Financieringsregeling rijksbijdrage Arbeidsongeschiktheidsfonds

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 december 2004, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/F&W/04/86858, houdendevaststelling van een financieringsregeling betreffende de rijksbijdrage die ten gunste komt van het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Financieringsregeling rijksbijdrage Arbeidsongeschiktheidsfonds)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Besluit:

Artikel 1

Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 2

Raming

Jaarlijks maakt de minister voor het volgende kalenderjaar een raming van de hoogte van de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 76c, onderdeel h, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Artikel 3

Afdracht

1. Op de eerste dag van elk kwartaal stort de minister 25% van het op grond van artikel 2 geraamde bedrag, op de rekening-courant ten name van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij de Minister van Financiën. De Minister kan na overleg met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van het op grond van de eerste volzin berekende bedrag afwijken.

2. Indien de dag, bedoeld in het eerste lid, een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, vindt afdracht plaats op de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

Artikel 4

Afrekening

1. Uiterlijk op 1 juni dient het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de afrekening over het afgelopen kalenderjaar bij de minister in.

2. In de afrekening wordt op basis van de jaarrekening, bedoeld in artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de kasstroom van de rijksbijdrage inzichtelijk gemaakt.

3. Op grond van de afrekening vindt voor 15 juli een betaling plaats ten gunste of ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.

Artikel 5

Vaststelling rijksbijdrage

De minister stelt jaarlijks voor 31 oktober het bedrag vast dat over het afgelopen kalenderjaar als rijksbijdrage als bedoeld in artikel 76c, onderdeel h, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, ten gunste komt van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Artikel 7

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Financieringsregeling rijksbijdrage Arbeidsongeschiktheidsfonds.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 december 2004.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

De uitkeringen tijdens verlof wegens zwangerschap en bevalling voor alfahulpen en overige personen met een arbeidsovereenkomst op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2 alsmede de uitkeringen op grond van artikel 3:30 van de Wet arbeid en zorg komen ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof). Dit is via de Wet einde toegang verzekering WAZ geregeld in artikel 76d, eerste lid, onderdeel l, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Deze kosten worden gedekt middels een rijksbijdrage ten bate van het Aof (artikel 76c, onderdeel h, WAO).

De onderhavige regeling regelt de wijze van afdracht van de rijksbijdrage aan het Aof. Op kwartaalbasis wordt de rijksbijdrage aan Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) bevoorschot. Uiterlijk op 1 juni van ieder jaar dient het UWV de afrekening over het afgelopen kalenderjaar bij de Minister in. In de afrekening wordt, op basis van de jaarrekening, de kasstroom inzichtelijk gemaakt. In het jaarverslag van UWV wordt melding gemaakt van de mate waarin de rijksbijdrage rechtmatig is besteed. Voor 15 juli vindt dan op grond van deze afrekening een betaling plaats ten gunste of ten laste van het Aof (de nadere afrekening). Nadat de nadere afrekening is gemaakt, wordt jaarlijks door de Minister voor 31 oktober de omvang van de middelen tot dekking van de rijksbijdrage over het voorafgaande kalenderjaar vastgesteld.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven