Wijziging Leidraad Invordering 1990

23 december 2004

nr. CPP2004/2905M

Belastingdienst/Centrum voor Proces- en productontwikkeling, Domein Formeel recht, Invordering en Rechtstoepassing algemeen

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

De Leidraad Invordering 1990, resolutie van 25 juni 1990, nr. AFZ 90/1990, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 9 juli 2004, nr. CPP 2004/1587M, Stcrt.135, wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijgevoegde bijlage.

Bijlage

Artikel I

A. In § 1, Inleidende opmerkingen, zesde lid, wordt na de laatste volzin toegevoegd:

Het voorgaande betekent onder meer dat de ontvanger handelt overeenkomstig deze leidraad, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de leidraad te dienen doelen (vgl. art. 4:84 Awb). Dit laatste zal slechts bij hoge uitzondering aan de orde zijn. Het afwijken van beleidsregels leidt in de regel immers tot schending van het gelijkheidsbeginsel. Er dient dus sprake te zijn van daadwerkelijk bijzondere omstandigheden, op grond waarvan onverkorte toepassing van de leidraad onevenredig nadeel voor de betrokkene zou opleveren in verhouding tot de door de ontvanger te dienen belangen. Dit criterium gaat aanzienlijk verder dan een belangenafweging als bedoeld in art. 3:4 Awb.

B. Paragraaf 1, Inleidende opmerkingen, zevende lid, wordt vervangen door:

Algemene uitgangspunten van het invorderingsbeleid

7. Als de invordering op verschillende wijzen kan geschieden, geldt als uitgangspunt dat de voor de fiscus eenvoudigste, snelste en minst kostbare wijze de voorkeur verdient.

Soms is verhaal mogelijk door middel van een vordering op grond van artikel 19 van de wet. Het verdient de voorkeur om reeds voordat tot de tenuitvoerlegging van het dwangbevel wordt besloten, te bezien of van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt, nu het daarbij gaat om een specifiek in de wet voorziene invorderingsmaatregel waarbij doelmatigheid en doeltreffendheid voorop staan.

C. Hoofdstuk I, artikel 3, wordt als volgt gewijzigd.

C.1. In § 3, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. De eerste volzin wordt vervangen door: Een faillissement heeft voor een belastingschuldige doorgaans ingrijpende maatschappelijke gevolgen.

b. In de tweede volzin wordt `Allereerst weegt de ontvanger' vervangen door : Daarom weegt de ontvanger.

c. In de vierde volzin vervalt `en de openstaande schuld niet binnen redelijke termijn langs andere wegen ten laste van de belasting-schuldige kan worden ingevorderd'.

d. De zesde en zevende volzin worden vervangen door: De belastingaanslagen waarvoor het faillissement wordt aangevraagd, moeten onherroepelijk vaststaan ofwel in redelijkheid materieel verschuldigd kunnen worden geacht. Dit laatste zal moeten blijken uit een schriftelijke verklaring van de inspecteur.

C.2. Paragraaf 4, eerste lid, tweede volzin, wordt vervangen door:

Hij voorziet zich daarbij in alle gevallen van procesvertegenwoordiging, met uitzondering van:

- beroepsprocedures op grond van artikel 26 AWR,

- hoger beroepsprocedures op grond van artikel 27h AWR,

- beroepsprocedures en hoger beroepsprocedures op grond van artikel 7 Kostenwet invordering rijksbelastingen,

- kantonzaken,

- kortgedingprocedures, indien de ontvanger gedaagde is.

D. Hoofdstuk I, artikel 7, § 1, wordt als volgt gewijzigd.

D.1. In het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Tijdstip betaling.

b. De derde tot en met de laatste volzin vervallen.

D.2. Het tweede lid wordt vervangen door:

Afboekingen van betalingen

2. Zowel bij vrijwillige betalingen als bij betalingen die door invorderingsmaatregelen zijn afgedwongen kunnen zich vragen voordoen over de afboeking van de ontvangen bedragen, wanneer de belastingschuldige meer dan één belastingaanslag heeft openstaan. In dat geval gelden de volgende richtlijnen.

Betalingen waarvan de bestemming is aangegeven worden afgeboekt overeenkomstig de opgave van de betaler, tenzij de aangegeven bestemming strijdig is met de in artikel 7, eerste lid, van de wet neergelegde wijze van toerekening van betalingen (zie ook het vijfde lid van deze paragraaf).

Betalingen waarvoor geen bestemming is aangegeven (de zogenoemde ongerichte betalingen) worden afgeboekt op de oudste openstaande belastingaanslagen, met dien verstande dat de aard van die belastingaanslagen aanleiding kan zijn hiervan af te wijken.

Wanneer de ontvanger tevens is belast met de invordering van andere heffingen dan rijksbelastingen, vindt verdeling van de betaling over de vorderingen van de diverse schuldeisers ponds-pondsgewijze plaats met inachtneming van de preferenties.

D.3. In het zesde lid, tweede volzin, wordt `in verband met een ingediend bezwaar- of beroepschrift' vervangen door: in verband met een ingediend bezwaarschrift of beroepschrift (in hoger beroep).

E. Hoofdstuk III, artikel 11, § 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd.

E.1. De tweede tot en met zesde volzin worden vervangen door:

Als de aard of omvang van de belastingschuld dan wel het betalingsgedrag van de belastingschuldige daartoe aanleiding geven, kan de ontvanger de belastingschuldige eerst (kosteloos) een schriftelijke betalingsherinnering toezenden.

Als er geen betalingsherinnering wordt verzonden of als deze niet of niet tijdig tot algehele voldoening van de belastingschuld leidt, verzendt de ontvanger een aanmaning of gaat hij over tot het uitbrengen van een dagvaarding. Zie voor de keuze tussen deze twee mogelijkheden hetgeen bij artikel 3 van deze leidraad is vermeld.

Artikel 11 van de wet ziet op de verzending van een aanmaning. De aanmaning is geen beschikking in de zin van de Awb, maar slechts een sommatie tot betalen.

E.2. Het tweede lid, tweede volzin, vervalt.

F. In hoofdstuk III, artikel 13, § 1, zesde lid, wordt na de laatste volzin toegevoegd:

De betekening van een dwangbevel ten name van een fiscale eenheid omzetbelasting geschiedt hetzij door terpostbezorging aan de fiscale eenheid omzetbelasting, hetzij door de belastingdeurwaarder aan ieder onderdeel van de fiscale eenheid afzonderlijk.

G. Hoofdstuk III, artikel 14, wordt als volgt gewijzigd.

G.1. Paragraaf 1, lid 1a, derde tot en met zevende volzin, vervalt.

G.2. In § 1, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de eerste volzin wordt `tegen dezelfde belastingschuldige verleende dwangbevelen' vervangen door: tegen dezelfde belastingschuldige uitgevaardigde dwangbevelen.

b. In de zesde volzin wordt `Als degene tegen wie het dwangbevel is verleend' vervangen door: Als degene tegen wie het dwangbevel is uitgevaardigd.

c. De negende volzin wordt vervangen door: Wanneer het dwangbevel eenmaal ten uitvoer is gelegd door middel van beslag, wordt onverwijld tot uitwinning van de beslagen goederen overgegaan.

d. De laatste volzin wordt vervangen door: Hierbij geldt als uitgangspunt dat een minnelijke afdoening moet passen binnen het in deze leidraad geformuleerde beleid.

G.3. Na § 1, elfde lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

Opschorten van de executie

11a. De belastingdeurwaarder stelt bij het opmaken van het proces-verbaal van beslag een verkoopdatum vast. Behoudens bijzondere omstandigheden vindt op deze datum de openbare verkoop plaats, tenzij de ontvanger ervan overtuigd is dat betaling van de belastingschuld alsnog op zeer korte termijn plaats zal vinden. In dat geval kan de ontvanger besluiten de verkoopdatum op te schorten tot (in totaal) maximaal vier maanden na de datum waarop het beslag is gelegd. De nieuwe verkoopdatum wordt bij exploot aan de belastingschuldige medegedeeld, tenzij deze nieuwe datum op grond van een schriftelijke overeenkomst tussen de ontvanger en de belastingschuldige is verschoven. Het opschorten van de verkoopdatum behelst op zichzelf geen uitstel van betaling in de zin van artikel 25 van de wet. Dit neemt niet weg dat de executie ook kan worden aangehouden in verband met een verleend uitstel van betaling in de zin van artikel 25 van de wet. Over het algemeen wordt dit vastgelegd in een zogenoemde prolongatieovereenkomst, waarbij de ontvanger tevens uitstel van betaling verleent.

