Regeling bekostiging jeugdzorg

Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 december 2004, nr. DJB/JZ-2540278, houdende regels met betrekking tot de uitkeringen jeugdzorg aan de provincies en eisen ten aanzien van het provinciale subsidiebeleid (Regeling bekostiging jeugdzorg)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Justitie,

Gelet op de artikelen 32, zevende lid, en 41, zesde lid, van de Wet op de jeugdzorg en de artikelen 6, tweede lid, en 7 tweede lid en derde lid, van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg;

Besluiten:

Hoofdstuk 1

Algemene bepaling

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de jeugdzorg;

b. besluit: het Besluit uitkeringen jeugdzorg;

c. uitkeringen: de uitkering bureau jeugdzorg en de uitkering zorgaanbod.

Hoofdstuk 2

De uitkeringen aan de provincie

Paragraaf 1

Betaling

Artikel 2

De uitkeringen worden betaald volgens het schema opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

Paragraaf 2

Controleprotocol en rapportage

Artikel 3

1. Het onderzoek naar de verantwoording, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het besluit vindt plaats met inachtneming van het protocol dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

2. De verklaring, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van het besluit wordt opgesteld overeenkomstig het in de bij deze regeling behorende bijlage 2 opgenomen model en gaat vergezeld van een rapport van bevindingen omtrent het financiële beheer en een rapportage omtrent de naleving van de wettelijke voorschriften.

Paragraaf 3

Inrichting van het uitvoeringsprogramma

Artikel 4

Het uitvoeringsprogramma wordt, voor zover het betreft het overzicht, bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de wet, ingericht overeenkomstig het model opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Hoofdstuk 3

Eisen met betrekking tot subsidiëring van een stichting of zorgaanbieder door de provincie

Paragraaf 1

De wijze waarop het bedrag van de subsidie wordt bepaald

Artikel 5

1. De provincie hanteert als grondslag voor de subsidiëring, de activiteiten zoals deze voor de vaststelling van een normbedrag zijn omschreven in de regeling bedoeld in de artikelen 2, tweede lid, en 6 van het besluit

2. De provincie kan de activiteiten, voor zover het zorgaanbieders betreft, onderverdelen.

Paragraaf 2

Toezicht op de rechtmatige en doelmatige besteding van subsidies

Artikel 6

1. De provincie verplicht de stichting en de zorgaanbieders de jaarlijkse verantwoording te voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verklaring is opgesteld overeenkomstig het model opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4 en gaat vergezeld van een rapportage omtrent de naleving van de wettelijke voorschriften.

2. De provincie verplicht de stichting en de zorgaanbieders de accountantscontrole te laten uitvoeren met inachtneming van tenminste het protocol opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.

3. De provincie verplicht de zorgaanbieders er voor zorg te dragen dat:

a. de cliëntenadministratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd;

b. de cliëntenadministratie een juist, volledig en actueel beeld geeft van de verleende zorg, waarbij een relatie wordt gelegd met de zorg waarop een cliënt aanspraak heeft;

c. van de aanspraken en van de verleende zorg deugdelijke bewijsstukken aanwezig zijn, waaruit de aard en de omvang van de aanspraken en de verleende zorg duidelijk blijken.

4. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de voor het boekjaar begrote exploitatielasten van de stichting of de zorgaanbieder € 250.000 of minder bedragen.

Artikel 7

De provincie verplicht de stichting en de zorgaanbieder er voor zorg te dragen dat de accountant, bedoeld in artikel 6, meewerkt aan door of namens de provincie in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte controlewerkzaamheden.

Hoofdstuk 4

Slotbepalingen

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 december 2004, treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van die Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2005.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging jeugdzorg.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C.I.J.M. Ross-van Dorp.De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Bijlage 1

Betalingsschema uitkeringen jeugdzorg

januari

15%

februari

7%

maart

7%

april

7%

mei

15%

juni

7%

juli

7%

augustus

7%

september

3%

oktober

11%

november

14%

Bijlage 2

Controleprotocol voor de accountantscontrole bij provincies

1. Inleiding

Als onderdeel van de aanvraag van de uitkering van het Rijk aan de provincie voor het komende jaar, dient de provincie vóór 1 oktober (zie artikel 32 Wet op de jeugdzorg, hierna ook: de wet) het ontwerp van het uitvoeringsprogramma jeugdzorg in bij de Ministers.

Het uitvoeringsprogramma dient ingevolge artikel 32, tweede lid, van de wet een overzicht te bevatten van:

a. de in het aan het jaar van vaststelling (van het uitvoeringsprogramma) voorafgaande kalenderjaar door de stichting en de zorgaanbieders geleverde activiteiten en de voor de uitvoering van die activiteiten verstrekte subsidies;

b. de in het jaar van vaststelling, met inachtneming van het provinciale beleidskader, door de stichting en de zorgaanbieders te leveren activiteiten en de voor de uitvoering daarvan verleende subsidies;

c. de in het kalenderjaar volgend op het jaar van vaststelling, met inachtneming van het provinciale beleidskader, door de stichting en de zorgaanbieders te leveren activiteiten en de voor de uitvoering daarvan beschikbare subsidies.

