Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 december 2004, nr. MJZ2004100413, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, houdende aanwijzing van ambtenaren, aan wie taken of bevoegdheden worden opgedragen, onderscheidenlijk verleend in het kader van regelgeving op het terrein van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer (Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Handelende, voor zover nodig in overeenstemming met de Ministers van Defensie, van Economische Zaken, van Financiën, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Verkeer en Waterstaat en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de Experimentenwet stad en milieu, de Huisvestingswet, de Huursubsidiewet, de Onteigeningswet, de Waterleidingwet, de Wet bescherming Antarctica, de Wet bevordering eigenwoningbezit, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet milieubeheer, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet op de lijkbezorging, de Wet op de openluchtrecreatie, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, de Wet stedelijke vernieuwing, de Woningwet en artikel 30, eerste lid, van de verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschappen (PbEG L 30), voor zover nodig juncto artikel 18.4, eerste en vierde lid, van de Wet milieubeheer;

Besluit:

Artikel 1

De inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM in de betrokken regio wordt aangewezen als inspecteur in de zin van:

– de Experimentenwet Stad en Milieu;

– het Vuurwerkbesluit;

– de Waterleidingwet;

– de Wet bodembescherming;

– de Wet geluidhinder;

– de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;

– de Wet inzake de luchtverontreiniging;

– de Wet milieubeheer;

– de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

– de Woningwet.

Artikel 2

1. De inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM in de betrokken regio wordt aangewezen als de ambtenaar, bedoeld in:

– artikel 77, vijfde lid, van de onteigeningswet;

– artikel 2, onder d, van het Transactiebesluit milieudelicten;

– de artikelen 29, eerste lid, 31, tweede en vierde lid, 34, 40, derde lid, 46, derde lid, en 66b, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging.

2. De inspecteur-generaal en de inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM in de betrokken regio en de onder hun bevelen werkzame ambtenaren worden aangewezen als ambtenaren als bedoeld in:

– artikel 33, tweede lid, van de Huursubsidiewet;

– artikel 46, tweede lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit.

Artikel 3

De inspecteur-generaal en de inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM in de betrokken regio en de door hen daartoe aangewezen, onder hun bevelen werkzame ambtenaren worden aangewezen als ambtenaren ten aanzien van wie, in geval van levering van leidingwater door een collectieve watervoorziening of een collectief leidingnet, het ten aanzien van de inspecteur in de artikelen 5, eerste en tweede lid, 6, 7, 8 en 14 van de Waterleidingwet bepaalde van toepassing is, met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 12.

Artikel 4

De door de inspecteur-generaal van het Inspectoraat-Generaal VROM daartoe aangewezen, onder zijn bevelen werkzame ambtenaren zijn belast met de opsporing van de strafbare feiten, genoemd in:

– artikel 49 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing;

– artikel 113 van de Woningwet.

Artikel 5

De inspecteur-generaal en de inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM in de betrokken regio en de onder hun bevelen werkzame ambtenaren, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, zijn belast met het toezicht op de uitvoering en de handhaving van het bepaalde bij of krachtens:

– de Huisvestingswet;

– de Wet bodembescherming;

– de Wet explosieven voor civiel gebruik;

– de Wet geluidhinder;

– de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;

– de Wet inzake de luchtverontreiniging;

– de Wet milieubeheer;

– de Wet milieugevaarlijke stoffen;

– de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

– de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing;

– de Woningwet.

Artikel 6

1. De directeur van de Auditdienst VROM en de onder zijn bevelen werkzame ambtenaren, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, zijn, voor zover het betreft de onderzoeken, bedoeld in de artikelen 20 en 21 van de Comptabiliteitswet 2001, en de controle, bedoeld in artikel 66 van die wet, belast met het toezicht op de uitvoering en de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de subsidieregelingen op het beleidsterrein van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

2. In opdracht van de directeur van de Auditdienst VROM kunnen door hem aangewezen ambtenaren van auditdiensten van andere ministeries bij die opdracht aangegeven taken als bedoeld in het eerste lid, uitvoeren.

3. De in het eerste en tweede lid aangewezen toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7

De inspecteur-generaal en de inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM in de betrokken regio en de onder hun bevelen werkzame ambtenaren, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

– de Huisvestingswet;

– de Huursubsidiewet;

– de Waterleidingwet;

– de Wet bescherming Antarctica;

– de Wet bevordering eigenwoningbezit;

– de Wet bodembescherming;

– de Wet explosieven voor civiel gebruik;

– de Wet geluidhinder;

– de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;

– de Wet inzake de luchtverontreiniging;

– de Wet milieubeheer;

– de Wet milieugevaarlijke stoffen;

– de Wet op de openluchtrecreatie;

– de Wet stedelijke vernieuwing;

– de Woningwet;

– de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen.