G.4. In § 2, lid 10, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Na de vijfde volzin wordt toegevoegd: Het wegvoeren van zaken is mogelijk, als dit voor het behoud van die zaken redelijkerwijze noodzakelijk is (artikel 446 Rv). Dit is bijvoorbeeld aan de orde als de zaken dreigen te worden verduisterd of beschadigd. Hetzelfde geldt als er gegronde vrees bestaat dat verhaal op de zaken ernstig bemoeilijkt wordt, of feitelijk onmogelijk is, indien de zaken niet worden afgevoerd.

b. De zesde volzin (oud) wordt vervangen door: Van de mogelijkheid tot het wegvoeren van de beslagen zaken wordt slechts gebruik gemaakt:

- als de verwachting bestaat dat zonder het wegvoeren de schuld niet volledig kan worden ingevorderd; en

- de ontvanger na marginale toetsing niet heeft kunnen constateren dat de belastingaanslagen materieel onverschuldigd moeten worden geacht.

G.5. Paragraaf 2, lid 16, vervalt.

G.6. Paragraaf 2, lid 21, eerste volzin, vervalt.

G.7. Paragraaf 3, eerste lid, vervalt.

H. Hoofdstuk III, artikel 17, § 1, eerste lid, laatste volzin, wordt vervangen door: Tegen deze kosten staat op grond van artikel 7 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen bezwaar, beroep en hoger beroep open.

I. Hoofdstuk IV, afdeling 2, artikel 24, § 1, wordt als volgt gewijzigd.

I.1. Het derde lid wordt vervangen door:

Betwiste schuld

3. In het algemeen blijft verrekening met een te betalen bedrag dat door de belastingschuldige wordt betwist achterwege, indien voor dit bedrag uitstel van betaling in de zin van artikel 25, § 2, van deze leidraad is verleend. Hiervan kan worden afgeweken als de financiële situatie van de belastingschuldige, bijvoorbeeld gelet op de solvabiliteit van diens onderneming in relatie met de hoogte van de bestreden belastingschuld, zodanig is dat vrees voor onverhaalbaarheid bestaat en voorts geen voldoende zekerheid is gesteld. Bovendien vindt, in afwijking van de eerste volzin, verrekening wel plaats als de belastingschuldige hierom verzoekt.

I.2. In het elfde lid worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. De zinsnede `paragrafen 4, 5, 5a, 5b, 5c, 5d, 5e, 6 of 6a' wordt telkens vervangen door: paragrafen, 4, 5a, 5b, 5c, 5d, 5e, 5f, 6 of 6a.

b. In de tweede volzin wordt `artikel 25, negende, dertiende, veertiende of zestiende lid,' vervangen door: artikel 25, negende, dertiende, veertiende, zestiende of achttiende lid,.

I.3. Lid 12 vervalt.

J. Hoofdstuk IV, afdeling 3, artikel 25, wordt als volgt gewijzigd.

J.1. In § 1, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Redenen voor een verzoek om uitstel.

b. De eerste volzin vervalt.

c. In onderdeel d wordt `artikel 25, negende, veertiende of zestiende lid'

vervangen door: artikel 25, negende, veertiende, zestiende of achttiende lid.

J.2. In § 1, derde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Uitstel van betaling op verzoek of ambtshalve.

b. Na de eerste volzin wordt een volzin ingevoegd, luidende: Onder voorwaarden kan de ontvanger aan een particulier ook op telefonisch verzoek kort uitstel verlenen (zie §13, tweede lid, hierna).

c. De vijfde tot en met de zevende volzin (oud) worden vervangen door twee nieuwe volzinnen, luidende: In dat geval wordt geen beschikking gegeven. Het uitstelbeleid is niet van toepassing bij ambtshalve opschorting.

J.3. In § 1, vijfde lid, eerste volzin, wordt `Op het verzoek om uitstel van betaling' vervangen door: Op het schriftelijk ingediende verzoek om uitstel van betaling.

J.4. Paragraaf 1, tiende lid, tweede volzin, wordt vervangen door: Indien het verzoek om uitstel van betaling schriftelijk was ingediend, wordt de belastingschuldige van het vervallen ervan schriftelijk, onder opgaaf van reden, op de hoogte gesteld.

J.5. In § 1, lid 12, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Tien dagen wachttijd bij voortzetting invordering.

b. Na de tweede volzin worden twee volzinnen ingevoegd, luidende: Een dergelijke mededeling blijft overigens achterwege, als op telefonisch verzoek uitstel is verleend. In dat geval geldt de termijn van tien dagen dus niet.

c. De laatste volzin wordt vervangen door: Voorts geldt deze termijn niet als het uitstel is verleend in het kader van een prolongatie (zie artikel 14, § 1, lid 11a, van deze leidraad).

J.6. Paragraaf 1, lid 14, eerste volzin, wordt vervangen door: Uitstel van betaling voor een bestuurlijke boete wordt verleend in verband met bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de bestuurlijke boete.

J.7. Paragraaf 1, lid 15, wordt vervangen door:

De ontvanger kan aan het uitstel voorwaarden verbinden

15. Artikel 25, eerste lid, van de wet bepaalt dat de ontvanger aan het verlenen van uitstel van betaling voorwaarden kan verbinden. De te stellen voorwaarden zullen uiteraard steeds het belang van de invordering moeten dienen. Zo kan de voorwaarde worden gesteld dat de belastingaanslag waarvoor uitstel wordt verleend op vaste tijdstippen in termijnen wordt voldaan. Bij uitstel wegens betalingsmoeilijkheden stelt de ontvanger de voorwaarde dat voor nieuwe belastingaanslagen geen betalingsachterstand zal ontstaan. Ook kan de ontvanger de voorwaarde stellen dat hij door tussentijdse verstrekking van gegevens op de hoogte wordt gehouden van de stand van zaken in een bedrijf.

J.8. In § 1, lid 16, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Zekerheid.

b. De eerste tot en met derde volzin worden vervangen door twee nieuwe volzinnen, luidende:

De ontvanger kan aan het verlenen van uitstel van betaling de voorwaarde stellen dat de belastingschuldige of een derde zekerheid stelt. In welke gevallen de ontvanger deze voorwaarde stelt, is geregeld in de paragrafen hierna.

J.9. Paragraaf 1, lid 17, tweede volzin, wordt vervangen door: Het uitstel van betaling dat op grond van de wet wordt verleend, met name in geval van bezwaar, beroep en hoger beroep, wordt in het CDW omschreven als `het verlenen van andere betalingsfaciliteiten'.

J.10. In § 1, lid 20, eerste volzin, wordt `Als de ontvanger een verzoek om uitstel' vervangen door: Als de ontvanger een schriftelijk ingediend verzoek om uitstel.

J.11. Paragraaf 1, lid 23, wordt vervangen door:

`Beroep' of herhaald verzoek bij de ontvanger

23. Zoals hiervoor is aangegeven, kan de belastingschuldige tegen bepaalde uitstelbeschikkingen beroep instellen bij de directeur. Mocht de belastingschuldige echter bij de ontvanger zelf (schriftelijk) bezwaar maken, of voor dezelfde belastingschuld een herhaald verzoek om uitstel indienen, dan behandelt de ontvanger het geschrift als een beroepschrift. Als de ontvanger op dat moment aanleiding ziet tot een (voor de belastingschuldige) gunstigere beslissing, geeft hij echter een nieuwe beschikking. Wanneer de belastingschuldige het ook met de nieuwe beschikking niet eens is, kan hij daartegen binnen tien dagen in beroep gaan bij de directeur.

J.12. In § 2, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Inleiding.

b. De tweede volzin wordt vervangen door: Onder bezwaarschrift wordt hierna ook begrepen een door de belastingschuldige ingediend (hoger) beroepschrift.

c. De zesde volzin vervalt.

J.13. Paragraaf 2, lid 1a, wordt vervangen door:

Het verzoek om uitstel

1a. In § 1, hiervoor, is aangegeven dat uitstel van betaling in beginsel wordt verleend op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige. Als de belastingschuldige een bezwaarschrift tegen een belastingaanslag indient, wordt het bezwaarschrift ook als een verzoek om uitstel van betaling aangemerkt. Dit geldt echter uitsluitend, indien in het bezwaarschrift het be-streden bedrag van de belastingaanslag en de berekening van dat bedrag zijn vermeld. Een afzonderlijk verzoek om uitstel is in dat geval niet nodig.

Een beroepschrift tegen de uitspraak van de inspecteur op het bezwaarschrift en een door de belastingschuldige ingesteld beroep tegen een rechterlijke uitspraak over de juistheid van een dergelijke uitspraak, gelden niet als een verzoek om uitstel van betaling. In die gevallen moet de belastingschuldige dus een afzonderlijk verzoek om uitstel van betaling indienen bij de ontvanger.

Als bij de ontvanger een verzoek om uitstel wordt ingediend in verband met een op korte termijn in te dienen bezwaarschrift, licht de ontvanger de inspecteur daaromtrent in en wordt dit verzoek ook aangemerkt als een pro-forma bezwaarschrift.

J.14. Paragraaf 2, tweede lid, wordt vervangen door:

De beslissing op het verzoek om uitstel

2. In het algemeen wordt, ongeacht de hoogte van het bestreden bedrag en onder door de ontvanger te stellen voorwaarden, gunstig beslist op een verzoek om uitstel van betaling in verband met een tijdig ingediend bezwaarschrift. De toewijzende beslissing strekt zich niet verder uit dan tot het bestreden bedrag. In het verzoek dienen daarom het bestreden bedrag van de belastingaanslag en de berekening van dat bedrag te worden vermeld. Van de belastingschuldige kunnen nadere gegevens worden verlangd ter bepaling van de hoogte van het bestreden bedrag. Zo nodig kan de ontvanger in overleg treden met de inspecteur om de juistheid van de door de belastingschuldige verstrekte gegevens te verifiëren.

Als het bestreden bedrag of de berekening daarvan niet in het verzoek om uitstel zijn vermeld, wordt de belastingschuldige in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens alsnog schriftelijk mede te delen. Daartoe geeft de ontvanger de belastingschuldige een termijn van ten hoogste één maand vanaf de dagtekening van zijn verzoek om nadere gegevens. Een langere termijn (of verlenging van de eerder gegeven termijn) is mogelijk, als de ontvanger - na overleg met de inspecteur - van oordeel is dat dit redelijk is. Dit laatste zal bijvoorbeeld het geval zijn, als de belastingaanslag is opgelegd tot behoud van rechten. Als de belastingschuldige de verleende termijn ongebruikt voorbij laat gaan, wordt het verzoek om uitstel afgewezen.

Het verschil tussen het bedrag van de belastingaanslag en het bestreden bedrag dient tijdig te worden voldaan.

J.15. Paragraaf 2, derde lid, wordt vervangen door:

Zekerheid

3. Voor de betwiste belastingschuld kan de ontvanger zekerheid verlangen. De ontvanger zal in het algemeen zekerheid vragen als de aard en de omvang van de belastingschuld in relatie tot de bekende verhaalsmogelijkheden daartoe aanleiding geven. Ook het in het verleden getoonde aangifte- en betalingsgedrag kan aanleiding zijn voor het vragen van zekerheid. (Zie verder § 1, lid 16, hiervoor). Vooruitlopend op de uiteindelijke uitspraak op het bezwaarschrift kan de ontvanger ook een betalingsregeling met de belastingschuldige overeenkomen als bedoeld in § 7 e.v. hierna.

J.16. In § 2, vijfde lid, eerste volzin vervalt `, met aan de belastingschuldige toegekende schadevergoedingen'.

J.17. Paragraaf 2, zesde lid, tweede volzin, wordt vervangen door: Wordt niet per omgaande dan wel niet tijdig betaald, dan wordt de invordering, zonder nadere aankondiging, voor de gehele belastingaanslag aangevangen, dan wel voortgezet.

J.18. Paragraaf 4, eerste lid, vijfde volzin, wordt vervangen door:

Bij de uitstelregeling ingevolge artikel 25, negende, veertiende, zestiende en achttiende lid, van de wet is geen sprake van een afzonderlijke belastingaanslag, maar vormt de belasting waarvoor men uitstel van betaling kan krijgen onderdeel van de gewone belastingaanslag.

J.19. Paragraaf 4, tweede lid, wordt vervangen door:

Totstandkoming uitstel

2. De ontvanger verleent met ingang van 11 maart 2004 automatisch uitstel van betaling voor een conserverende aanslag die is opgelegd in verband met verschuldigde inkomstenbelasting als bedoeld in:

- artikel 25, vijfde lid, van de wet: in het geval van emigratie van de belastingschuldige vanuit Nederland naar een ander land, waarbij de aanspraken uit een overeenkomst van levensverzekering of een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in Nederland verzekerd blijven en zijn ondergebracht bij een verzekeraar die bevoegd is het directe verzekeringsbedrijf, bedoeld in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, uit te oefenen en die de lijfrente- en pensioenverplichting rekent tot het binnenlands ondernemingsvermogen, dan wel zijn ondergebracht bij een in Nederland gevestigd lichaam dat ingevolge artikel 5, onderdeel b, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is vrijgesteld van de vennootschapsbelasting;

- artikel 25, vijfde lid, van de wet: in het geval van overdracht van aanspraken van de belastingschuldige uit een overeenkomst van levensverzekering of een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 naar een verzekeraar die is gevestigd in een andere EU-lidstaat en die in die lidstaat bevoegd is tot het uitoefenen van het directe verzekeringsbedrijf;

- artikel 25, zesde lid, van de wet: in het geval van emigratie van de belastingschuldige vanuit Nederland naar een andere EU-lidstaat;

- artikel 25, achtste lid, van de wet: in het geval van emigratie van de belastingschuldige vanuit Nederland naar een andere EU-lidstaat;

- artikel 25, achtste lid, van de wet: ingeval de inkomstenbelasting is verschuldigd door de toepassing van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de verkrijger van de aandelen of winstbewijzen een natuurlijk persoon is en woont in een andere EU-lidstaat;

- artikel 25, achtste lid, van de wet: ingeval de belastingschuldige woont in een andere EU-lidstaat en de inkomstenbelasting is verschuldigd door de toepassing van artikel 7.5, vierde, vijfde onderscheidenlijk zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 waarbij de verwervende of verkrijgende vennootschap in een andere EU-lidstaat is gevestigd, onderscheidenlijk de verplaatsing van de werkelijke leiding geschiedt naar een andere EU-lidstaat.

In alle overige gevallen verleent de ontvanger slechts uitstel van betaling als de belastingschuldige daartoe een schriftelijk verzoek heeft ingediend. Als een zodanig verzoek wordt aangemerkt het indienen van een M-biljet.

Een automatisch verleend uitstel van betaling zal worden verleend op voorwaarde dat:

a. de belastingschuldige nalaat de zogenoemde verboden handelingen te verrichten; en

b. de belastingschuldige desgevraagd aan de ontvanger informatie verstrekt om te kunnen beoordelen of het automatisch verleende uitstel van betaling onverkort kan worden gecontinueerd.

Het laatste kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als de belastingschuldige die was geëmigreerd naar een andere EU-lidstaat uit die lidstaat weer emigreert naar een land dat geen deel uitmaakt van de EU. Als de belastingschuldige de door de ontvanger gevraagde informatie niet verstrekt, kan de ontvanger besluiten het verleende uitstel in te trekken.