Ingevolge artikel 7 van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg (hierna ook: het besluit) dient het onder a genoemde onderdeel van het uitvoeringsprogramma te worden voorzien van een accountantsverklaring. Deze verklaring gaat vergezeld van een rapportage over de naleving van de wettelijke voorschriften.

Ingevolge artikel 32, zevende lid van de wet kunnen de Ministers een model voorschrijven voor de inrichting van het uitvoeringsprogramma en derhalve ook voor het onder a genoemde onderdeel, dat de verantwoording bevat. Voor deze verantwoording is in artikel 4 van de Regeling bekostiging jeugdzorg een model voorgeschreven.

Artikel 7, tweede lid, van het besluit verplicht de Ministers een controleprotocol vast te stellen. Deze bijlage strekt daartoe.

Het doel van dit protocol is om alle betrokkenen duidelijkheid te verschaffen over de benodigde reikwijdte van de controle en de rapportage van de accountant.

Het controleprotocol geeft een minimum aan en laat de eigen verantwoordelijkheid van de provincie en die van de door haar aangewezen accountant om tot een goede controle te komen, onverlet. De provincie en haar accountant behouden de mogelijkheid om zelf accenten voor de controle te leggen en specifieke controleaspecten te formuleren, mits daardoor het vereiste minimum niet wordt aangetast. Het controleprotocol beoogt niet om de aanpak van de controle voor te schrijven. De accountant zal op basis van een analyse van de risico’s ten aanzien van de uitvoerings- en beheerssystemen afwegen welke mix van controlemiddelen hij wil inzetten.

Artikel 7, vierde lid, van het besluit biedt de mogelijkheid bij ministeriële regeling regels te stellen omtrent de verklaring van getrouwheid. Dit is uitgewerkt in de als annex bij deze bijlage gevoegde model accountantsverklaring.

2. Object van controle

Objecten van controle zijn:

– de jaarlijkse verantwoording van de provincie genoemd in artikel 32, tweede lid, onder a, van de wet, zoals deze overeenkomstig onderdeel A van bijlage 3 behorende bij deze regeling, wordt opgenomen in het uitvoeringsprogramma;

– de aan deze verantwoording ten grondslag liggende processen en administraties, voorzover van belang voor de oordeelsvorming over het financieel beheer (subsidiebeheer, beleid ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidiegelden, reviewbeleid)

3. Doel en reikwijdte

Het doel van de controle is het verstrekken van een accountantsverklaring bij de verantwoording, alsmede het geven van een oordeel over het financieel beheer. De reikwijdte van de controle omvat in ieder geval:

– de juiste inrichting van de verantwoording;

– de getrouwe weergave van de financiële verantwoording;

– de rechtmatigheid van de subsidieverleningen en -vaststellingen;

– correcte berekening van de egalisatiereserve;

– de ordelijkheid en controleerbaarheid van het provinciale beheer.

4. Betrouwbaarheid en tolerantie

4.1. Betrouwbaarheid

Bij het onderzoek naar de getrouwheid van de financiële verantwoording, de rechtmatigheid van de daarin opgenomen financiële stromen (verleningen en verstrekkingen), de daarvoor geleverde activiteiten en de stand van de egalisatiereserve dient een hoge mate van zekerheid te worden gehanteerd. Het begrip hoge mate van zekerheid wordt vertaald met een betrouwbaarheid van tenminste 95%.

4.2. Tolerantie

In artikel 2 van het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten zijn de toleranties vastgelegd voor de controle van de provinciale jaarrekening (eerste lid ) en deelverantwoording (zesde lid).

De verantwoording (onderdeel van het ‘uitvoeringsprogramma jeugdzorg’) die als onderdeel van de aanvraag moet worden ingediend kan worden gezien als een deelverantwoording waarvoor de normen gelden, genoemd in artikel 2, zesde lid van dat besluit.

Dit houdt in dat bij het onderzoek naar de getrouwheid van de verantwoording en naar de rechtmatigheid van de daarin opgenomen stromen (verleende en verstrekte subsidies), de stand van de risicoreserve en de geleverde activiteiten een tolerantie van maximaal 1% dient te worden gehanteerd. Het voorgaande houdt in dat een goedkeurende accountantsverklaring impliceert dat de meest waarschijnlijke fout niet groter is dan 1% van de omvangbasis. Indien de meest waarschijnlijke fout zit tussen de 1% en 3% leidt dit tot een beperking. Indien de 3% wordt overschreden zou dit moeten leiden tot een afkeurende verklaring.

De situatie kan zich voordoen dat de accountant op basis van objectieve verhinderingen tijdens het onderzoek geen zekerheid kan verkrijgen ten aanzien van de rechtmatigheid of getrouwe weergave. Voor deze beperkingen geldt als omvangbasis 3%. Indien de 3% wordt overschreden zou dit moeten leiden tot een beperking, respectievelijk oordeelonthouding bij een overschrijding van 10%.

Naast kwantitatieve fouten en onzekerheden dient de accountant zich ook een oordeel te vormen over kwalitatieve aspecten, zoals of de verantwoording is ingericht in overeenstemming met artikel 4 van de Regeling bekostiging jeugdzorg.

4.3. Foutdefinitie en weging van de fouten

Bij de bepaling of iets fout is of niet geldt als norm de vigerende wet- en regelgeving. De accountant toetst zelfstandig of aan het normatieve kader is voldaan. Bij de foutschatting van de financiële fout moet worden uitgegaan van de meest waarschijnlijke fout.

De weging van de fouten is in eerste instantie een vakkundige afweging van de controlebevindingen (professional judgement). Naast kwantitatieve factoren spelen hierbij ook kwalitatieve aspecten (zie ook artikel 3 van het Besluit accountantscontrole provincie en gemeenten) een rol zoals kwalitatieve aspecten (zie 4.2). Indien kwalitatieve aspecten daartoe aanleiding geven kan de accountant een goedkeurende accountantsverklaring onthouden.

5. Aandachtspunten bij de controle

De accountant stelt bij de controle vast dat:

– de verantwoording is opgemaakt conform het model, bedoeld in artikel 4 van de Regeling bekostiging jeugdzorg;

– de verleende en verstrekte subsidies tot stand zijn gekomen in overeenstemming met het goedgekeurde uitvoeringsprogramma;

– de verleende en verstrekte subsidies, tot stand zijn gekomen op basis van de provinciale verordening zoals bedoeld in artikel 41, vijfde lid, van de Wet op de jeugdzorg;

– in de verantwoording alle verleende en verstrekte subsidies zijn opgenomen;

– de door de zorgaanbieders geleverde activiteiten juist en volledig zijn weergegeven;

– de door de stichting geleverde activiteiten juist en volledig zijn weergegeven;

– dat de egalisatiereserve is gevormd conform de bepalingen in artikel 10 van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg;

6. Rapportering door de accountant

6.1. Accountantsverklaring

In de annex bij dit controleprotocol is een model (goedkeurende) accountantsverklaring opgenomen.

6.2. Oordeel over financieel beheer

Volgens artikel 2, tweede lid, van de Regeling bekostiging jeugdzorg legt de accountant zijn oordeel en bevindingen over het financiële beheer vast in een apart verslag. Dit verslag wordt door de provincie ter kennis gebracht van de Ministers tezamen met de verklaring over de verantwoording.

In zijn rapportage over het gevoerde financieel beheer, gaat de accountant waar nodig in op in ieder geval:

– afwijkingen van de provinciale verordeningen van de wettelijke voorschriften. (Ingevolge artikel 41 van de wet moet de verordening van de provincie voldoen aan de in artikel 39 genoemde onderwerpen;

– beleid ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidiegelden;

– opzet en werking van het systeem van interne controle waaronder het sanctie- en reviewbeleid;

– geconstateerde fouten en onzekerheden;

– andere zaken die van belang zijn voor de sturing door de Ministers en het inzicht in de doelmatigheid van het beleid, en de uitvoering door de provincie. Hieronder moet ook worden verstaan de bevindingen van de controlerend accountants van het bureau jeugdzorg en de zorgaanbieders, voor zover die bevindingen een zodanige strekking hebben dat ze van belang zijn voor het functioneren van het stelsel van jeugdzorg als geheel (stelselverantwoordelijkheid van de ministers van VWS en Justitie). De beoordeling van de doelmatigheid van het beleid behoort niet tot de controletaak van de accountant.

Annex behorende bij het controleprotocol voor de accountantscontrole van de Wet Jeugdzorg door provincies

Model accountantsverklaring ten behoeve van de verantwoording door de provincies

Opdracht

Wij hebben de verantwoording jaartal, bedoeld in artikel 32, tweede lid, onder a, van de Wet op de jeugdzorg van de provincie naam gecontroleerd.

Werkzaamheden

Bij onze controle zijn wij nagegaan:

a. dat het totaal van de bestedingen, zoals blijkt uit de verantwoording, volledig is weergegeven;

b. dat de bestedingen hebben plaatsgevonden overeenkomstig de provinciale subsidieverordening, bedoeld in artikel 41, vijfde en zesde lid van de Wet op de jeugdzorg;

c. dat de bestedingen hebben plaatsgevonden in overeenstemming met het uitvoeringsprogramma jeugdzorg, bedoeld in artikel 32 van de Wet op de jeugdzorg;

d. dat de berekening van de egalisatiereserve op de juiste wijze heeft plaatsgehad.

Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de verantwoording geen onjuistheden van materieel belang bevat. Bovendien is onze controle verricht overeenkomstig het controleprotocol, opgenomen in bijlage 2 behorend bij de Regeling bekostiging jeugdzorg.

Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van een deelwaarneming van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichting in de verantwoording.

Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Oordeel

Wij zijn van oordeel dat de verantwoording jaartal van de provincie naam voldoet aan de hierboven gestelde eisen.

Overig

Wij hebben op grond van het controleprotocol met betrekking tot provincies een rapport van bevindingen opgesteld. Daarin wordt ingegaan op die aspecten waarover aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie gerapporteerd moet worden.

Naam Accountantskantoor en vestigingsplaats

Handtekening en Naam accountant

Datum

Bijlage 3, bedoeld in artikel 4

A. Inrichting verantwoordingsdeel uitvoeringsprogramma (artikel 32, tweede lid, onder a, van de Wet op de jeugdzorg)

stcrt-2004-253-p14-SC68015-1.gifstcrt-2004-253-p14-SC68015-2.gifstcrt-2004-253-p14-SC68015-3.gif

B. Inrichting budgetteringsdeel uitvoeringsprogramma (artikel 32 WJZ, lid 2, onder b en c)

stcrt-2004-253-p14-SC68015-4.gifstcrt-2004-253-p14-SC68015-5.gif

C. Kwalitatieve beschrijving van door de provincie gesubsidieerde activiteiten met betrekking tot de jaren t-2, t-1 en t (zie artikel 32, tweede lid, van de Wet op de jeugdzorg)

I. Uit de uitkering bureau jeugdzorg gesubsidieerde activiteiten

stcrt-2004-253-p14-SC68015-6.gifstcrt-2004-253-p14-SC68015-7.gif

II. Uit de uitkering zorgaanbod gesubsidieerde activiteiten

stcrt-2004-253-p14-SC68015-8.gifstcrt-2004-253-p14-SC68015-9.gif

Bijlage 4

Controleprotocol voor de accountantscontrole bij stichtingen en zorgaanbieders

1. Inleiding

Waar in dit protocol wordt gesproken van instelling wordt daaronder verstaan een bureau jeugdzorg of een zorgaanbieder.

Het controleprotocol is opgesteld ten behoeve van de door de instellingen met de controle belaste accountant ter zake van de reikwijdte en diepgang van de controle op de naleving van de voorschriften, verbonden aan de besteding van de uit hoofde van de Wet op de jeugdzorg verleende subsidie, en de rapportering daarover.

Belangrijk uitgangspunt van dit protocol is dat de reikwijdte van de accountantscontrole en de accountantsverklaring zowel betrekking hebben op de rechtmatigheid als het getrouwe beeld van de jaarrekening. De inhoud van dit protocol sluit aan bij het zogeheten Handboek Controle DAD, dat geldt voor de accountantscontrole bij het Rijk. Tevens is aansluiting gezocht bij de bepalingen van het Besluit Accountantscontrole gemeenten (Stb. 2002, nr. 68).

2. Reikwijdte accountantsverklaring en tolerantie

De accountant dient een gekwantificeerd oordeel te geven over de mate van getrouwheid en rechtmatigheid van de jaarrekening. Een goedkeurende verklaring wordt afgegeven indien de totale omvang van de onjuistheden en onzekerheden binnen zekere grenzen blijven. Deze grenzen zijn gerelateerd aan het totaal van de aan de instelling uit hoofde van de Wet op de jeugdzorg in het boekjaar verleende subsidies. De grens voor onjuistheden en onzekerheden bedraagt 1% (maximale fout) respectievelijk 3% (maximale onzekerheid). Indien een of meer van bovengenoemde grenzen worden overschreden rapporteert de accountant over de financiële omvang van de aangetroffen onjuistheden en onzekerheden. De accountantsverklaring heeft een betrouwbaarheid van minimaal 95%, conform de gebruikelijke beroepsopvatting.

Het is aan de accountant zelf om in de controlemix keuzes te maken zodat een verantwoorde uitspraak kan worden gedaan ten aanzien van de fouten en onzekerheden. Tevens stelt de accountant zelfstandig vast of en in hoeverre bij de uitvoering van de controlewerkzaamheden gesteund kan worden op de interne controlemaatregelen. Beide punten beïnvloeden de omvang en de grootte van de mogelijk uit te voeren gegevensgerichte deelwaarneming (steekproef).

De uitwerking gegeven van de consequenties van het overschrijden van de diverse foutenmarges voor het accountantsoordeel is als volgt:

Soort af te geven accountantsoordeel bij diverse niveaus van goedkeuringstoleranties

Fouten

< 1%

< 1%

< 1%

Onzekerheden

< 3%

> 3%, < 10%

> 10%

Oordeel

Goedkeurend

Beperking

Oordeelsonthouding

Fouten

> 1%, < 3%

> 3%,

Onzekerheden

< 3%

< 3%

Oordeel

Beperking

Oordeelsonthouding

De accountant brengt zijn oordeel over de getrouwheid en rechtmatigheid van de verantwoording van de instelling tot uitdrukking volgens de in de annex opgenomen modelverklaring. De ‘oordeelsparagraaf’ van deze verklaring dient als volgt te worden geïnterpreteerd ‘Namelijk dat de accountant van oordeel is dat de jaarrekening van de instelling getrouw weergeeft van zowel de activa en passiva per ultimo boekjaar als de baten en lasten over het boekjaar, alsmede dat de in de jaarrekening opgenomen baten en lasten, alsmede dat balansmutaties tot stand zijn gekomen in overeenstemming met van toepassing zijnde wettelijke regelingen en dat het onderhavige controleprotocol is nageleefd’.

Indien de accountant geen goedkeurend (getrouwheids- en/of rechtmatigheids) oordeel over de jaarrekening geeft, vermeldt hij in een toelichting op de accountantsverklaring de hieraan ten grondslag liggende oorzaken. Tevens wordt per oorzaak de omvang van het financiële belang vermeld van de geconstateerde onjuistheden respectievelijk van de onzekerheden.

Indien naar het oordeel van de accountant risico's (blijven) bestaan op het niet kunnen verstrekken van een goedkeurende verklaring over toekomstige boekjaren, dan rapporteert hij hierover in de toelichting op de accountantsverklaring met vermelding van de redenen/oorzaken/risico's. De accountant gaat daarbij in op door de instelling inmiddels getroffen maatregelen ter voorkoming van de geconstateerde gebreken. De accountant rapporteert daarbij tevens over de toereikendheid in opzet en (voor zover de maatregelen zijn geïmplementeerd) werking van die maatregelen.

3. Regelgeving

Voor wat betreft het rechtmatigheidaspect betrekt de accountant in zijn oordeel de wet- en regelgeving, die specifiek is voor de instelling. Het gaat om de volgende regelgeving1 :

– het bij of krachtens de Wet op de jeugdzorg bepaalde;

– voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid 1994;

Europese aanbestedingsrichtlijnen: Richtlijn 93/36/EEG voor de coördinatie van opdrachten voor Leveringen, Richtlijn 92/50/EEG voor de coördinatie van de opdrachten voor Diensten, Richtlijn 93/37/EEG voor de coördinatie van de procedures voor het aanbesteden van Werken, Wijzigingsrichtlijn 97/52/EEG voor Diensten, Leveringen en Werken.

Nederlandse wet- en regelgeving: Besluit overheidsaanbestedingen Stbl. 436 (1997) en 542 (1998), Raamwet EEG-voorschriftenoverheidsaanbestedingen 212 j° (1993) , 305 (1993), 379 (1994), 436 (1997), 542 (1998).

De controle op de naleving van de aan de subsidieverstrekking verbonden voorschriften wordt gerekend tot de normale aandacht van de accountant. Daarvoor hanteert de accountant bij zijn oordeelsvorming de gebruikelijke toleranties. Voor een aantal bepalingen van de toepasselijke wet- en regelgeving wordt een ander soort aandacht gevraagd dan voor een gebruikelijke controle van een jaarrekening.

Ten aanzien van de controle worden de volgende soorten aandacht onderscheiden.

Normale aandacht

Voor de verklaring van getrouwheid en rechtmatigheid bij de jaarrekening zal de accountant normale aandacht dienen te schenken aan een aantal voorschriften uit de toepasselijke wet- en regelgeving.

Voor zover in het onderstaande niet is uitgegaan van procedurele of speciale aandacht heeft de hierboven genoemde wet- en regelgeving normale aandacht.

Procedurele aandacht

Gezien de grenzen van zijn deskundigheid wordt de accountant niet geacht alle bepalingen in wet- en regelgeving inhoudelijk te toetsen. In een aantal gevallen kan de accountant zich beperken tot de beoordeling van de opzet en het bestaan van de relevante administratieve organisatie en daaronder begrepen maatregelen van interne controle. Van de accountant wordt voor deze bepalingen geen oordeel verwacht over de inhoudelijke juistheid van de naleving.

Bepalingen met procedurele aandacht:

Het bureau jeugdzorg

– de opzet en de werking van de informatieverzameling en -verwerking van de gegevens die geleverd moeten worden uit hoofde van artikel 44, zesde lid, van de Wet op de jeugdzorg (beleidsinformatie).

Speciale aandacht

Bij speciale aandacht gaat het om bepalingen, die bij de controle van de getrouwheid en rechtmatigheid van de jaarrekening voor de Ministers van VWS en Justitie van bijzonder belang zijn. In dergelijke gevallen geldt voor de oordeelsvorming een kleinere tolerantie, dan gebruikelijk is voor bepalingen, die normale aandacht hebben. Van de accountant wordt verwacht dat hij over de gecontroleerde afwijkingen rapporteert, ook indien de afwijkingen voor zijn oordeelsvorming over de getrouwheid en rechtmatigheid van de jaarrekening niet van materiële betekenis zijn.

