Regeling normbedragen jeugdzorg

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 december 2004, nr. DJB/JZ-2540275, houdende vaststelling van normbedragen ten behoeve van de vaststelling van de uitkering bureau jeugdzorg (Regeling normbedragen jeugdzorg)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Justitie,

Gelet op artikel 2, tweede lid, van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg;

Besluiten:

Hoofdstuk 1

Algemene bepaling

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.  de wet: de Wet op de jeugdzorg;

b. de Beginselenwet: de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;

c. traject: intensieve begeleiding als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, of een scholings- of trainingsprogramma als bedoeld in artikel 8, eerste lid.

Hoofdstuk 2

Normbedragen taken, bedoeld in artikel 10, onder a tot en met d van de wet

Artikel 2

Voor het uitoefenen van de voorlopige voogdij op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of op grond van andere wetten, geldt een normbedrag van € 5.068 per minderjarige per jaar.

Artikel 3

Voor het uitoefenen van de voogdij op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek geldt een normbedrag van € 3.672 per minderjarige per jaar.

Artikel 4

Voor het uitvoeren van een voorlopige ondertoezichtstelling en van een ondertoezichtstelling gedurende de eerste twaalf maanden nadat de ondertoezichtstelling is uitgesproken geldt een normbedrag van € 6.018 per minderjarige per jaar.

Artikel 5

Voor het uitvoeren van een ondertoezichtstelling nadat de termijn, genoemd in artikel 4 is verstreken geldt een normbedrag van € 5.017 per minderjarige per jaar.

Artikel 6

1. Voor het uitvoeren van de taken, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder c van de wet geldt een normbedrag van € 3.776 per jeugdige per jaar.

2. Indien de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, inhoudt intensieve begeleiding van een allochtone jeugdige geldt, in afwijking van het eerste lid, een normbedrag van € 1.613 per traject per maand.

3. Indien de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, inhoudt intensieve begeleiding van jeugdigen die behoren tot de harde kern van een criminele groep, geldt, in afwijking van het eerste lid, een normbedrag van € 1.204 per traject per maand.

Artikel 7

1. Voor het uitvoeren van de taak, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder d, van de wet, inhoudende het begeleiden van en toezicht houden op jeugdigen die deelnemen aan een scholings-en trainingsprogramma als bedoeld in artikel 3 van de Beginselenwet geldt een normbedrag van € 1.613 per traject per maand.

2. Voor het uitvoeren van de taak, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder d, van de wet, inhoudende het begeleiden van en toezicht houden op jeugdigen aan wie proefverlof is verleend als bedoeld in artikel 31 van de Beginselenwet geldt een normbedrag van € 3.776 per jeugdige per jaar.

Artikel 8

In afwijking van de artikelen 6 en 7 geldt voor de uitvoering van de taken, bedoeld in die artikelen een normbedrag van € 673 indien de taak wordt uitgevoerd ten aanzien van een minderjarige voor wie tevens een taak als bedoeld in artikel 2, 3, 4 of 5 wordt uitgevoerd.

Artikel 9

De normbedragen bedoeld in de artikelen 2 tot en met 7 worden ten behoeve van de centrale overhead verhoogd met een bedrag van € 258 per jeugdige per jaar voor de eerste 1.800 jeugdigen en 40% van dat bedrag per jeugdige per jaar voor de overige jeugdigen, waarbij een minderjarige ten aanzien van wie naast de taken, bedoeld in de artikelen 6 en 7, tevens een taak als bedoeld in artikel 2, 3, 4 of 5 wordt uitgevoerd niet meetellen.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 december 2004, treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van die Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2005.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling normbedragen jeugdzorg.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C.I.J.M. Ross-van Dorp.De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

Ingevolge het Tijdelijk besluit bekostiging jeugdzorg worden de uitkeringen bureau jeugdzorg die op grond van de Wet op de jeugdzorg worden verleend aan de provincies en grootstedelijke regio’s deels opgebouwd volgens een pxq-systematiek. Het betreft de door het bureau jeugdzorg uit te voeren justitiële taken: het uitoefenen van de (voorlopige) voogdij, het uitvoeren van een (voorlopige) ondertoezichtstelling en de uitvoering van taken op het terrein van de jeugdreclassering. De subsidiëring van de (gezins)voogdij-instellingen door de Minister van Justitie geschiedde op grond van de Wet op de jeugdhulpverlening al op basis van normbedragen. Dit wordt voortgezet in het kader van de verlening van de doeluitkering bureaus jeugdzorg. De bureaus jeugdzorg voeren thans deze taken uit.

Ingevolge artikel 2, tweede lid, van het Tijdelijk besluit bekostiging jeugdzorg moeten zowel de prijs als de omschrijving van de eenheid product waarvoor de prijs geldt, bij ministeriële regeling worden vastgesteld. De onderhavige regeling strekt ter uitvoering van dat artikellid.

De in de onderhavige regelingen neergelegde bedragen gelden voor het jaar 2005, omdat zij jaarlijks wordenaangepast voor loon- en prijsbijstelling. Naast deze technische aanpassing kan ook sprake zijn van een beleidsmatige bijstelling. Er kan sprake zijn van een verhoging van het normbedrag, dit was in het recente verleden het geval, bijvoorbeeld om de caseload te verlagen en de kwaliteit te verbeteren. Ombuigingen, zoals bij de recente taakstellingen het geval was, leiden tot verlaging van de normprijs.

De normbedragen gelden in de relatie Rijk–Provincie. De provincie is vrij bij de subsidiëring van het bureau jeugdzorg andere bedragen te hanteren. Wel moet bij die subsidiëring een pxq-systematiek moet worden gevolgd, waarbij als eenheid product de omschrijvingen van de onderhavige regeling gevolgd dient te worden. Dit om een zodanige uniformiteit tot stand te brengen dat benchmarking mogelijk is

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C.I.J.M. Ross-van Dorp

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

Naar boven