J.20. Paragraaf 4, derde lid, tweede volzin, wordt vervangen door:

Met betrekking tot bezwaar tegen de beschikking, met betrekking tot beroep ter zake van een uitspraak op het desbetreffende bezwaar, met betrekking tot hoger beroep ter zake van een uitspraak op het desbetreffende beroep alsmede met betrekking tot beroep in cassatie terzake van de desbetreffende rechterlijke uitspraak, gelden dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op bezwaar, beroep, hoger beroep of beroep in cassatie als bedoeld in hoofdstuk V van de AWR.

J.21. Paragraaf 4, vierde lid, wordt vervangen door:

Wanneer zekerheid

4. Voor het automatisch verlenen van uitstel van betaling als bedoeld in het tweede lid wordt geen zekerheid geëist. Voorts wordt geen zekerheid verlangd als er sprake is van emigratie én waardeoverdracht van kapitaal aan een buitenlandse, niet in een EU-lidstaat gevestigde, aangewezen verzekeraar die of een pensioenfonds dat zich heeft verplicht tot het verschaffen van inlichtingen en tot het stellen van zekerheid, dan wel zich uitsluitend heeft verplicht tot het verschaffen van informatie en de belastingschuldige zich heeft verplicht in dezen zekerheid te stellen.

In overige gevallen wordt, met uitzondering van verleend uitstel van beta-ling inzake staking door overlijden (zie paragraaf 5 e) wel zekerheid geëist waarbij geldt dat de hoogte van de zekerheidstelling steeds gelijk dient te zijn aan de actuele waarde van de fiscale claim. Voor de vormen van zekerheid wordt verwezen naar artikel 25, §1, lid 16, van deze leidraad.

J.22. In § 4, vijfde lid, eerste volzin, wordt `zestiende of zeventiende lid, van de wet' vervangen door: zestiende, zeventiende of achttiende lid, van de wet.

J.23. In § 4, zesde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. De eerste volzin wordt vervangen door: Voor een bestuurlijke boete die samenhangt met een conserverende belastingaanslag, dan wel samenhangt met de belasting waarvoor anderszins een uitstelfaciliteit van toepassing is, wordt nooit uitstel van be-taling verleend als bedoeld in artikel 25, vierde, vijfde, zesde, achtste, negende, veertiende, zestiende, zeventiende of achttiende lid, van de wet.

b. In de laatste volzin wordt `in verband met bezwaar en beroep' vervangen door: in verband met bezwaar, beroep en hoger beroep.

J.24. In § 5a, derde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Vormen van zekerheid.

b. In de eerste volzin wordt `§ 4, vierde lid' vervangen door: § 1, lid 16.

J.25. Paragraaf 5a, vierde lid, vervalt.

J.26. Paragraaf 5d, derde lid, tweede volzin, wordt vervangen door: Bij de beoordeling van de betalingscapaciteit houdt de ontvanger geen rekening met de waarde van de desbetreffende zaken.

J.27. Na § 5e wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5 f. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake stakingswinst bij bedrijfsovername

Waarvoor uitstel

1. Het uitstel van betaling ingevolge artikel 25, achttiende lid, van de wet heeft betrekking op aanslagen inkomstenbelasting ter zake van winst behaald met of bij het staken van een onderneming of een gedeelte van een onderneming door de overdracht aan een natuurlijk persoon die de onderneming voortzet en de overdrachtsprijs geheel of gedeeltelijk schuldig is gebleven. Het te verlenen uitstel (aan de overdragende ondernemer) ziet uitsluitend op de hiervoor bedoelde belasting voor zover die betrekking heeft op de overdracht van vermogensbestanddelen. Om uitstel te kunnen verlenen is het noodzakelijk dat de ontvanger een afschrift van de overeenkomst tussen de overdrager en de overnemer ontvangt, waaruit blijkt welk deel van de overdrachtsprijs schuldig is gebleven, wat de duur van de aflossingsperiode is en in welke termijnen de koopsom wordt betaald.

Duur van het uitstel

2. Het uitstel wordt verleend voor de aflossingsperiode die is overeengekomen tussen de overdrager en de overnemer. Indien geen aflossingsperiode is overeengekomen of de aflossingsperiode bedraagt meer dan tien kalenderjaren, eindigt de uitstelperiode bij het begin van het tiende jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft.

Artikel 25, negentiende lid, van de wet bevat de beëindigingsgronden voor het op grond van het achttiende lid verleende uitstel. Artikel 5b van de regeling bevat in verband hiermee informatieverplichtingen voor de overdrager jegens de ontvanger.

Er geldt geen minimale voortzettingseis met betrekking tot de overgedragen onderneming. De ontvanger beëindigt het uitstel als de onderneming na de overdracht wederom is gestaakt en de overnemer als gevolg daarvan voldoende liquide middelen heeft verkregen om de verschuldigde overdrachtsprijs te kunnen voldoen.

Rente

3. Over de periode waarover uitstel van betaling is verleend op grond van artikel 25, achttiende lid, van de wet is geen invorderingsrente verschuldigd.

Wanneer het recht op uitstel is vervallen, wordt invorderingsrente berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag volgend op de dag waarop het uitstel is geëindigd.

J.28. Paragraaf 6, afdeling 1, derde lid, tweede volzin, wordt vervangen door: Bij de beoordeling van de beta-lingscapaciteit houdt de ontvanger geen rekening met de waarde van de woning.

J.29. Paragraaf 6, afdeling 2, vijfde lid, tweede volzin, wordt vervangen door: Bij de beoordeling van de beta-lingscapaciteit houdt de ontvanger geen rekening met de waarde van de woning.

J.30. In § 6a, afdeling 1, derde lid, tweede volzin, wordt `alsmede met betrekking tot beroep in cassatie' vervangen door: alsmede met betrekking tot hoger beroep en beroep in cassatie.

J.31. In § 7, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de eerste volzin vervalt `de aard van de schuld,'.

b. De derde volzin wordt vervangen door: Als de belastingschuldige in het verleden bijvoorbeeld niet heeft gereserveerd voor redelijkerwijs voorzienbare schulden of nalatig is geweest bij het doen van aangiften of betalingen, kan dit een rol spelen bij het toestaan en verlengen van een betalingsregeling of bij het stellen van voorwaarden daarbij. Bovendien zal een beta-lingsregeling in ieder geval niet worden toegestaan als de betalingsproblemen zijn terug te voeren op structurele problemen of perspectiefloze activiteiten.

J.32. Paragraaf 8 vervalt.

J.33. Paragraaf 9, eerste lid, wordt vervangen door:

Onderscheid ondernemers en particulieren

1. Voor belastingen verschuldigd door ondernemers bestaat er - anders dan bij particulieren - geen aanleiding tot het toestaan van een betalingsregeling. Dit is slechts anders als de ondernemer zekerheid stelt voor de voldoening van de volledige belastingschuld. Het verlenen van uitstel aan een ondernemer kan immers betekenen dat het ondernemersrisico feitelijk wordt gedragen door de Belastingdienst en dat deze dan optreedt als oneigenlijke kredietverlener. Tevens zou een betalingsregeling voor schuld van een ondernemer concurrentieverstorend kunnen werken ten opzichte van andere ondernemers die wel tijdig hun verplichtingen nakomen.

Onder het begrip `ondernemer' wordt in dit verband verstaan: rechtspersonen en natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen, niet zijnde natuurlijke personen die een uitkering genieten ingevolge de Wet werk en inkomen kunstenaars. Onder het begrip `particulier' wordt in dit verband verstaan: natuurlijke personen die geen ondernemer zijn.

J.34. Paragraaf 9, derde lid, tweede en derde volzin, wordt vervangen door: Een verzoek om een betalingsregeling voor motorrijtuigenbelasting wordt door de ontvanger niet ingewilligd, tenzij voldaan is aan de voorwaarden genoemd in § 13, tweede lid, hierna.

Verzoeken om een betalingsregeling voor de belasting van personenauto's en motorrijwielen en voor de belasting zware motorrijtuigen worden, gelet op het zakelijke karakter van die belasting, niet ingewilligd.

J.35. Paragraaf 11, paragraafaanduiding, wordt vervangen door:

Periodieke betalingen en betalings-tijdstip.

J.36. Paragraaf 11, eerste tot en met vierde lid, vervalt.

J.37. Paragraaf 11, vijfde lid, eerste volzin, wordt vervangen door: Wanneer aan een belastingschuldige, al dan niet in het kader van een prolongatieregeling als bedoeld in artikel 14, § 1, lid 11a, van deze leidraad uitstel van betaling is verleend onder de voorwaarde dat periodiek uiterlijk voor of op een bepaalde dag een bepaald bedrag is betaald, wordt de belastingschuldige slechts geacht hieraan te hebben voldaan als genoemd bedrag vóór respectievelijk op genoemde dag op de rekening van de ontvanger of de Belastingdienst is bijgeschreven, dan wel vóór respectievelijk op genoemde dag het bedrag op het postkantoor op één van beide rekeningen is gestort.

J.38. Paragraaf 13, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Duur betalingsregeling.

b. In de eerste volzin vervalt `in het algemeen'.

c. De voorlaatste en laatste volzin vervallen.

J.39. Na § 13, eerste lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

Voorwaarden betalingsregeling

1a. Een betalingsregeling dient steeds een op de toekomst gerichte oplossing te bieden. Aan het verlenen van een betalingsregeling stelt de ontvanger dan ook de voorwaarde dat de nieuw opkomende fiscale en andere financiële verplichtingen, waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen, worden bijgehouden. Tevens wordt rekening gehouden met de op het moment van aangaan van de beta-lingsregeling reeds verschuldigde kosten en invorderingsrente en met de invorderingsrente die tijdens de looptijd van de betalingsregeling verschuldigd zal worden.

Aan het verlenen van een betalingsregeling kan de ontvanger bovendien de voorwaarde verbinden dat zekerheid wordt gesteld (zie § 1, lid 16, hiervoor). De ontvanger zal in het algemeen zekerheid vragen als de aard en de omvang van de schuld in relatie tot de uitsteltermijn en de bekende verhaalsmogelijkheden daartoe aanleiding geven. Ook het in het verleden getoonde aangifte- en betalingsgedrag kan aanleiding zijn voor het eisen van zekerheid.

J.40. Paragraaf 13, tweede lid, wordt vervangen door:

Verzoek voor enkele maanden uitstel toestaan

2. Als een particulier een (schriftelijk of telefonisch) verzoek om een betalingsregeling heeft ingediend dat de strekking heeft de betaling enkele maanden te verschuiven, zal de ontvanger dit verzoek in de regel zonder nader onderzoek inwilligen als aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:

a) De totale openstaande schuld van de belastingschuldige bedraagt minder dan € 20.000. Hierbij wordt geen rekening gehouden met belastingschuld waarvoor uitstel van betaling in verband met een ingediend bezwaar- of beroepschrift is verleend.

b) Ten name van de belastingschuldige staat geen zakelijke schuld open in de zin van artikel 22, derde lid, van de wet.

c) Aan de belastingschuldige is niet voor andere belastingaanslagen uitstel van betaling in verband met be-talingsproblemen of uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag verleend.

d) De betalingsregeling strekt zich tot maximaal vier maanden na de laatste vervaldag van de (oudste) aanslag uit.

e) Aan de belastingschuldige is geen dwangbevel betekend (voor openstaande schuld), waarvan de beta-lingstermijn reeds is verstreken.

J.41. Paragraaf 13, derde lid, wordt vervangen door:

Bij andere verzoeken rekening houden met de betalingscapaciteit en het vermogen

3. Als het verzoek niet kan worden toegewezen op grond van het voorgaande lid, alsmede in daartoe aanleiding gevende gevallen, zal de ontvanger overgaan tot de berekening van de betalingscapaciteit en de beoordeling van de vermogenspositie, tenzij hij van mening is dat door een andere factor of omstandigheid uitstel niet in de rede ligt. De ontvanger zal in ieder geval geen uitstel van betaling verlenen als voor de belastingschuld waarvoor uitstel wordt gevraagd reeds uitstel van betaling op grond van het vorige lid is verleend.

Voor de berekening van de betalingscapaciteit vraagt de ontvanger zo nodig nadere gegevens bij de verzoeker op. De term betalingscapaciteit is een aan het inkomen van de belastingschuldige gerelateerd begrip dat afkomstig is uit het kwijtscheldingsbeleid. Het in het uitstelbeleid voor particulieren gehanteerde begrip be-talingscapaciteit sluit hier grotendeels bij aan. Bij de berekening van de be-talingscapaciteit wordt dus uitgegaan van de begrippen en normen die gelden bij het kwijtscheldingsbeleid, behoudens voorzover hiervan hierna wordt afgeweken.

Met betrekking tot het vermogen wordt ook uitgegaan van het begrip zoals dat geldt in de kwijtscheldingsregeling.

J.42. Na § 13, derde lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

Vermogen

3a. De aanwezigheid van vermogen ten tijde van het indienen van het verzoek staat een betalingsregeling in het algemeen in de weg. Dit is met name het geval als het vermogen binnen een korte termijn zonder onevenredig hoge kosten liquide is te maken, dan wel in zekerheid kan worden overgedragen aan een bank of andere kredietverlenende instelling.

Als uitzondering op deze regel geldt, dat het vermogen dat onder het kwijtscheldingsbeleid voor particulieren is vrijgesteld, een betalingsregeling niet in de weg staat. Onder vermogen wordt in dit verband verstaan de bezittingen van de belastingschuldige en diens echtgenoot bedoeld in artikel 3 Wwb verminderd met die schulden die een hogere preferentie hebben dan de belastingschuld. Artikel 3 Wwb merkt als echtgenoot mede aan de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

Daarnaast kan de ontvanger onder door hem te stellen voorwaarden uitstel verlenen als het direct liquide maken van vermogensbestanddelen tot grote, financieel nadelige, gevolgen leidt. In dit verband valt met name te denken aan het vermogen dat aanwezig is in de vorm van een overwaarde in het huis waarin de belastingschuldige feitelijk verblijft, aan geldswaardige papieren die bezwaarlijk kunnen worden verzilverd en aan het saldo dat in het kader van een zogenaamde spaarloonregeling op een geblokkeerde rekening staat.

J.43. Paragraaf 13, vierde lid, wordt vervangen door:

Betalingscapaciteit bij regeling tot en met 12 maanden

4. Naast het aanwezige vermogen speelt bij de beoordeling van de financiële omstandigheden de zogenoemde betalingscapaciteit van de verzoeker een belangrijke rol, zowel ten tijde van het indienen van het verzoek als gedurende de looptijd van de betalingsregeling. In het algemeen kan nog worden opgemerkt dat de door de ontvanger berekende betalingscapaciteit van de belastingschuldige in belangrijke mate het bedrag bepaalt dat (periodiek) op de achterstallige schuld dient te worden afgelost, alsmede aangeeft in hoeverre een beta-lingsregeling zinvol is.

Uitgangspunt voor de berekening van de betalingscapaciteit bij een verzoek om een betalingsregeling tot en met 12 maanden is het inkomen van de belastingschuldige en diens echtgenoot als bedoeld in artikel 3 Wwb. Zoals reeds onder § 13, vijfde lid,

hiervoor, is uiteengezet, wordt onder echtgenoot mede verstaan de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

Het inkomen en de uitgaven ten behoeve van eventueel bij de belastingschuldige inwonende kinderen zal bij de berekening van de betalingscapaciteit niet in aanmerking worden genomen. Een uitzondering daarop vormen de inkomsten voor, door of ten behoeve van minderjarige kinderen ontvangen alimentatie.

Op het inkomen worden, conform het kwijtscheldingsbeleid, bepaalde uitgaven zoals huur, hypotheekrente en ziektekostenpremie in mindering gebracht. Bij deze uitgaven dient de ontvanger een enigszins van het kwijtscheldingsbeleid afwijkende normering te volgen zoals hieronder wordt aangegeven.

Het verschil tussen het inkomen en genoemde daarop in mindering te brengen uitgaven is het netto-besteedbare inkomen van de belastingschuldige. Van dit netto-besteedbare inkomen wordt het bij het kwijtscheldingsbeleid gehanteerde normbedrag dat nodig is voor de noodzakelijke kosten van het bestaan (het zogenaamde normbedrag voor levensonderhoud) afgetrokken. De normbedragen voor levensonderhoud zijn opgenomen in artikel 26, § 2, lid 26, van deze leidraad.

