in onderdeel 9b van bijlage V van verordening nr. 2287/2003, mag hij gedurende de duur van die activiteiten geen gebruik maken van zijn visvergunning. Gelet daarop wordt in de Regeling visvergunning de mogelijkheid opgenomen tot het schorsen van een visvergunning in het geval als bedoeld in voornoemd onderdeel 9b van bijlage V.

Artikelen VII en VII

Via wijziging van de Regeling vangstbeperking en de Regeling visserij-inspanning herstelplannen wordt een omissie hersteld in de omschrijving van het zogenoemde ICES-deelgebied IV (Noordzee).

Administratieve lasten

Uit de onderhavige regeling vloeien de volgende informatieverplichtingen voort.

Het groepsbestuur van een zogenoemde Biesheuvelgroep moet ingevolge het aangepaste artikel 17 van de Regeling contingentering zeevis de meldingen van de bij de groep aangesloten vissers betreffende het type vistuig waarmee deze in een tijdvak gaan vissen doorgeven aan de minister. De groepen hebben aangegeven dat het doorgeven van deze meldingen 5 uur vergt. Er zijn 8 in dit verband relevante groepen. Voor 6 groepen geldt dat de meeste aangesloten vissers vissen met 1 type vistuig en deze zullen naar verwachting kiezen voor het vissen in het tijdvak dat loopt van 1 februari tot en met 31 december 2004. Dit betekent dat deze vissers eenmaal per jaar een melding aan hun groep verrichten. Dit komt neer op een administratieve last per groep van € 150 en voor de 6 groepen in totaal van € 900. De overige 2 groepen hebben aangeslotenen die gewoonlijk met meerdere typen vistuig vissen. Van deze groep vissers is niet bekend of zij zullen kiezen voor het vissen met 2 tuigen in een tijdvak of in verschillende tijdvakken. Deze aangeslotenen zullen ten hoogste 4 maal per jaar een melding aan hun groep verrichten. Dit betekent een administratieve last van € 600 per groep en voor de twee groepen in totaal van € 1200. De lasten die voortvloeien uit de wijziging van de Regeling contingentering zeevis bedragen derhalve in totaal jaarlijks ten hoogste € 2100.

De melding die ingevolge artikel 3 van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 moet worden verricht voorafgaand aan het aanlanden, moet in bepaalde gevallen extra informatie bevatten. Indien het gaat om een vaartuig met meer dan 1000 kg kabeljauw aan boord, moeten de hoeveelheden worden aangegeven van alle vissoorten – en niet alleen van kabeljauw – waarvan meer dan 50 kg aan boord wordt gehouden. Het vermelden van deze gegevens neemt 5 minuten in beslag en het betreft naar inschatting 1000 meldingen per jaar. De administratieve lasten nemen jaarlijks derhalve toe met € 2500. Voorts dient – indien er 10 ton of meer haring, makreel of horsmakreel of een combinatie daarvan aan boord wordt gehouden – voornoemde melding te bevatten de hoeveelheden van alle aan boord aanwezige vissoorten. Het vermelden van deze gegevens neemt eveneens 5 minuten in beslag en het betreft naar inschatting 200 meldingen per jaar. De administratieve lasten nemen derhalve toe met € 500. De lasten die voortvloeien uit de wijziging van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 bedragen jaarlijks in totaal ten hoogste € 3000.

Ingevolge het nieuwe negende lid van artikel 4a van de Regeling eisen aan administraties van transacties inzake zeevis moet binnen 48 uur nadat weging van haring, makreel of horsmakreel die in bepaalde gebieden is gevangen, heeft plaatsgevonden de visafslag, de koper of houder een kopie van de rekening dan wel van de factuur of een document dat daartoe dienst doet aan de Algemene Inspectiedienst overleggen. Het gaat om de overlegging van een kopie van een bestaand document. Gelet daarop is de tijd die het voldoen aan deze verplichting kost ingeschat op 15 minuten. Het document moet in ongeveer 35 gevallen worden overgelegd. De lasten die voortvloeien uit de wijziging van de Regeling eisen aan administraties van transacties inzake zeevis bedragen jaarlijks ten hoogste € 2625.

De onderhavige wijzigingsregeling leidt gelet op het voorgaande tot een jaarlijkse verhoging van de administratieve lasten van in totaal ten hoogste € 7725.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 1999, 252; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 29 december 2003, Stcrt. 252.

  • 2

    Stcrt. 1996, 250; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 29 december 2003, Stcrt. 252.

  • 3

    Stcrt. 1987, 253; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 20 maart 2003, Stcrt. 59.

  • 4

    Stcrt. 1987, 194; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 29 december 2003, Stcrt. 252.

  • 5

    Stcrt. 1984, 219; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 30 januari 2003, Stcrt. 22.

  • 6

    Stcrt. 2003, 252.

  • 7

    Stcrt.1993, 252; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 29 december 2003, Stcrt. 252.

  • 8

    Stcrt. 2004, 20.

Naar boven