Artikel 8

1. De directeur van de Auditdienst VROM en de onder zijn bevelen werkzame ambtenaren, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, zijn, voor zover het betreft de onderzoeken, bedoeld in de artikelen 20 en 21 van de Comptabiliteitswet 2001, en de controle, bedoeld in artikel 66 van die wet, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de subsidieregelingen op het beleidsterrein van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

2. In opdracht van de directeur van de Auditdienst VROM kunnen door hem aangewezen ambtenaren van auditdiensten van andere ministeries bij die opdracht aangegeven taken als bedoeld in het eerste lid, uitvoeren.

3. De in het eerste en tweede lid aangewezen toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 9

De ambtenaren, bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering zijn mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

– titel 10.7 van de Wet milieubeheer;

– het Besluit inzameling afvalstoffen en de Regeling inzameling afvalstoffen;

– de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen.

Artikel 10

De commandant en de controleurs van het Commando Opslag en Vervoer Gevaarlijke Stoffen zijn mede belaste met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 4, paragrafen 1 en 2, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, voor zover het toezicht kan worden uitgeoefend in samenhang met de werkzaamheden waartoe zij krachtens wettelijke bepalingen inzake het vervoer van stoffen en preparaten bevoegd zijn.

Artikel 11

In afwijking van de artikelen 7 en 12 tot en met 18 en artikel 18.4, derde lid, van de Wet milieubeheer, zijn ten aanzien van inrichtingen die behoren tot categorieën die zijn genoemd in bijlage II, onder 1 tot en met 8, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, en inrichtingen die zijn aangewezen krachtens artikel 8.2, vierde lid, van de Wet milieubeheer, uitsluitend de door de inspecteur-generaal of de inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM in de betrokken regio daartoe aangewezen, onder hun bevelen werkzame ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

– de Wet bodembescherming;

– de Wet geluidhinder;

– de Wet inzake de luchtverontreiniging;

– de Wet milieubeheer;

– de Wet milieugevaarlijke stoffen.

Artikel 12

De inspecteur-generaal der mijnen en de inspecteurs van het Staatstoezicht op de Mijnen worden aangewezen als ambtenaren ten aanzien van wie, in geval van levering van leidingwater door collectieve watervoorzieningen die aanwezig zijn op een mijnbouwinstallatie, aangewezen krachtens de Mijnbouwwet, het ten aanzien van de inspecteur in de artikelen 5, eerste en tweede lid, 6, 7, 8 en 14 van de Waterleidingwet bepaalde van toepassing is.

Artikel 13

De inspecteur-generaal der mijnen en de inspecteurs van het Staatstoezicht op de Mijnen zijn, voor zover het betreft mijnbouwactiviteiten, mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

– de Wet bodembescherming;

– de Wet explosieven voor civiel gebruik;

– de Wet geluidhinder;

– de Wet inzake de luchtverontreiniging;

– de Wet milieubeheer;

– de Wet milieugevaarlijke stoffen.

Artikel 14

De ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, zijn, voor zover het toezicht kan worden uitgeoefend in samenhang met de werkzaamheden waartoe zij krachtens wettelijke bepalingen inzake de douane bevoegd zijn, mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

– het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur;

– hoofdstuk II van de Wet geluidhinder;

– hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer;

– hoofdstuk 4, paragraaf 1, van de Wet milieugevaarlijke stoffen;

– het Besluit zwavelgehalte brandstoffen;

– het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer;

– de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen.

Artikel 15

De ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn, voor zover het de beleidsterreinen van dat ministerie betreft, mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde:

– bij of krachtens de Wet bescherming Antarctica;

– bij of krachtens de Wet bodembescherming;

– krachtens artikel 1.2 van de Wet milieubeheer;

– bij of krachtens hoofdstuk 2 van de Wet milieugevaarlijke stoffen.

Artikel 16

De ambtenaren van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn, voor zover het betrekking heeft op de bescherming van werknemers, mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

– hoofdstuk II van de Wet geluidhinder;

– de hoofdstukken 2, 3 en 4, paragrafen 1 en 2, van de Wet milieugevaarlijke stoffen.

Artikel 17

De inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de door hem daartoe aangewezen onder zijn bevelen werkzame ambtenaren van die inspectie zijn mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

– de Wet bodembescherming, voor zover het betreft het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk IV, paragrafen 5.1, 5.3 en 5.4, met betrekking tot rijkswateren en het vervoer van stoffen die de bodem kunnen verontreinigen;

– de Wet milieubeheer voor zover het betreft gevaarlijke afvalstoffen en voor zover het betreft inrichtingen die behoren tot categorieën die zijn genoemd in bijlage I, onder 2.1, onder a, 3, 4.1 onder a, 5, en 14.1, onder a, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, voor zover het toezicht kan worden uitgeoefend in samenhang met de werkzaamheden waartoe zij krachtens wettelijke bepalingen inzake vervoer van stoffen en preparaten bevoegd zijn;

– de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen;

– hoofdstuk 4, paragraaf 1, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, voor zover het toezicht kan worden uitgeoefend in samenhang met de werkzaamheden waartoe zij krachtens wettelijke bepalingen inzake het vervoer van stoffen en preparaten bevoegd zijn, alsmede voor zover het betreft het Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten aan boord van zeeschepen die gerechtigd zijn de Nederlandse vlag te voeren, met uitzondering van de schepen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van de Schepenwet;

– hoofdstuk 4, paragraaf 2, van de Wet milieugevaarlijke stoffen;

– hoofdstuk III van de Wet explosieven voor civiel gebruik, met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 11.