De betalingscapaciteit bestaat uit het netto-besteedbare inkomen na aftrek van het normbedrag voor levensonderhoud.

Van de betalingscapaciteit wordt ten minste 80% opgeëist voor het betalen van de achterstallige belastingschuld (de zogenaamde uitvoeringstolerantie).

J.44. Paragraaf 13A, eerste lid, achtste volzin, wordt vervangen door: Vanaf het moment dat de schuldhulpverlener verzoekt om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen, worden gedurende drie maanden geen dwanginvorderingsmaatregelen genomen en worden lopende invorderingsmaatregelen, zo nodig, in overleg met de schuldhulpverlener, opgeschort. Onder bijzondere omstandigheden kan de ontvanger deze termijn verlengen. In afwijking van het voorgaande neemt de ontvanger de invordering weer ter hand, nadat hij een schriftelijke kennisgeving van de schuldhulpverlener heeft ontvangen, waaruit blijkt dat de overeenkomst tot schuldregeling niet wordt voortgezet.

J.45. Paragraaf 14 wordt vervangen door:

§ 14 Betalingsregeling voor ondernemers

Duur betalingsregeling

1. Een aan ondernemers te verlenen betalingsregeling dient zich over een zo kort mogelijke periode uit te strekken. Bij het vaststellen van de duur van de betalingsregeling houdt de ontvanger rekening met de omstandigheden van het geval, bijvoorbeeld de aard en de omvang van de schuld, de betalingscapaciteit en de vermogenspositie van de onderneming en het in het verleden getoonde aangifte- en betalingsgedrag. Zo nodig vraagt de ontvanger nadere gegevens bij de verzoeker op. De betalingsregeling zal in elk geval een looptijd van twaalf maanden - gerekend vanaf de vervaldag van de belastingaanslag - niet te boven gaan.

Voorwaarden betalingsregeling

2. Een betalingsregeling dient steeds een op de toekomst gerichte oplossing te bieden. Aan het verlenen van een betalingsregeling stelt de ontvanger dan ook de voorwaarde dat de nieuw opkomende fiscale en andere financiële verplichtingen, waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen, worden bijgehouden. Tevens wordt rekening gehouden met de op het moment van aangaan van de be-talingsregeling reeds verschuldigde kosten en invorderingsrente en met de invorderingsrente die tijdens de looptijd van de betalingsregeling verschuldigd zal worden.

Bij het verlenen van een betalingsregeling stelt de ontvanger bovendien de voorwaarde dat er zekerheid wordt gesteld (zie artikel 25, § 1, lid 16, hiervoor). De hoogte van de zekerheid dient gelijk te zijn aan de schuld waarvoor uitstel wordt verzocht.

Gewezen ondernemers

3. Voor gewezen ondernemers is het uitstelbeleid van toepassing zoals dat geldt voor particulieren, ook als de belastingschuld betrekking heeft op de ondernemingsperiode.

Mogelijkheid van overheidssteun/subsidie

4. Als het de ontvanger bekend is dat van overheidszijde een onderzoek wordt ingesteld naar de mogelijkheid van subsidie- of steunverlening om de schuld te voldoen of een sanering mogelijk te maken, verleent hij uitstel van betaling als hij de verwachting heeft dat het verzoek door de (potentiële) subsidiënt zal worden gehonoreerd. Lopende verplichtingen moeten dan, zoals te doen gebruikelijk, worden voldaan.

K. Hoofdstuk IV, afdeling 3, artikel 26, wordt als volgt gewijzigd.

K.1. Paragraaf 1, eerste lid, laatste volzin, vervalt.

K.2. Paragraaf 1, negende lid, derde volzin, vervalt.

K.3. Paragraaf 1, lid 11, wordt vervangen door:

Houding van de ontvanger tijdens de behandeling van het verzoek

11. Gedurende de behandeling van het verzoek om kwijtschelding worden ten aanzien van de belastingschuldige geen dwanginvorderingsmaatregelen, als bedoeld in hoofdstuk III van de wet, genomen of voortgezet ten aanzien van de belastingaanslag(en) waarvan kwijtschelding is verzocht. Als er aanwijzingen bestaan dat de belangen van de Staat kunnen worden geschaad, kan de ontvanger ondanks het verzoek om kwijtschelding wel invorderingsmaatregelen treffen.

K.4. In § 1, lid 16, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het derde gedachtestreepje en de tekst daarachter worden vervangen door:

- een bezwaarschrift tegen de hoogte van de belastingaanslag in behandeling is bij de inspecteur, dan wel een beroepschrift tegen de hoogte van de belastingaanslag in behandeling is bij de rechtbank of (in hoger beroep) bij het gerechtshof. Een eventuele vermindering of vernietiging van de belastingaanslag dient namelijk aan kwijtschelding vooraf te gaan. De belastingschuldige wordt meegedeeld dat een nieuw verzoek om kwijtschelding niet eerder kan worden ingediend dan nadat op het bezwaarschrift of beroepschrift (in hoger beroep) is beslist;.

b. De eerste volzin na het zevende gedachtestreepje, onderdeel c, wordt vervangen door: c. een uitbetaald bedrag (bijvoorbeeld een belastingteruggaaf) niet is aangewend ter voldoening van de schuld waarvan kwijtschelding wordt gevraagd, tenzij het betreft een voorlopige teruggaaf voorzover die niet voor beslag vatbaar is;.

c. De eerste volzin na het zevende gedachtestreepje, onderdeel f, wordt vervangen door: f. het verzoek is ingediend voor een belastingaanslag die het gevolg is van het feit dat een loonbelastingverklaring niet of onjuist is ingevuld, tenzij de belastingschuldige aantoont dat het niet of onjuist invullen niet aan hem kan worden verweten;.

d. De eerste volzin na het zevende gedachtestreepje, onderdeel g, wordt vervangen door: g. het verzoek is ingediend voor een belastingaanslag die het gevolg is van het feit dat de belastingschuldige ten onrechte een verzoek, dan wel een onjuist verzoek om een voorlopige teruggaaf heeft ingediend, tenzij de belastingschuldige aantoont dat hem dit niet kan worden verweten;.

e. De eerste volzin na het zevende gedachtestreepje, onderdeel h, wordt vervangen door: h. de belastingschuldige geen gebruik heeft gemaakt van het recht op aanvullende bijstand, waardoor de belastingaanslag (gedeeltelijk) zou kunnen worden betaald;.

f. Onder vervanging van de punt door een punt-komma aan het slot van de eerste volzin na het zevende gedachtestreepje, onderdeel h, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende: i. aan de belastingaanslag een negatieve voorlopige aanslag is voorafgegaan, tenzij de belastingschuldige niet kan worden verweten dat een correctie heeft plaats gevonden van de door hem ingediende aangifte. Vermoed wordt dat de belastingschuldige verwijtbaar heeft gehandeld, als de negatieve voorlopige aanslag gebaseerd is op de gegevens die op het aangiftebiljet zijn verstrekt. Dit klemt te meer nu de belastingschuldige er bij zijn aangifte op wordt gewezen dat de definitieve aanslag wordt vastgesteld nadat de aangifte is gecontroleerd, hetgeen ertoe kan leiden dat nog een bedrag moet worden betaald. Kwijtschelding wordt alsdan niet verleend voor het bedrag dat overeenkomt met het bedrag van de negatieve voorlopige aanslag. Voor het bedrag van de belastingaanslag dat resteert, wordt op het kwijtscheldingsverzoek beslist met inachtneming van het beleid zoals dat is verwoord in de regeling en in dit artikel van de leidraad.

K.5. In § 2, lid 11a, eerste en enige volzin, wordt `Wet inkomensvoorziening kunstenaars' vervangen door: Wet werk en inkomen kunstenaars.

K.6. In § 2, lid 17b, tweede volzin, wordt `€ 166' vervangen door: € 165.

K.7. In § 2, lid 18a, eerste volzin, wordt `Wet inkomensvoorziening kunstenaars' vervangen door: Wet werk en inkomen kunstenaars.

K.8. In § 2, lid 24a, vierde volzin, wordt `€ 249 per maand' vervangen door: € 240 per maand.

K.9. In § 2, lid 26 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de achttiende volzin wordt `1 juli 2004' vervangen door: 1 januari 2005.

b. In de achttiende volzin, achter het eerste gedachtestreepje, wordt `€ 830' en `€ 1.037' vervangen door onderscheidenlijk: € 828 en € 1.035.

Voorts wordt `€ 1.097' telkens vervangen door: € 1.095.

c. In de achttiende volzin, achter het tweede gedachtestreepje, wordt `€ 726', `€ 933'en `€ 982' vervangen door onderscheidenlijk: € 725, € 932 en € 983.

d. In de achttiende volzin, achter het derde gedachtestreepje, wordt `€ 519', € 726' en `€ 776' vervangen door onderscheidenlijk: € 518, € 725 en € 780.

e. In voorbeeld 1 wordt in de vijfde en zesde volzin `€ 726' vervangen door: € 725. Vervolgens wordt in de zevende volzin `€ 750 minus € 726 = € 24 x 80% = € 19' vervangen door: € 750 minus € 725 = € 25 x 80% = € 20.

f. In voorbeeld 2 wordt `€ 933' vervangen door € 932. Voorts wordt `€ 726' vervangen door: € 725.

g. In voorbeeld 3 wordt `€ 700' vervangen door € 729. Voorts wordt `€ 630' vervangen door € 657 en wordt `€ 830' telkens vervangen door € 828.

K.10. In § 2, lid 26a, eerste volzin, wordt `€ 168' en `€ 261' vervangen door onderscheidenlijk: € 171 en € 266.

K.11. Paragraaf 8, lid 2 en lid 2a, vervalt.

K.12. In § 8a, derde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Beslissing, bezwaar en (hoger) beroep.

b. De derde volzin wordt vervangen door: Tegen de uitspraak op het bezwaar staat voorts beroep open bij de rechtbank en tegen de uitspraak van de rechtbank staat vervolgens hoger beroep open bij het gerechtshof.

K.13. In § 9, vierde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Beslissing, bezwaar en (hoger) beroep.

b. De derde volzin wordt vervangen door: Tegen de uitspraak op het bezwaar staat voorts beroep open bij de rechtbank en tegen de uitspraak van de rechtbank staat vervolgens hoger beroep open bij het gerechtshof.

L. Hoofdstuk V, artikel 30, § 1, wordt als volgt gewijzigd.

L.1. In het derde lid worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door: (Hoger) beroep en cassatie.

b. In de eerste volzin wordt `Ingeval door de belastingschuldige een beroepschrift' vervangen door: In geval door de belastingschuldige een beroepschrift (in hoger beroep).

L.2. Het vierde lid, tweede volzin, wordt vervangen door:

Indiening van een bezwaar- of beroepschrift (in hoger beroep) schort de verplichting om de invorderingsrente te betalen niet op.

M. Hoofdstuk VI, afdeling 1, artikel 34, § 5, tweede lid, vijfde volzin, wordt vervangen door:

Deze verlaging kan al plaatsvinden ten tijde van de aansprakelijkstelling maar ook in de bezwaar- of (hoger) beroepsfase en geschiedt aan de hand van de volgende herrekeningsregels.

N. Hoofdstuk VI, afdeling 1, artikel 35, wordt als volgt gewijzigd.

N.1. Paragraaf 15, vijfde lid, eerste en enige volzin, onderdeel b, wordt vervangen door:

b. de volgens aangifte verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen alsmede de nageheven loonbelasting en premies volksverzekeringen zijn voldaan met uitzondering van de bedragen waarvoor uitstel van betaling is verleend in verband met ingediend bezwaar, beroep of hoger beroep (de zogenoemde `voorbehoudverklaring');.

N.2. In § 15, zevende lid, eerste volzin, tekst na het eerste gedachtestreepje, wordt vervangen door: achterstand bestaat in de betaling van loonbelasting en premies volksverzekeringen en voor de desbetreffende belastingaanslagen geen uitstel van betaling is verleend in verband met ingesteld bezwaar, beroep of hoger beroep;.

N.3. In § 15, lid 10, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Bezwaar of (hoger) beroep tegen naheffingsaanslagen.

b. In de tweede volzin wordt `bezwaar en beroep' vervangen door: bezwaar, beroep en hoger beroep.

N.4. In § 16, derde lid, tweede volzin, wordt `bezwaar/beroep tegen de belastingaanslag' vervangen door: bezwaar/beroep/hoger beroep tegen de belastingaanslag.

O. Hoofdstuk VI, afdeling 1, artikel 36, § 5, wordt als volgt gewijzigd.

O.1. In het tweede lid, eerste volzin, wordt `bezwaar of beroep' vervangen door: bezwaar, beroep of hoger beroep.

O.2. In lid 12 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Uitstel van betaling in verband met bezwaar en (hoger) beroep.

b. In de eerste en tweede volzin wordt `bezwaar- of beroepschrift' vervangen door: bezwaarschrift of beroepschrift (in hoger beroep).

O.3. In lid 20 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de voorlaatste volzin wordt `in de mogelijkheid bezwaar of beroep in te stellen' vervangen door: in de mogelijkheid bezwaar, beroep of hoger beroep in te stellen.

b. In de laatste volzin wordt `bezwaar en/of beroepschrift' vervangen door: bezwaarschrift en/of beroepschrift (in hoger beroep).

P. Hoofdstuk VI, afdeling 1, artikel 43, § 1, derde lid, eerste en tweede volzin, wordt vervangen door:

Een vermindering of een teruggaaf omzetbelasting ten name van de fiscale eenheid wordt uitbetaald aan (dan wel verrekend met de openstaande belastingschuld van) het onderdeel van de fiscale eenheid dat door de fiscale eenheid is aangewezen. Als geen aanwijzing heeft plaatsgevonden, wordt uitbetaald aan (dan wel verrekend met de openstaande belastingschuld van) het onderdeel waarbij de teruggave is opgekomen of dat de naheffingsaanslag heeft betaald. Als er geen sprake is van een aanwijzing en het de ontvanger niet duidelijk is wie rechthebbende is, kan hij de vermindering of teruggaaf rechtsgeldig uitbetalen aan één van de personen of lichamen die deel uitmaken van de fiscale eenheid.

Q. Hoofdstuk VI, afdeling 1, artikel 44a, § 1, wordt als volgt gewijzigd.

Q.1. Aan het zevende lid, na de laatste volzin, wordt toegevoegd:

De in Nederland gevestigde verzekeraar is niet langer aansprakelijk als hij zijn medewerking heeft verleend aan de overgang van lijfrenteverplichtingen als bedoeld in artikel 3.133, eerste lid, onderdeel h, van de Wet inkomstenbelasting 2001 aan een niet in Nederland gevestigd pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf uitoefent en dit pensioenfonds of lichaam een civiele overeenkomst met de ontvanger heeft gesloten waarin het de aansprakelijkheid aanvaardt voor de door de verzekeringnemer verschuldigde belasting en revisierente. Desgevraagd zendt de ontvanger de in Nederland gevestigde verzekeraar een verklaring dat hij niet langer aansprakelijk is zodra de civiele overeenkomst als bedoeld in de vorige volzin is gesloten.

Q.2. Het achtste lid, voorlaatste en laatste volzin, vervalt.

R. Aan hoofdstuk VI, afdeling 1, artikel 44b, § 1, zevende lid, na de laatste volzin, wordt toegevoegd:

De in Nederland gevestigde verzekeraar is niet langer aansprakelijk als hij zijn medewerking heeft verleend aan de overgang van verplichtingen ingevolge een pensioenregeling als bedoeld in artikel 19b, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 aan een niet in Nederland gevestigd pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf uitoefent en dit pensioenfonds of lichaam een civiele overeenkomst met de ontvanger heeft gesloten waarin het de aansprakelijkheid aanvaardt voor de door de verzekeringnemer verschuldigde belasting en revisierente. Desgevraagd zendt de ontvanger de in Nederland gevestigde verzekeraar een verklaring dat hij niet langer aansprakelijk is zodra de civiele overeenkomst als bedoeld in de vorige volzin is gesloten.

S. Hoofdstuk VI, afdeling 2, artikel 49, wordt als volgt gewijzigd.

S.1. In § 1, vierde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de zevende volzin wordt `op grond van' vervangen door: overeenkomstig.

b. De achtste volzin wordt vervangen door: In de kennisgeving waarin het voornemen tot het aansprakelijk stellen voor een opgelegde vergrijpboete wordt aangekondigd, dienen de gronden waarop het voornemen berust te worden vermeld.

S.2. In § 1, vijfde lid, tweede volzin, wordt `bezwaar, beroep en beroep in cassatie' vervangen door: bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie.

S.3. In § 2, zesde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de tweede volzin wordt `bezwaar, beroep of beroep in cassatie' vervangen door: bezwaar, beroep, hoger beroep of beroep in cassatie.

b. In de voorlaatste volzin wordt `bezwaar, beroep of beroep in cassatie' vervangen door: bezwaar, beroep, hoger beroep of beroep in cassatie.

S.4. Paragraaf 3, paragraafaanduiding, wordt vervangen door:

Bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie tegen de beschikking aansprakelijkstelling.

S.5. In § 3, eerste lid, tweede volzin, wordt `(bezwaar, beroep en beroep in cassatie)' vervangen door: (bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie).

S.6. Paragraaf 3, vijfde lid, eerste volzin, wordt vervangen door: Een bezwaarschrift tegen de beschikking aansprakelijkstelling kan tevens worden aangemerkt als een verzoek om uitstel van betaling.

S.7. Paragraaf 3, achtste lid, wordt vervangen door:

Procedure bij de fiscale rechter na afwijzing bezwaarschrift

8. Als de aansprakelijk gestelde na afwijzing van het bezwaarschrift tegen de beschikking aansprakelijkstelling beroep instelt bij een rechtbank, treedt de ontvanger zelfstandig op in de beroepsprocedure. Als het beroep zich tevens richt tegen de hoogte van de aan de aansprakelijkstelling ten grondslag liggende belastingaanslag(en) kan de ontvanger zich tijdens de zitting bij de rechtbank desgewenst laten bijstaan door de inspecteur. Het voorgaande geldt ook, als er tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep wordt ingesteld bij een gerechtshof.

S.8. In § 3, negende lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door:

Uitstel van betaling na (hoger) beroep of beroep in cassatie.

b. In de eerste volzin wordt `Een beroepschrift wordt' vervangen door: Een beroepschrift (in hoger beroep) wordt.

S.9. In paragraaf 3, tiende lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Het opschrift wordt vervangen door: Cassatievoorstel na uitspraak in hoger beroep.

b. De eerste volzin wordt vervangen door: Zo spoedig mogelijk nadat de ontvanger van het gerechtshof de uitspraak heeft ontvangen op een beroepschrift in hoger beroep beoordeelt hij of hij zich met die uitspraak kan verenigen.

S.10. In § 4, vierde lid, eerste volzin, wordt `beroep is ingesteld' vervangen door: beroep of hoger beroep is ingesteld.

T. Hoofdstuk VI, afdeling 2, artikel 52, § 2, tweede lid, tweede volzin, wordt vervangen door:

Noch kan de aansprakelijk gestelde omstandigheden aanvoeren die aan de orde zijn gesteld, of hadden kunnen worden gesteld, bij het maken van bezwaar tegen de in artikel 49, eerste lid, van de wet genoemde beschikking, bij het instellen van beroep tegen een uitspraak op het desbetreffende bezwaar, bij het instellen van hoger beroep of bij het instellen van beroep in cassatie.

U. In hoofdstuk VII, § 1, Algemene onderwerpen, eerste lid, achtste volzin, wordt `bezwaar- of beroepschrift' vervangen door: bezwaarschrift of beroepschrift (in hoger beroep).

V. In hoofdstuk VII, artikel 58, § 1, eerste lid, eerste volzin, wordt `inlichtingen; en' vervangen door: inlichtingen;. Voorts wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door `; en' een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

c. persoonsidentificatie jegens de ontvanger.

W. In hoofdstuk VII, artikel 62, § 1, tweede lid, eerste volzin, wordt `de verklaringsprocedure' vervangen door: de gerechtelijke verklaringsprocedure.

X. Hoofdstuk XII wordt als volgt gewijzigd.

X.1. Paragraaf 2, eerste lid, vierde volzin, wordt vervangen door: Ter zake van de beslissing van de ontvanger staat beroep en vervolgens hoger beroep open bij de fiscale rechter.

X.2. In § 2, vierde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Beroep, hoger beroep en cassatie.

b. In de eerste volzin wordt `Ingeval door de belastingschuldige een beroepschrift is ingediend' vervangen door: Als er in verband met de beslissing van de ontvanger (hoger) beroep of beroep in cassatie is ingesteld.

X.3. In § 2, vijfde lid, eerste volzin, wordt `een bezwaar- of beroepschrift' vervangen door: een bezwaarschrift of beroepschrift (in hoger beroep).

X.4. In § 3, derde lid, worden de eerste tot en met zesde volzin achter het eerste gedachtestreepje vervangen door: Als de betaling op de rekening van de Belastingdienst is bijgeschreven dan wel op het postkantoor is gestort, op dezelfde dag als die waarop de kosten verschuldigd zijn geworden.

X.5. In § 4, eerste lid, eerste en enige volzin, wordt `€ 10 326' telkens vervangen door: € 10 295.

Y. In hoofdstuk XIII, § 1, wordt na het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

Landelijk besluit

2a. Naast de in het vorige lid genoemde situaties kunnen openstaande belastingaanslagen oninbaar worden geleden op grond van een landelijk geldend besluit in verband met het ontbreken van voldoende uitvoeringscapaciteit. Een dergelijk besluit wordt genomen door de leiding van de Belastingdienst.

Z. In hoofdstuk XVII, § 6, eerste lid, vierde volzin, wordt `(uitstel i.v.m. bezwaar en beroep)' vervangen door: (uitstel in verband met bezwaren tegen de belastingaanslag).

AA. De bijlagen worden als volgt gewijzigd.

a. Bijlage 1a wordt vervangen door een nieuwe bijlage 1a, die als bijlage A bij dit besluit is gevoegd.

b. Bijlage 1b wordt vervangen door een nieuwe bijlage 1b, die als bijlage B bij dit besluit is gevoegd.

c. In bijlage VA wordt aan het slot de punt vervangen door een punt-komma en wordt aan de opsomming toegevoegd:

voor het vierde kwartaal 2004: 3,50;

voor het eerste kwartaal 2005: 5,00.

d. In bijlage VIA wordt aan de opsomming toegevoegd:

jaar 2005: (34.4% x € 16.893 + 41.95% x € 13.464) : 30.357 = 37,75%

marginaal percentage: (2 x 37,75% + 1 x 42%) : 3 = 39,17%.

Artikel II

Dit besluit wordt verwerkt in de Leidraad Invordering 1990, zoals opgenomen in het Boekwerk Invordering 1990, onder nummer 6.00.00.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Bijlage A

Bijlage 1a. Beslagvrije voet per 1 januari 2005

stcrt-2004-251-p12-SC68285-1.gif

Bij een verblijf in een inrichting in de zin van artikel 1 van de ABW bedraagt de beslagvrije voet per maand de eventuele eigen bijdrage voor verzorging dan wel verpleging vermeerderd met:

- voor een alleenstaande of alleenstaande ouder: € 170,68

- voor gehuwden: € 265,50.

Indien één van de gehuwden in een inrichting verblijft, bedraagt de beslagvrije voet de som van 90% van de bijstandsnorm die voor ieder van hen als alleenstaande of alleenstaande ouder zouden gelden.

1 > = 21/65 jaar of ouder

< = jonger dan 21/65 jaar

Bijlage B

Bijlage 1b. Overzicht normen studiefinanciering

stcrt-2004-251-p12-SC68285-2.gif

Partnertoeslag per maand € 514,07

Eenoudertoeslag per maand € 411,73

Naar boven