Wijziging Regeling vrijstelling verplichtingen WW

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 december 2004, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/F&W/2004/86994, tot wijziging van de Regeling vrijstelling verplichtingen WW onder meer in verband met de proefplaatsing

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 24, zevende lid, 26, derde lid, en 76a, zesde lid, van de Werkloosheidswet;

Besluit:

Artikel I

Wijziging van de Regeling vrijstelling verplichtingen WW

De Regeling vrijstelling verplichtingen WW wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel c, wordt na ‘de werknemer die’ ingevoegd: met behoud van zijn recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet.

B

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De werknemer die op een proefplaats werkzaamheden verricht is vrijgesteld van de verplichtingen gericht op arbeidsinpassing, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en 4°, van de Werkloosheidswet, voorzover het andere werkzaamheden betreft dan die op de proefplaats.

C

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, door een puntkomma, wordt aan dat lid een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. die 57,5 jaar of ouder is op 31 december 2003, wiens eerste werkloosheidsdag is gelegen op of na 1 januari 2004 en die onmiddellijk voorafgaande aan de eerste werkloosheidsdag een recht op uitkering had op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Liquidatiewet ongevallenwetten dan wel een uitkering die naar aard en strekking daarmee overeenkomt, dat is ontstaan op of voor 1 januari 2003.

Artikel II

Inwerkingtreding

1. Artikel I, onderdeel A, treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

2. Artikel I, onderdeel B, treed in werking op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 13 april 2004 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van enkele socialeverzekeringswetten en enige andere wetten in verband met het aanbrengen van enige vereenvoudigingen (Kamerstukken II 2003/04, 29513) nadat het tot wet is verheven in werking treedt.

3. Artikel I, onderdeel C, van deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 december 2004.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Wijziging in verband met oudere, afgeschatte arbeidsongeschikten

Op grond van de Regeling vrijstelling verplichtingen WW (hierna: de Regeling) zijn werknemers van 57,5 jaar en ouder vanaf 1 januari 2004 niet meer vrijgesteld van de verplichtingen gericht op arbeidsinpassing. Tot die datum was dit op grond van het Besluit vrijstelling verplichtingen WW (deels) wel het geval. Bij wijze van overgangsregeling zijn bepaalde werknemers van 57,5 jaar en ouder die vóór 1 januari 2004 reeds een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvingen, wel vrijgesteld van deze verplichtingen. Uitgangspunt voor deze overgangsregeling is dat deze werknemers geen recente band met de arbeidsmarkt hebben en/of door ziekte of arbeidsongeschiktheid langere tijd niet in staat of in de gelegenheid zijn geweest om arbeid te verrichten dan wel te verkrijgen of te aanvaarden.

Met de onderhavige wijziging wordt het overgangsrecht van de Regeling verruimd. Werkloze werknemers die op 31 december 2003 57,5 jaar of ouder zijn, die op 1 januari 2004 ten minste één jaar een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen of de Liquidatiewet ontvingen en die op of na 1 januari 2004 in de WW stromen, zijn door deze verruiming vrijgesteld van de betreffende verplichtingen.

De reden voor deze verruiming van het overgangsrecht van bovenstaande WW-gerechtigden is gelegen in de combinatie van het ontbreken van een recente band met de arbeidsmarkt, het langere tijd niet in staat of in de gelegenheid zijn geweest om arbeid te verkrijgen, hun leeftijd èn de arbeidsmarktsituatie.

Wijziging in verband met proefplaatsing

Met de inwerkingtreding van de het bij koninklijke boodschap van 13 april 2004 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van enkele sociale zekerheidswetten en enige andere wetten in verband met het aanbrengen van enige vereenvoudigingen (Kamerstukken II 2003/04, 29513) is het instrument proefplaatsing structureel in de WW opgenomen door middel van invoeging van artikel 76a WW. Dit artikel maakt het mogelijk dat een werkloze werknemer maximaal drie maanden onbeloonde werkzaamheden kan verrichten met behoud van uitkering. Op grond van artikel 76a, zesde lid, kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld omtrent de uitvoering van het artikel. In deze ministeriële regeling worden nadere regels daaromtrent getroffen.

Op grond van artikel 76a, derde lid, sub d, WW dient, om toestemming voor het verrichten van onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats te verkrijgen, er reëel uitzicht te zijn op aansluitende dienstbetrekking van dezelfde of grotere omvang dan de proefplaats voor tenminste zes maanden. De doelstelling van proefplaatsing is immers dat de werkloze werknemer tijdelijk, met behoud van uitkering op proef onbeloonde werkzaamheden kan verrichten met als oogmerk dat de werknemer op termijn bij de werkgever tegen beloning werkzaamheden in dienstbetrekking kan gaan verrichten. Tijdens de proefplaatsing kan door beide partijen beoordeeld worden of de werkzaamheden aansluiten bij de werkloze werknemer en of hij deze naar tevredenheid kan verrichten.

Proefplaatsing kan gezien worden als een onderdeel van het verkrijgen van betaalde arbeid.

De WW-uitkeringsgerechtigde die op een proefplaats werkzaamheden verricht wordt derhalve met deze wijziging van de regeling vrijgesteld van de verplichtingen gericht op werkhervatting, zoals de verplichting in voldoende mate te trachten andere passende arbeid te verkrijgen. De WW-uitkeringsgerechtigde moet in zoverre wel aan de verplichtingen gericht op arbeidsinpassing voldoen, dat hij er voor zorg draagt na de proefplaatsing een aansluitende dienstbetrekking van dezelfde of grotere omvang dan de proefplaatsing te verkrijgen. De vrijstelling geldt dus voor andere werkzaamheden dan die op de proefplaats worden verricht.

Wellicht ten overvloede wordt gemeld dat de proefplaatsing de toegekende WW-uitkering niet kan verlengen. Het recht op uitkering eindigt zodra de voor de werknemer geldende uitkeringsduur is verstreken, derhalve ook indien er sprake is van proefplaatsing.

Wijziging in verband met vakantie

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt een wijziging aan te brengen met betrekking tot de vrijstelling van verplichtingen gericht op arbeidsinpassing tijdens vakantie (artikel 1, eerste lid, onderdeel c van de regeling). Op grond van artikel 19, eerste lid, onderdeel k, en vijfde lid, WW en artikel 2 van de Vakantieregeling WW heeft de werknemer maximaal 20 of 65 vakantiedagen per jaar en bestaat er geen recht op uitkering als de werknemer gedurende een langere periode vakantie geniet. In de huidige regeling zijn werknemers die langer dan gebruikelijk vakantie nemen gedurende deze gehele periode vrijgesteld van de sollicitatieactiviteiten. De onderhavige wijziging leidt ertoe dat de vrijstelling in verband met vakantie genieten slechts geldt voor werknemers die met behoud van uitkering vakantie genieten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven