Wijziging diverse Regelingen Verkeer en Waterstaat

Wijziging van de Regeling loodsgeldtarieven en enige andere regelingen (loodsgelden en loodsvergoedingen 2005 en wijziging CBS-indices)

23 december 2004

Nr. HDJZ/SCH/2004-3126

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 14a, tweede lid, en 15a, derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet, 2, eerste en tweede lid, 5, tweede lid, en 10, tweede lid, van het Loodsgeldbesluit 1995, 17, eerste lid, van het Loodsenregisterbesluit en 6, vijfde lid, van het Loodsplichtbesluit 1995;

Besluit:

Artikel I

De Regeling loodsgeldtarieven1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van Hoofdstuk I komt te luiden:

Hoofdstuk I. De zee- en binnenloodsgeldtarieven .

B

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

De zee- en binnenloodsgeldtarieven voor de zeehavengebieden Delfzijl–Eemshaven, Harlingen–Terschelling, Den Helder, Amsterdam–IJmuiden, Rotterdam–Rijnmond en Scheldemonden zijn vastgesteld zoals opgenomen in bijlagen I tot en met VI bij deze regeling.

C

Artikel 2 vervalt.

D

In artikel 3 wordt ‘bijlage III bij deze regeling’ vervangen door: bijlage VII bij deze regeling.

E

In artikel 3b wordt ‘Door de organisatie kan op het toepasselijke Z-, B- en H-tarief volgens het schema dat in bijlage IV bij deze regeling is opgenomen,’ vervangen door: Door de organisatie kan op het toepasselijke Z- en B-tarief volgens het schema dat in bijlage VIII bij deze regeling is opgenomen, .

F

Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘€ 115’ vervangen door: € 116.

2. In de onderdelen c en d wordt ‘€ 57’ telkens vervangen door: € 58.

3. In de onderdelen c, d, e en f wordt ‘€ 461’ telkens vervangen door: € 466.

4. In de onderdelen c en d wordt ‘€ 229’ telkens vervangen door: € 231.

5. Onderdeel i vervalt.

6. Onderdeel j wordt geletterd i.

G

In artikel 7, tweede lid, onder c, wordt ‘zoals bepaald in de regeling, houdende voorschriften voor melding en verzoek om loods (Stcrt. 1988, 168);’ vervangen door: zoals vastgesteld krachtens de Scheepvaartverkeerswet; .

H

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

1. Voor een regioreis in de regio Rotterdam–Rijnmond is de kapitein van het schip een forfait verschuldigd ter hoogte van € 44,52.

2. Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt jaarlijks per 1 januari aangepast volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde index personenvervoer over de weg.

I

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt: ‘€ 39,65’ vervangen door: € 41,32.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2 Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt jaarlijks per 1 januari aangepast volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde index personenvervoer over de weg.

J

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 52,80’ vervangen door: € 53,54.

2. In het tweede lid wordt ‘consumentenprijsindex, uitgaven in de horeca’ vervangen door: consumentenprijsindex hotels, cafés en restaurants.

K

In artikel 18, eerste lid, wordt ‘€ 56,57’ vervangen door: € 57,36.

L

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20

1. De vergoeding voor een gemiste maaltijd aan boord bedraagt voor:

a. ontbijt: € 6,94;

b. lunch: € 20,79;

c. diner: € 12,72.

2. De bedragen, bedoeld in het eerste lid, worden jaarlijks per 1 januari aangepast volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex hotels, cafés en restaurants, zoals bekend is per 1 november van het voorafgaande jaar.

M

De bijlagen I en II worden vervangen door de als bijlage bij deze regeling gevoegde bijlagen I tot en met VI.

N

Het opschrift van bijlage III komt te luiden:

Bijlage VII, behorende bij artikel 3 van de Regeling loodsgeldtarieven

Lijst van de meest voorkomende loodsreizen .

O

Het opschrift van bijlage IV komt te luiden:

Bijlage VIII, behorende bij artikel 3b van de Regeling loodsgeldtarieven

Schema frequentiekorting loodsgeldtarieven .

Artikel II

In artikel 3, tweede lid, van de Regeling tarief verklaringen van vrijstelling Scheepvaartverkeerswet2 en artikel 3 van de Regeling tarief loodsenregister en Register loodsplicht kleine zeeschepen3 vervalt telkens: exclusief de invloed van wijzigingen van indirecte belastingen, .

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2005, met uitzondering van artikel II dat in werking treedt met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Algemeen

1. Wijzigingen in de loodsgeldtariefstructuur

Op 1 maart 2005 treedt het besluit van 12 november 2004, houdende wijziging van het Loodsgeldbesluit 1995 (vereenvoudiging tariefstructuur), Stb. 617 in werking. In dit besluit zijn de navolgende belangrijke wijzigingen aangebracht in de structuur van de loodsgeldtarieven:

a. het havenloodsgeldtarief (H-tarief), dat alleen in Rotterdam werd geheven, is afgeschaft;

b. in alle in aanmerking komende zeehavengebieden wordt consequent zeeloodsgeldtarief (Z-tarief) en binnenloodsgeldarief (B-tarief) geheven;

c. het Z- en B-tarief worden per zeehavengebied gedifferentieerd vastgesteld.

In deze regeling vindt aanpassing van de Regeling loodsgeldtarieven aan bovenvermelde wijzigingen van het Loodsgeldbesluit 1995 plaats.

2. Loodsgeldtarieven en loodsvergoedingen 2005

a. Tariefvoorstel

Ingevolge artikel 15a, vierde lid, van de Scheepvaartverkeerswet en artikel 29, eerste lid, van het Loodsgeldbesluit 1995 doet de algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie jaarlijks voor 1 juli een voorstel voor de herziening van de tarieven aan de Minister van Verkeer en Waterstaat. De algemene raad heeft dit voorstel bij brief van 28 juni 2004, nr. NLC/WD/B2004.0197/EB, ingediend. In het voorstel heeft de algemene raad rekening gehouden met de destijds nog in voorbereiding zijnde herziening van het Loodsgeldbesluit 1995.

De algemene raad heeft in zijn voorstel allereerst de indexering, bedoeld in artikel 30 van het Loodsgeldbesluit 1995 bepaald op 1,2%. Voorts heeft de algemene raad in zijn voorstel aangegeven op welke wijze hij een correctie van de tarieven heeft uitgevoerd in verband met de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) foutief vastgestelde prijsindexcijfers over het jaar 2003. De correctie is vastgesteld op –0,2%. De algemene raad stelt voor deze correctie te verwerken door de wijziging van de loodsgeldtarieven en loodsvergoedingen voor het jaar 2005 niet met ingang van 1 januari 2005, maar met ingang van 1 maart 2005, in werking te laten treden. De artikelen II en III van het bovenvermelde besluit van 12 november 2004, Stb. 617, bevatten een voorziening om eenmalig af te wijken van artikel 29, tweede lid, van het Loodsgeldbesluit 1995, waarin wordt voorgeschreven dat jaarlijkse tariefswijzigingen steeds op 1 januari in werking treden.

De algemene raad heeft in zijn brief, met inachtneming van deze uitgangspunten de volgende drie voorstellen ontwikkeld:

1. een voorstel om met inachtneming van het te wijzigen Loodsgeldbesluit 1995 met regionale differentiëring van de tarieven de interregionale kruisfinanciering in de bedrijfsorganisatie van het Loodswezen in vijf jaar af te schaffen;

2. een voorstel om met inachtneming van het te wijzigen Loodsgeldbesluit 1995 met regionale differentiëring van de tarieven de interregionale kruisfinanciering in de bedrijfsorganisatie van het Loodswezen in tien jaar af te schaffen;

3. een voorstel om de tarieven met ingang van 1 maart 2005 met de wettelijk gegarandeerde index van 1,2%, gecorrigeerd wegens de foutieve indexering van het CBS tot 1,0%, te verhogen, voor het geval de voorziene wijziging van het Loodsgeldbesluit 1995 niet tot stand zou komen.

b. Consultaties

Ingevolge artikel 15a, vijfde lid, van de Scheepvaartverkeerswet dient de algemene raad over het voorstel overleg te plegen met vertegenwoordigers van de havenbesturen en het scheepvaart- en havenbedrijfsleven. Dit overleg heeft op 22 juni 2004 in de Overleggroep Loodsgeldtarieven (LOT) plaatsgevonden. Het LOT heeft zich, blijkens het overgelegde vergaderverslag, achter voorstel 2 van de algemene raad kunnen scharen.

Nadat duidelijk is geworden dat voor wijziging van het Loodsgeldbesluit 1995 voldoende draagvlak bestond bij het Loodswezen en de scheepvaart- en havensector is deze wijziging door de Kroon geëffectueerd.

Bij brief van 4 november 2004, nr. RvG/B2004.361/EB, aan de Minister van Verkeer en Waterstaat heeft de algemene raad zijn voorstel van 28 juni 2004 gepreciseerd in die zin dat voorstel 2 het definitieve voorstel voor de loodsgeldtarieven en loodsvergoedingen 2005 is.

Meer uitgewerkt behelst dit voorstel de volgende elementen:

a. het met ingang van 1 maart 2005 op uniforme wijze heffen van een Z- en een B-tarief in zes onderscheiden zeehavengebieden en het vervallen van het H-tarief;

b. het met ingang van 1 maart 2005 gedifferentieerd aanpassen van de Z- en B-tarieven voor ieder zeehavengebied, onder gelijktijdige afbouw van de kruisfinanciering met 10% (uitgaande van een afbouwtempo van 10% per jaar), met de volgende percentages:

i. Delfzijl–Eemshaven Z- en B-tarief min 3,84%;

ii. Harlingen–Terschelling Z- en B-tarief min 21,24%;

iii. Den Helder Z- en B-tarief min 17,03%;

iv. Amsterdam–IJmuiden Z- en B-tarief min 3,54%;

v. Rotterdam–Rijnmond Z- en B-tarief plus 5,71%;

vi. Scheldemonden Z- en B-tarief plus 4,01%;

c. het met ingang van 1 maart 2005 aanpassen van de in de Regeling loodsgeldtarieven opgenomen loodsvergoedingen met de daarvoor geldende indices.

Het gevolg van deze voorstellen is dat de loodsgeldtarieven in 2005 macro met 1,0% stijgen.

c. Toetsing

Ingevolge artikel 15a, vijfde lid, onder c, van de Scheepvaartverkeerswet toetst de Minister van Verkeer en Waterstaat of de voorgestelde tarieven niet strijdig zijn met het recht of het algemeen belang.

De Permanente Commissie van Toezicht op de Scheldevaart heeft een toetsing van het voorstel aan het geldende verdragsrecht verricht en is tot de vaststelling gekomen dat het voorstel zich binnen de verdragsrechtelijk toegelaten marges voor de ontwikkeling van de loodsgeldtarieven voor de vaart op Antwerpen en Rotterdam bevindt. Het voorstel is overigens in overeenstemming met de Scheepvaartverkeerswet en het gewijzigde Loodsgeldbesluit 1995. De gevolgen van de onjuist vastgestelde prijsindexcijfers zijn geredresseerd. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het recht.

De mutaties van de gemiddelde loodsgeldtarieven bedragen in de zes te onderscheiden zeehavengebieden:

1. Delfzijl–Eemshaven: + 33,99%;

2. Harlingen–Terschelling: + 62,38%;

3. Den Helder: + 139,34%;

4. Amsterdam–IJmond + 1,81%;

5. Rotterdam–Rijnmond + 0,05%;

6. Scheldemonden + 3,93%.

Met deze veranderingen wordt door het Loodswezen, de scheepvaart en de havens een betekenisvolle bijdrage geleverd aan de doelstelling de regionale kruisfinanciering binnen de bedrijfsorganisatie van het Loodswezen af te bouwen, zodat naar een meer op de kosten georiënteerde tariefstructuur kan worden toegewerkt. Het voorstel is derhalve ook in overeenstemming met het algemeen belang. In deze regeling worden de tarieven gewijzigd in overeenstemming met het voorstel.

3. Overige wijzigingen

In deze regeling worden voorts enige bestaande indexeringsregelingen geactualiseerd en wordt een enkele wetgevingstechnische correctie aangebracht. In verband met door het CBS aangebrachte veranderingen in de benaming van diverse indices, dient ook de benaming van de in de Regeling tarief verklaringen van vrijstelling Scheepvaartverkeerswet en de Regeling tarief loodsenregister en Register loodsplicht kleine zeeschepen gehanteerde index te worden gewijzigd. Artikel II strekt daartoe. Deze wijzigingen hebben geen financiële gevolgen.

4. Administratieve lasten voor het bedrijfsleven

Deze regeling brengt geen wijziging in de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven. Een voorontwerp is daarom niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten.

5. Consultatie

Een voorontwerp van de regeling is ter consultatie voorgelegd aan de algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie. Bij brief van 3 december 2004 heeft de algemene raad bericht geen bezwaren tegen het voorontwerp te hebben.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en E

In verband met het vervallen van het H-tarief dienen de nodige wijzigingen te worden aangebracht in een enkel opschrift en enige bepalingen van de Regeling loodsgeldtarieven. Deze onderdelen strekken daartoe.

