Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005

23 december 2004

Nr. POI 2004131028

DPOI

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op het Koninklijk besluit van 18 oktober 1988 (Stb. 1988, 499), houdende de regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal;

Gelet op het Organisatiebesluit VROM 2005;

Besluit:

Paragraaf 1

Definities

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister: minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

b. ministerie: ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

c. staatssecretaris: staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

d. algemene leiding: secretaris-generaal en de vervanging van de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal van het ministerie;

e. diensthoofd: directeur-generaal Milieu, directeur-generaal Wonen, directeur-generaal Ruimte, directeur-generaal Rijksgebouwendienst, secretaris-generaal als manager belast met de dagelijkse leiding van de Concernstaf en de Auditdienst, plaatsvervangend secretaris-generaal als manager belast met de dagelijkse leiding van de Gemeenschappelijke Dienst, inspecteur-generaal VROM, directeur van het Ruimtelijk Planbureau en directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting, ieder voor zover het zijn dienst betreft;

f. mandaat: de bevoegdheid om in naam van minister of staatssecretaris besluiten te nemen of beleidsregels vast te stellen, het ministerie betreffende;

g. volmacht: de bevoegdheid om namens de Staat der Nederlanden in naam van minister of staatssecretaris het ministerie betreffende privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

h. machtiging: de bevoegdheid om in naam van minister of staatssecretaris handelingen te verrichten die noch besluiten noch privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn en het ministerie betreffen.

Paragraaf 2

Mandaat, volmacht en machtiging van de algemene leiding

Artikel 2

1. Aan de algemene leiding wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met de taken, genoemd in artikel 3.1 van het Organisatiebesluit VROM 2005 en de taak, vermeld in het Koninklijk besluit van 18 oktober 1988 (Stb. 1988, 499).

2. Tot de aangelegenheden, bedoeld in het eerste lid, behoren in ieder geval:

a. besluiten tot toepassing van disciplinaire maatregelen als bedoeld in artikel 81, eerste lid en artikel 91 en 92 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

b. besluiten tot toepassing van mogelijke hardheidclausules toegestaan door de minister van BZK aan de minister zoals opgenomen in het Algemeen Rijksambtenarenreglement en interne regelgeving van het ministerie;

c. besluiten tot toepassing van artikel 6a, 34, 34e, 49 t/m 49q, 96, 96a, 99, 113, 114, 116 en 117 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

d. besluiten tot toepassing van mogelijke hardheidsclausules toegekend door de minister van BZK aan onze minister zoals opgenomen in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en daaruit afgeleide regelingen en interne regelgeving van het ministerie;

e. het vaststellen van eventuele niet-individuele regelingen voorzover de Ambtenarenwet, het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 dan wel daaruit voortvloeiende regelgeving deze mogelijkheid biedt;

f. het vaststellen van regels op het gebied van de bedrijfsvoering, waaronder begrepen personeelsaangelegenheden, het ministerie betreffende;

g. het geven van aanwijzingen op het gebied van bedrijfsvoering, waaronder begrepen personeelsaangelegenheden, het ministerie betreffende.

3. Aan de algemene leiding wordt mandaat verleend tot het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, die zijn gericht tegen besluiten die verband houden met taken van de algemene leiding, genoemd in artikel 3.1 van het Organisatiebesluit VROM 2005, tenzij het besluiten betreft die door de algemene leiding, minister of staatssecretaris zijn genomen.

4. Tot de beslissingen op bezwaarschriften, als bedoeld in het derde lid, behoren in ieder geval beslissingen op bezwaarschriften:

a. die zijn gericht tegen besluiten, bedoeld in het tweede lid;

b. die voortvloeien uit het Besluit Reorganisaties VROM 2001.

Paragraaf 3

Mandaat, volmacht en machtiging diensthoofd

Artikel 3

1. Aan het diensthoofd wordt binnen de vastgestelde regelgeving en kaders mandaat, volmacht en machtiging verleend met betrekking tot de aangelegenheden die verband houden met zijn taken en de taken van de onder hem ressorterende dienstonderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit VROM 2005, voor zover deze bevoegdheden niet zijn toebedeeld aan de algemene leiding op grond van artikel 2 of niet reeds bij of krachtens de wet aan het diensthoofd zijn toebedeeld.

2. Tot de aangelegenheden, bedoeld in het eerste lid, behoren in ieder geval:

a. de taken van integraal management, met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel en financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;

b. het met voorafgaande goedkeuring van de algemene leiding inzetten van organisatieveranderingen en formatieveranderingen;

c. Het vaststellen van de formatie tot schaal 13 van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen, met dien verstande dat functiewaarderingsbesluiten met betrekking tot de functionarissen rechtstreeks vallend onder de diensthoofden en die van functies welke niet opgenomen zijn in de formatie zijn voorbehouden aan de algemene leiding;

d. het leidinggeven aan de rechtstreeks onder het diensthoofd ressorterende functionarissen;

e. het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in de overlegvergadering met de medezeggenschap van de onder het diensthoofd ressorterende dienst.

