Wijziging Regeling WWB

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 december 2004, Directie Werk en Bijstand, nr. W&B/URP/2004/84759, tot wijziging van de regeling WWB in verband met een aanpassing van de regels met betrekking tot de aanspraak op vakantietoeslag, alsmede in verband met een aanpassing van de regels met betrekking tot de aanvullende uitkering

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 31, vierde lid, 74, tweede lid, en artikel 75, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand, alsmede artikel 10, vierde lid, van het Besluit WWB;

Besluit:

Artikel I

De Regeling WWB1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel c, wordt ‘artikel 74’ vervangen door: artikel 74, eerste lid,.

B

In artikel 9 wordt ‘in de periode van 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004’ vervangen door: in het kalenderjaar 2005.

C

De tabel, bedoeld in artikel 11, komt te luiden:

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak

  

op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

 

€ 0,00

€ 448,63

8,00% x ink

 

€ 448,63

€ 531,84

7,75% x ink – € 12,23

€ 531,84

€ 968,34

6,56% x ink – € 5,89

 

€ 968,34

€ 1014,32

1,07% x ink + € 47,27

€ 1014,32

€ 1038,63

0,90% x ink + € 41,36

€ 1038,63

 

5,69% x ink – € 8,37

D

De tabel, bedoeld in artikel 12, komt te luiden:

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak

  

op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

 

€ 0,00

€ 423,58

8,00% x ink

€ 423,58

€ 877,25

8,01% x ink – € 12,64

€ 877,25

€ 914,91

1,30% x ink + € 46,18

€ 914,91

€ 934,81

1,09% x ink + € 40,42

€ 934,81

 

6,95% x ink – € 14,32

E

De tabel, bedoeld in artikel 13, komt te luiden:

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak

  

op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

 

€ 0,00

€ 719,42

8,00% x ink

€ 719,42

€ 757,07

1,30% x ink + € 48,23

€ 757,07

€ 776,98

0,90% x ink + € 42,25

€ 776,98

 

6,95% x ink – € 3,35

F

In artikel 14 wordt ‘5,20%’ vervangen door: 5,1%.

G

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

Aanvullende uitkering

1. Een verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet wordt in de periode van 1 januari tot en met 31 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft, door de minister ontvangen.

2. Na afloop van de periode, bedoeld in het eerste lid, beslist de minister op het verzoek uiterlijk 31 december van het kalenderjaar waarin het verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet is ontvangen.

3. Een verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet kan slechts voor inwilliging in aanmerking komen, indien naar het oordeel van de toetsingscommissie, bedoeld in artikel 73 van de wet, sprake is van:

a. een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt, en

b. de overstijging, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit WWB, niet het gevolg is van:

1°. onrechtmatige uitvoering van de wet, of

2°. beleidskeuzen van, dan wel handelen door het college of de gemeenteraad van de tekortgemeente.

4. Van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt is in ieder sprake, indien:

a. de instroom van de tekortgemeente in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde instroom van de tekortgemeente in de jaren [t-1], [t-2] en [t-3] hoger is dan de landelijke instroom in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde landelijke instroom in de jaren [t-1], [t-2] en [t-3], en

b. de uitstroom van de tekortgemeente in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde uitstroom van de tekortgemeente in de jaren [t-1], [t-2] en [t-3] lager is dan de landelijke uitstroom in jaar [t] ten opzichte van de gemiddelde landelijke uitstroom in de jaren [t-1], [t-2] en [t-3].

5. Het derde lid, onderdeel b, sub 2, is niet van toepassing op gemeenten met 40.000 of minder inwoners.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 december 2004.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Toelichting

De onderhavige wijziging voorziet in een aanpassing van de regels met betrekking tot de aanspraak op vakantietoeslag en met betrekking tot de aanvullende uitkering.

De aanspraak op vakantietoeslag die over een inkomen bestaat wordt in het kader van de bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand niet vastgesteld op het te zijner tijd feitelijk uit te betalen bedrag, maar wordt, uitgaande van het maandinkomen, forfaitair vastgesteld, rekening houdend met het bepaalde in de Regeling WWB (paragraaf 6, Vakantietoeslag). Uitgangspunt bij de opstelling van de in de regeling opgenomen rekenregels is dat het vastgestelde vakantiegeld slechts binnen beperkte marge mag afwijken van het feitelijk door betrokkene te ontvangen bedrag. In deze regeling dienen daartoe de belastingtarieven en premies te zijn verwerkt die van toepassing zijn in de periode waarop de verrekening van het inkomen plaats vindt. Aangezien per 1 januari 2005 belastingtarieven en premies wijzigen dienen de desbetreffende bedragen en percentages, genoemd in paragraaf 6 van de Regeling WWB, daaraan te worden aangepast.

Ook met betrekking tot de aanvullende uitkering wordt deze regeling gewijzigd. In het verlengde van de wijziging van artikel 74, tweede lid, van de wet worden de termijnen vastgelegd waarbinnen de gemeente een verzoek om aanvullende uitkering kan indienen en de minister op een dergelijk verzoek beslist. De nieuwe termijnen die overeenkomen met hetgeen hierover is vermeld in de toelichting op bovenbedoelde wijziging van art. 74, bevorderen de zorgvuldige afhandeling van ingediende verzoeken. Ongewijzigd blijft dat verzoeken die worden ingediend na het verstrijken van de uiterste indieningstermijn, niet in behandeling worden genomen. Een indieningstermijn van 7 maanden biedt enerzijds gemeenten voldoende ruimte voor het indienen van een goed onderbouwd verzoek en draagt er anderzijds toe bij dat het Rijk binnen het begrotingsjaar zekerheid verkrijgt omtrent het aantal verzoeken van gemeenten en de benodigde financiële middelen om de toegekende verzoeken te dekken.

De aanvullende uitkering is bedoeld voor situaties waarin oorzaken voor de overschrijding van de eigenrisicodrempel buiten de invloedssfeer van de gemeente ligt en waarmee bij de vaststelling van het gemeentebudget geen rekening kon worden gehouden. In het derde lid van artikel 15 wordt ondermeer aangegeven dat van een dergelijke situatie geen sprake is indien het tekort het gevolg is van beleidskeuzen en handelen van de tekortgemeente. Gebleken is dat de in dat kader gebruikte terminologie ‘verwijtbaar handelen’ minder gelukkig is. Omdat het uiteraard geenszins de bedoeling is dat het Rijk zich met de gemeentelijke beleidskeuzen inlaat, is het voormalige eerste lid van artikel 15 opnieuw geformuleerd. De strekking van de bepaling, namelijk dat de gemeente de rekening van haar beleidskeuzen niet op het Rijk kan afwentelen, blijft evenwel ongewijzigd. Bij de aanpassing van het onderhavige artikellid is voorts, conform de memorie van toelichting op de WWB (Kamerstukken II, 2002–2003, 28 870, nr. 3, blz. 18), geëxpliciteerd dat de rechtmatige wetsuitvoering een relevant criterium is.

In het vijfde lid wordt voorzien in het in de toelichting op het Besluit WWB aangeduide ‘lichtere’ regime voor gemeenten met 40 000 of minder inwoners. Bij die gemeenten wordt niet getoetst of en in hoeverre het eigen beleid en de eigen uitvoering heeft bijgedragen aan de overschrijding van de eigen risicodrempel. Voor de peildatum van het aantal inwoners wordt aangesloten bij de systematiek van het verdeelmodel.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

  • 1

    Stcrt. 2003, 204; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 29 november 2004 (Stcrt. 239).

Naar boven