Bepalingen met speciale aandacht:

Het bureau jeugdzorg

– de accountant stelt vast dat de subsidie door de stichting slechts is aangewend voor de taken, bedoeld in artikel 41, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg;

– de accountant stelt de volledigheid vast van de meldingen door het bureau jeugdzorg aan het landelijk bureau inning onderhoudsbijdragen (LBIO) over de aanvang en de beëindiging van jeugdzorg waarvoor een ouderbijdrage op grond van de wet verschuldigd is (artikel 12 van de Wet op de jeugdzorg);

– de accountant stelt de juistheid vast van de aantallen jeugdigen, waarvoor de stichting een van de taken, bedoeld in artikel 10, eerste lid onder a tot en met d, van de Wet op de jeugdzorg uitvoert: In dit verband beoordeelt de accountant de opzet, het bestaan en de werking van de beheersmaatregelen rond de registratie van jeugdigen (IJ systeem).

Zorgaanbieders

– de accountant stelt vast dat de subsidie door de zorgaanbieder slechts is aangewend voor de taken, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de wet;

– de accountant stelt vast dat op de verleende zorg, die door de zorgaanbieder voor subsidie in aanmerking is gebracht, aanspraak bestond op grond van de Wet op de jeugdzorg, blijkend uit een besluit van de betrokken stichting als bedoeld in artikel 6 van de Wet op de jeugdzorg, waarin is vastgesteld dat een cliënt is aangewezen op de in dat besluit opgenomen jeugdzorg of een document waaruit blijkt dat een cliënt een aanspraak heeft als bedoeld in artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit jeugdzorg of een beslissing van de rechter, de selectiefunctionaris of de directeur als bedoeld in artikel 3, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de jeugdzorg. In het bijzonder stelt de accountant vast dat de termijn gedurende welke de aanspraak geldt niet is overschreden.

4. Toelichting op de accountantsverklaring

Van de accountant wordt verwacht dat hij een toelichting op de accountantsverklaring geeft ten aanzien van de volgende aspecten:

– de oorzaken die ten grondslag liggen aan het niet afgeven van een goedkeurende verklaring, waarbij per oorzaak de omvang van het financiële belang wordt vermeld van de geconstateerde onjuistheden respectievelijk van de onzekerheden.

– De bevindingen met betrekking tot bepalingen met procedurele respectievelijk speciale aandacht.

– ongeacht de aard van de bevindingen, de volgende onderwerpen:

Voor alle instellingen

• De toereikendheid in het algemeen van de opzet, het bestaan en de werking van de administratieve organisatie, waaronder begrepen de richtlijnen en werkinstructies voor de met de uitvoering belaste medewerkers en de tijdige aanpassing daarvan als gevolg van wijzigingen in wet- en regelgeving. Hierbij rapporteert de accountant tevens over de bevindingen inzake de naleving van wet- en regelgeving in het algemeen en (voor zover de bevindingen niet zijn vermeld bij de accountantsverklaring) in het bijzonder over de betreffende wetsartikelen (c.a.) met procedurele en speciale aandacht, alsmede de naleving van het voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid.

• De toereikendheid van de maatregelen, die het management van de instelling voornemens is te nemen om eventuele tekortkomingen in de administratieve organisatie weg te nemen c.q. geconstateerde risico’s te beheersen.

• Baten, niet zijnde subsidies uit hoofde van de Wet op de jeugdzorg, dienen apart en per ontstaansgrond uit de jaarrekening te blijken. Voorzover deze baten ook lasten met zich brengen, dienen deze per ontstaansgrond separaat in de jaarrekening te worden toegelicht. De lasten dienen op een bedrijfseconomisch aanvaardbare grondslag te zijn berekend. De gehanteerde grondslag wordt toegelicht in de jaarrekening.

• Vaststelling, dat de instelling zich houdt aan de regelgeving inzake overheidsopdrachten (waaronder het besluit overheidsaanbestedingen c.q. de aanbestedingsrichtlijn van de EU). Met betrekking tot de controle op de naleving van de voorschriften inzake Europese aanbesteding zijn met name de geldende drempelbedragen en de specifieke criteria van leveringen en diensten van belang.

Voor de bureaus jeugdzorg

• De werking van de procedures voor het registeren van de gegevens die bepalend zijn voor de subsidieverstrekking uit hoofde van de Wet op de jeugdzorg. In dit verband dient in kwantitatieve zin ingegaan te worden op de resultaten van het onderzoek naar de getrouwheid en rechtmatigheid van de verantwoording met betrekking tot de aantallen, die betrekking hebben op de activiteiten genoemd in de regeling normbedragen jeugdzorg.