3. Aan het diensthoofd wordt mandaat verleend tot het nemen van beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met zijn taken en de taken van de onder hem ressorterende dienstonderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit VROM 2005, tenzij het besluiten betreft, die door het diensthoofd zijn genomen.

4. Aan het diensthoofd wordt mandaat verleend tot het vaststellen van beleidsregels met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met zijn taken en de taken van de onder hem ressorterende dienstonderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit VROM 2005.

5. Het diensthoofd is gemachtigd tot het aangaan van (financiële) verplichtingen en het doen van betalingen, voorzien in de vastgestelde begrotingen van zijn dienst.

6. Het diensthoofd is met betrekking tot de onder hem ressorterende dienst gemachtigd de taken en bevoegdheden van de beheerder, bedoeld in de Regeling Wet bescherming persoonsgegevens ministerie van VROM uit te oefenen.

Artikel 4

1. Het diensthoofd is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat en het doorverlenen van zijn volmacht en/of machtiging aan onder hem ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden die verband houden met de taken van zijn dienst, genoemd in het Organisatiebesluit VROM 2005, met dien verstande dat ondermandaat voor besluiten die leiden tot financiële verplichtingen niet lager dan de functie van directeur/hoofd dienstonderdeel plaatsvindt; tevens met dien verstande dat geen ondermandatering plaatsvindt voor besluiten met betrekking tot inzet van externen voor de categorieën interimmanagement, organisatie en formatieadvies, beleidsadvies en communicatieadvies.

2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheden hebben tevens betrekking op het uitoefenen van de dagelijkse leiding van het onderdeel waarvoor de betreffende functionarissen verantwoordelijk zijn, met inbegrip van verantwoordelijkheden op organisatorisch, financieel en materieel gebied en specifieke door het diensthoofd toegekende bevoegdheden.

3. De uitoefening door het diensthoofd van zijn bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geschiedt bij schriftelijk besluit, met voorafgaande instemming van de algemene leiding en na advies van de directeur Juridische Zaken, de directeur Personeel,Organisatie en Informatie en de directeur Financiële en Economische Zaken.

4. Voor een besluit, als bedoeld in het derde lid, wordt gebruik gemaakt van het door de directeur Personeel, Organisatie en Informatie vastgestelde model.

5. Het diensthoofd van de Gemeenschappelijke Dienst draagt zorg voor het beheer van dit besluit en de besluiten, bedoeld in het vierde lid.

Pargraaf 4

Begrenzing mandaat, volmacht en machtiging

Artikel 5

1. Aan de minister blijft voorbehouden de bevoegdheid tot het nemen van besluiten met betrekking tot kaders van departementaal beleid en aangelegenheden die op grond van interdepartementale regelgeving of afspraken op het niveau van de minister dienen te worden afgehandeld.

2. Dit besluit is niet van toepassing, voor zover mandaat, volmacht of machtiging bij of krachtens een wettelijk voorschrift zijn verleend aan een andere instantie dan de in dit besluit genoemde.

Artikel 6

1. Het diensthoofd informeert terstond de minister, de staatssecretaris en de algemene leiding bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen, aangaande de hem toegekende taken en bevoegdheden. Zwaarwegende omstandigheden zijn in ieder geval die omstandigheden of gebeurtenissen van dusdanige aard dat deze naar redelijke verwachting van invloed zijn op beeldvorming, politieke ruimte van minister of staatssecretaris dan wel een ordelijk beheer van het ministerie.

2. Elke functionaris aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend, heeft een informatie- en signaleringsplicht jegens degene die het mandaat heeft verleend.

Paragraaf 5

Overige bepalingen

Artikel 7

1. Indien een besluit op grond van in dit besluit toegekende bevoegdheden wordt afgedaan, luidt de ondertekening:

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

voor deze:

dan wel, voortvloeiend uit de taakverdeling tussen de Minister en de Staatssecretaris:

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

voor deze:

2. Bij ondertekening van besluiten en stukken op grond van de volmacht van het diensthoofd wordt de aanduiding van de minister voorafgegaan door: namens de Staat der Nederlanden.

Artikel 8

1. De Regeling taken en bevoegdheden VROM 2004 wordt ingetrokken.

2. De Regeling bevoegdheden secretaris-generaal VROM met betrekking tot personeelsaangelegenheden 2004 wordt ingetrokken.

Artikel 9

Besluiten tot mandaatverlening die berusten op artikel 8 van de Regeling taken en bevoegdheden VROM 2004 berusten na inwerkingtreding van dit besluit op artikel 4 van dit besluit.

Artikel 10

1. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005.

2. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 december 2004.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, S.M. Dekker.

Naar boven