Artikel I, onderdeel C

Als gevolg van de afschaffing van het H-tarief, vervalt ook de uit verordening (EG) nr. 2978/94 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 november 1994 betreffende de tenuitvoerlegging van IMO-resolutie A.747(18) inzake de toepassing van tonnagemeting op de ballastruimten in tankers met gescheiden ballasttanks (PbEG L 319) voortvloeiende korting op het loodsgeld voor olietankers met gescheiden ballasttanks. Deze verordening heeft tot doel het gebruik van dit type tankschip te bevorderen. Deze tankschepen bieden door hun constructie een betere bescherming tegen de gevolgen van aanvaringen, met name in de vorm van olielekkages, voor het zeemilieu. Deze schepen zijn echter aanzienlijk groter dan conventionele tankschepen, waardoor de haven- en loodsgeldtarieven, indien deze direct of indirect zijn gerelateerd aan het volume van het schip ook hoger zijn. De verordening schrijft daarom voor dat aan dergelijke schepen een korting op de haven- en loodsgelden moet worden verleend, indien deze zijn gerelateerd aan het volume van het schip. In Nederland zijn het Z- en het B-tarief gebaseerd op diepgang, respectievelijk diepgang en afstand. Bij de totstandkoming van de huidige Regeling loodsgeldtarieven is vastgesteld dat deze maatstaven direct, noch indirect tot gevolg hebben dat olietankers met gescheiden ballasttanks ongunstiger behandeld worden dan conventionele olietankers. Dit gold echter niet voor het H-tarief, dat aan de lengte van het schip is gerelateerd. Daarom werd overeenkomstig artikel 5, derde lid, van de verordening een korting van 6,4% verleend op dit tarief voor olietankers met gescheiden ballasttanks. Het vervallen van deze korting heeft niet tot gevolg dat in Nederland, waar het de loodsgeldtarieven betreft, niet meer aan de verordening zou worden voldaan. In verband met de verplichte uitfasering van enkelwandige olietankers wordt de verordening overigens met ingang van 31 december 2007 ingetrokken1 .

Artikel I, onderdelen D, E, M, N en O

In verband met de regionalisering van de tarieven vervallen de bestaande bijlagen I en II bij de Regeling loodsgeldtarieven. Zij worden vervangen door zes nieuwe bijlagen waarin per zeehavengebied de Z- en B- tarieven worden vastgesteld. Volledigheidshalve wordt vermeld dat het zeehavengebied Rotterdam–Rijnmond als voorheen tevens de zeehavens Scheveningen, Dordrecht en Moerdijk omvat. De bijlagen III en IV worden vernummerd tot VII en VIII. Tegelijk wordt hiermee uitvoering gegeven aan de onderdelen a en b van het bovenvermelde tariefvoorstel van de algemene raad.

Artikel I, onderdelen F, I, J, K en L

In deze onderdelen wordt uitvoering gegeven aan onderdeel c van het tariefvoorstel van de algemene raad. In de onderdelen H en I wordt een nieuwe indexeringsmethode geregeld voor de kosten van taxivervoer die beter uitvoerbaar is dan de bestaande methode. In de onderdelen K en L wordt de benaming van de index aangepast aan de sinds enige tijd door het CBS gehanteerde benaming.

Artikel I, onderdeel G

De in artikel 7, tweede lid, onder c, van de Regeling loodsgeldtarieven genoemde regeling is al geruime tijd geleden vervangen door de Regeling communicatie en loodsaanvragen zeevaart. Het is doelmatiger de desbetreffende verwijzing meer algemeen te formuleren.

Artikel III

Deze regeling zal in afwijking van de gebruikelijke systematiek op 1 maart 2005 in werking treden. In het algemeen gedeelte is op de rechtvaardiging daarvoor ingegaan.

In het slotformulier van de regeling is bepaald dat de bijlage bij de regeling wordt bekendgemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Terinzagelegging vindt plaats in de bibliotheek van de Hoofddirectie Juridische Zaken van het ministerie, gevestigd aan de Koningskade 4, 2596 AA Den Haag.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

  • 1

    Laatstelijk gewijzigd bij regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 2 december 2003, Stcrt. 239.

  • 2

    Laatstelijk gewijzigd bij regeling van 1 oktober 2001, Stcrt. 214 (supplement).

  • 3

    Laatstelijk gewijzigd bij regeling van 2 november 2001, Stcrt. 217.

Naar boven