Wijziging Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 december 2004, nr. TRCJZ/2004/6196, houdende wijziging van Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij;

Besluit:

Artikel I

Artikel 11 van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid van artikel 11 komt te luiden:

4. Een vergunning als bedoeld in het derde lid wordt ten aanzien van een vissersvaartuig slechts verleend indien:

a. het vissersvaartuig dient ter vervanging van een vissersvaartuig of vissersvaartuigen ten aanzien waarvan een vergunning als bedoeld in het derde lid is verleend en de vergunninghouder afstand heeft gedaan van zijn gehele vergunning ten gunste van de aanvrager van de vergunning en het totaal verleende aantal vergunningen als bedoeld in het derde lid niet toeneemt;

b. het motorvermogen en de tonnage van dat vissersvaartuig niet meer bedraagt dan het motorvermogen en de tonnage van het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen die worden vervangen, en

c. het vissersvaartuig ten aanzien waarvan de vergunning wordt aangevraagd behoort tot hetzelfde segment als het vaartuig ten aanzien waarvan de vergunning laatstelijk is verleend.

2. Na het vierde lid wordt het volgende lid toegevoegd:

5. De vergunning, bedoeld in het derde lid, wordt ingetrokken indien de vergunninghouder afstand van de vergunning heeft gedaan zoals bedoeld in het vierde lid, onderdeel a.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
overeenkomstig het door de minister genomen besluit:de Directeur-Generaal,
A. Oostra.

Toelichting

De onderhavige wijzigingsregeling wijzigt artikel 11 van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren waarin na wijziging een structurele voorziening is opgenomen voor de afgifte van garnalenvergunningen. Zowel in de Notitie Garnalenvisserij 1988 als in de Structuurnota Zee- en kustvisserij ‘Vissen naar evenwicht’ uit 1993 (kamerstukken II, 1992/93, 22 993) is het uitgangspunt neergelegd dat het aantal garnalenvergunningen waarmee op garnalen mag worden gevist in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren niet mag toenemen. Hiermee werd beoogd de vangstcapaciteit waarmee in die wateren op garnalen werd gevist, niet te laten toenemen. Bij de vaststelling van dat beleid is rekening is gehouden met andere vormen van visserij in die gebieden en de natuurfunctie van het de gebieden. In voornoemde structuurnota is aangegeven dat het aantal garnalenvergunningen niet werd uitgebreid tot een evaluatiemoment dat op dat moment was voorzien in 1998. Inmiddels heeft een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden, die hieronder nader worden toegelicht, en wordt een nadere evaluatie zoals aangekondigd in voornoemde structuurnota niet meer noodzakelijk geacht. Met ingang van 1 januari 2003 is het gewijzigde Europese gemeenschappelijke visserijbeleid inwerking getreden (verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (Pb EG L 358). Deze verordening is gericht op de instandhouding en de duurzame exploitatie van alle mariene bestanden. Bij de totstandkoming daarvan zijn de belanghebbenden uitvoerig geconsulteerd. In het voorjaar van 2004 is voorts tussen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en vertegenwoordigers van de visserijsector een intentieverklaring opgesteld en ondertekend (kamerstukken II, 2003/2004, 29 200, XIV, nr. 82). Het hoofddoel van deze intentieverklaring is te komen tot een duurzame kottervisserij, hieronder begrepen de visserij op garnalen met garnalenkotters. Voorts is in oktober 2004 het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005–2020 tot stand gekomen dat bij brief van 1 oktober 2004 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is aangeboden (kamerstukken II, 2004/2005, 29 675, nr. 3). Ook in dat beleid staat het streven naar een duurzame visserij centraal. Gelet op de hiervoor genoemde duurzaamheidsdoelstellingen, die kunnen worden doorgetrokken naar de garnalenvisserij, ligt het niet in de rede om het aantal garnalenvergunningen te laten toe nemen. Indien de garnalenvisserij – die met name plaatsvindt in de 12-mijlszone – toeneemt zal bovendien de visserijdruk op de platvissoorten die worden bijgevangen toenemen, hetgeen onwenselijk is vanwege de kraamkamerfunctie van de genoemde wateren voor jonge platvis. Het voorgaande geldt te meer omdat – als gevolg van de economische situatie in de garnalensector – de huidige garnalenvissers zeer intensief vissen, zoals ook is aangegeven in de brief de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 november 2004 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal (kamerstukken II, 2004/2005, 21 501-32, nr. 98). Gelet op het voorgaande wordt een garnalenvergunning voor een vaartuig derhalve nog slechts verleend indien het vaartuig dient ter vervanging van een vaartuig of vaartuigen die al beschikken over een garnalenvergunning. De verlening van de nieuwe garnalenvergunning mag er bovendien niet toe leiden dat het aantal verleende garnalenvergunningen toeneemt of dat de capaciteit waarmee op garnalen wordt gevist toeneemt.

Naar aanleiding van het advies van het Productschap Vis wordt overigens opgemerkt dat bij de toepassing van artikel 11, vierde lid, onderdeel c, van de Beschikking visserij visserijzone, zeegebied en kustwateren de nieuwe segmentsindeling die met ingang van 1 januari 2005 in werking treedt (regeling van 13 december 2004, Stcrt. 246) wordt gehanteerd. Dit betekent dat indien een garnalenvergunning wordt gevraagd voor een vissersvaartuig dat behoort tot segment MFL2 (oude segmenten 4J6 en 4J7), het te vervangen vaartuig eveneens dient te behoren tot dat segment. Binnen het segment MFL1 geldt dezelfde systematiek. Tussen de segmenten MFL1 en MFL2 kan geen overdracht plaatsvinden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

overeenkomstig het door de minister genomen besluit:de Directeur-Generaal,

A. Oostra

  • 1

    Stcrt. 1977, 255; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 21 december 2004 (Stcrt. 246).

Naar boven