• De werking van de procedures voor het registeren van de gegevens die geleverd moeten worden uit hoofde van artikel 44, zesde lid, van de Wet op de jeugdzorg.

Annex bij het controleprotocol voor de accountantscontrole bij stichtingen en zorgaanbieders

Model accountantsverklaring ten behoeve van de verantwoording door stichtingen en zorgaanbieders

Opdracht

Wij hebben de jaarrekening jaartal van naam organisatie te plaatsnaam gecontroleerd.

Werkzaamheden

Bij onze controle hebben wij nagegaan of de jaarrekening voldoet aan de volgende eisen:

a. de jaarrekening geeft getrouw zowel de baten als lasten over jaartal als de activa en passiva per datum, weer en

b. de in de jaarrekening opgenomen baten en lasten, alsmede de balansmutaties zijn tot stand gekomen in overeenstemming met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen.

Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten en in overeenstemming met bijlage 4, behorend bij de Regeling bekostiging jeugdzorg. Onze controle is ingevolge de in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen zodanig gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. De controle omvatte onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvatte de controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die het bevoegd gezag van de instelling heeft gemaakt, alsmede een algehele evaluatie van het beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Oordeel

Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening van naam organisatie voldoet aan de hierboven omschreven eisen.

Tevens delen wij mede dat het bij of krachtens de Wet op de jeugdzorg bepaalde omtrent de subsidieverstrekking is nageleefd.

Overig

Wij hebben op grond van dit controleprotocol een toelichting op de accountantsverklaring opgesteld, waarin nader wordt ingegaan op die aspecten waarover aan de Ministers van VWS en Justitie gerapporteerd moet worden.

1

Dit betekent, dat bijvoorbeeld de wet- en regelgeving over arbeidsomstandigheden en de inhouding en afdracht van loonbelasting en premies niet betrokken worden bij het rechtmatigheidsoordeel. Dat neemt niet weg, dat indien fouten of risico’s aangetroffen worden in de financiële verantwoording naar aanleiding van overige regelgeving, de accountant die fouten en onzekerheden op de gebruikelijke wijze betrekt bij zijn getrouwheidsoordeel en de rapportering daarover.

Toelichting

Algemeen

In de Wet op de jeugdzorg (hierna ook: de wet) en het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg (hierna ook: het besluit) is voor een aantal onderwerpen die de financiële verhouding tussen het Rijk en de provincie en de subsidiëring door de provincie betreffen, aangegeven dat deze bij ministeriële regeling (nader) kunnen of moeten worden geregeld.

Het gaat om:

– nadere regels over de gegevens die door de provincie aan de betrokken Ministers verstrekt moeten worden bij de aanvraag van de uitkeringen bureau jeugdzorg en zorgaanbod (Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg, artikel 6, tweede lid);

– regels over de accountantscontrole van de verantwoording van de provincie en de verklaring van de accountant (Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg, artikel 7, tweede en vierde lid);

– het vaststellen van de termijnen waarin de uitkeringen bureau jeugdzorg en zorgaanbod aan de provincie worden betaald (Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg, artikel 8, tweede lid);

– regels over de subsidiëring van onder andere het bureau jeugdzorg en zorgaanbieders door de provincie (Wet op de jeugdzorg, artikel 41, zesde lid);

– regels omtrent de inrichting van het uitvoeringsprogramma (artikel 32, zevende lid, van de Wet op de jeugdzorg);

– regels over de accountantscontrole van de verantwoording van stichtingen en zorgaanbieders.

De onderhavige regeling voorziet in deze regels. Deze regeling moet ook gezien worden als een tijdelijke regeling voor de periode dat de financieringssystematiek van de Wet op de jeugdzorg (‘p × q’) nog niet is uitgewerkt. In een meer definitieve regeling zal vanuit de stelselverantwoordelijkheid, die de rijksoverheid met betrekking tot de jeugdzorg heeft, een aantal onderwerpen verder worden uitgewerkt.

Voor de jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringstaken van het bureau jeugdzorg is deze financieringssystematiek al uitgewerkt, omdat de (gezins)voogdij-instellingen nu al op deze wijze werden bekostigd. Voor deze taken is zoveel mogelijk aangesloten bij de begrotings- en verantwoordingsinformatie en de controlerichtlijnen zoals die in het verleden al werden gehanteerd.

De in de regeling opgenomen regels (artikelen 3 en 4) over de twee eerstgenoemde onderwerpen, beogen het Rijk te voorzien van die informatie die nodig is om een afgewogen beslissing te kunnen nemen op een aanvraag van de uitkeringen bureau jeugdzorg en zorgaanbod en om te kunnen toetsen dat de provincies de uitkeringen rechtmatig besteden.

Op grond van artikel 6 van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg moet de provincie vóór 1 oktober van elk jaar bij het Rijk een aanvraag indienen voor de uitkering bureau jeugdzorg en de uitkering zorgaanbod voor het komende jaar door toezending van het ontwerp van het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onderdeel c, van de wet. In de onderhavige regeling (artikel 4 en bijlage 3) is uitgewerkt welke gegevens de provincie in ieder geval in het uitvoeringsprogramma moet opnemen en op welke wijze deze gegevens gerangschikt moeten worden om het uitvoeringsprogramma geschikt te doen zijn als aanvraag.

Het uitvoeringsprogramma jeugdzorg bevat tevens een overzicht van de door de stichting die het bureau jeugdzorg in stand houdt en de door de zorgaanbieders geleverde activiteiten en de door de provincie verleende subsidies, aangevuld met een overzicht van de subsidies ten behoeve van de cliëntvertrouwenspersoon voor de cliënten van de stichting en van de zorgaanbieders, ten behoeve van de uitvoering van experimenten of de steunfunctie met betrekking tot de stichting en de jeugdzorg, die de provincie daarvoor in het voorafgaande jaar heeft verstrekt (zie artikel 32, tweede lid, onderdeel a, van de wet). Daarmee dient het uitvoeringsprogramma ook als financiële verantwoording van de besteding van de uitkeringen in dat jaar. Voor de verantwoording wordt gebruikt gemaakt van hetzelfde overzicht als voor de aanvraag. De verantwoording moet door een accountant worden onderzocht (artikel 3) met inachtneming van het controleprotocol dat als bijlage 4 bij de regeling is opgenomen. De regeling eist een verklaring van getrouwheid en rechtmatigheid van de accountant, die een dergelijke verklaring uiteraard alleen kan geven als de verantwoording bij de controle juist bevonden is.

De onderhavige regeling bevat niet alleen bepalingen die van belang zijn voor het aanvragen van de uitkeringen en de financiële verantwoording, maar ook over de wijze waarop de provincies de stichting en zorgaanbieders moet subsidiëren. Deze regels zijn op dit punt zeer beperkt gehouden. (artikelen 5, 6 en 7).

In artikel 5 wordt de eis gesteld dat de provincie, daar waar voor activiteiten op grond van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg een normbedrag is vastgesteld – dit is bij invoering van de Wet slechts het geval voor de justitiële taken van de stichting – de omschrijving van die activiteiten als grondslag voor de subsidiëring moet gebruiken. Het bij die activiteiten behorende normbedrag behoeft door de provincie niet te worden gehanteerd. De provincie bepaalt zelf met welk subsidiebedrag zij die activiteiten wil subsidiëren.

Artikel 5, tweede lid, schept voor de provincie de mogelijk de activiteiten voorzover het zorgaanbieders betreft onder te verdelen. Indien provincies gebruik maken van een onderverdeling van activiteiten in hun subsidierelatie met het zorgaanbod, moeten zij ermee rekening houden dat de door hen gehanteerde onderverdeling moet aansluiten op de verdeling, zoals opgenomen in bijlage 3 voor het zorgaanbod.

De regeling bevat in de artikelen 6 en 7 een regeling over de financiële verantwoording van de besteding van de provinciale subsidies door stichtingen en zorgaanbieders. De provincie zal de stichting en de zorgaanbieders die zij subsidieert moeten verplichten de financiële verantwoording door een accountant te laten controleren met inachtneming van in ieder geval het controleprotocol in bijlage 4 van deze regeling. Dit is noodzakelijk omdat de provinciale accountant voor zijn oordeel over de rechtmatige besteding van de doeluitkeringen ten behoeve van de financiële verantwoording aan het Rijk (artikel 3), moet kunnen steunen op het oordeel van de accountant die de jaarrekening van de stichting en zorgaanbieders controleert. De controleprotocollen in bijlagen 2 en 4 zijn dus complementair aan elkaar (‘dakpanconstructie’).

De regeling bevat voorts de opdracht aan de provincie de zorgaanbieders te verplichten een overzichtelijke en doelmatige cliëntenadministratie te voeren, die een volledig en actueel beeld geeft van de verleende zorg in relatie tot de aanspraken die bij de zorgaanbieder tot gelding worden gebracht. Dit stelt de accountant in staat zijn controle op basis van het protocol in bijlage 4 uit te voeren.

Opgemerkt zij nog dat voor de jaren 2005 en 2006 de op grond van artikel 107, tweede lid vastgestelde overgangsregeling ten aanzien van de inhoud van het uitvoeringsprogramma, geldt (Overgangregeling planning jeugdzorg).

Zoals reeds eerder is opgemerkt, zal dit besluit worden herzien nadat de uitwerking van de beoogde financieringssystematiek van de Wet op de jeugdzorg heeft plaatsgevonden. Alsdan zijn er wellicht ook redenen om meer regels te stellen aan het provinciale subsidiebeleid en de financiële informatie die de provincies aan het Rijk moeten leveren.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C.I.J.M. Ross-van Dorp

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

Naar boven