Artikel 18

De hoofdinspecteurs van de Voedsel en Waren Autoriteit en de controle-ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit zijn mede belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

– artikel 5 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, voor zover het betreft goede laboratoriumpraktijk;

– hoofdstuk 4, paragrafen 1 en 2, van de Wet milieugevaarlijke stoffen.

Artikel 19

Het Besluit aanwijzing toezichtambtenaren VROM-regelgeving, de Regeling aanwijzing bevoegde ambtenaren collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten, de regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 maart 1995 tot aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren Wet op de openluchtrecreatie (Stcrt. 1995) en de Regeling aanwijzing toezichtambtenaren Huursubsidiewet worden ingetrokken.

Artikel 20

De artikelen 4 en 5 van de Regeling aanwijzing keuringsinstelling en toezichthoudende ambtenaren Wet explosieven voor civiel gebruik vervallen; de artikelen 6 en 7 van die regeling worden vernummerd tot onderscheidenlijk artikelen 3 en 4; artikel 4 (nieuw) van die regeling komt te luiden:

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzing keuringsinstelling explosieven voor civiel gebruik.

Artikel 21

Dit besluit treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop de wet van 22 oktober 2003 tot wijziging van diverse wetten in verband met de instelling van het Inspectoraat-Generaal VROM en ter verbetering van de doelmatigheid van gegevensverstrekking met het oog op toezicht (Stb. 2003, 449) in werking treedt.

Artikel 22

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 december 2004.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, S.M. Dekker.

Toelichting

Algemeen

Met ingang van 1 januari 2002 is bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het Inspectoraat-Generaal VROM ingesteld. Het inspectoraat vervangt de tot dan toe bij het departement bestaande drie inspectiediensten (het staatstoezicht op de volkshuisvesting, de inspectie van de ruimtelijke ordening en de inspectie milieuhygiëne van het staatstoezicht op de volksgezondheid) en de Dienst Recherchezaken.

De door de vervanging van deze diensten nodige wijzigingen van wetten een algemene maatregelen van bestuur zijn inmiddels in het Staatsblad geplaatst (zie respectievelijk Stb. 2003, 449 en Stb. 2004, 155). Een dezer dagen worden ook de wijzigingen gepubliceerd van allerlei ministeriële regelingen waarin de oude diensten nog worden genoemd. Als dat is gebeurd, kunnen de wijzigingswet en -amvb in werking treden. Daartoe zal binnenkort een inwerkingtredingsbesluit in het Staatsblad worden geplaatst.

Ook het Besluit aanwijzing toezichtambtenaren VROM-regelgeving moet zijn aangepast voordat de hiervoor genoemde regelingen in werking kunnen worden gesteld. Er zijn drie redenen om dat besluit niet bij de algemene wijzigingsregeling voor ministeriële regelingen aan te passen, maar het opnieuw vast te stellen. De eerste daarvan is dat ook bij andere departementen op het stuk van inspectiediensten nogal wat is veranderd, de tweede de wens om zoveel mogelijk alle aanwijzingen van ambtenaren, die uit VROM-regelgeving voortvloeien, in één besluit te concentreren en de derde dat het nieuwe inspectoraat-generaal niet bij wet is ingesteld, waardoor er in wetten en algemene maatregelen van bestuur niet naar kan worden verwezen. Daarom zijn bepalingen waarin dat gebeurde, vervangen door bepalingen waarin de minister de bevoegdheid wordt gegeven om door hem aangewezen ambtenaren met de betrokken taken en bevoegdheden te belasten. Uiteraard is het de bedoeling om daartoe weer ambtenaren van het Inspectoraat-Generaal VROM aan te wijzen. Dat gebeurt in het onderhavige besluit. Die uitbreiding van het toepassingsbereik komt tot uitdrukking in de citeertitel van het nieuwe besluit. Het gaat niet meer alleen om aanwijzing van toezichtambtenaren, maar om een veel breder bereik.

De nog buiten het algemene aanwijzingsbesluit bestaande sectorale aanwijzingsbesluiten worden, met uitzondering van de besluiten in het kader van de Kernenergiewet die vooralsnog afzonderlijk blijven bestaan, ingetrokken. Voor zover ze nog bestonden naast het Besluit aanwijzing toezichtambtenaren VROM-regelgeving, worden ze ingetrokken bij de aanpassingsregeling die een dezer dagen wordt gepubliceerd, voor zover de inhoud ervan wordt opgenomen in deze regeling, gebeurt dat in artikel 19.

Het besluit heeft geen invloed op de administratieve lasten voor het bedrijfsleven of voor de burgers. Het is daarom niet aan Actal voorgelegd.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De in dit artikel genoemde wetten bevatten alle een begripsomschrijving van ‘inspecteur’. Daarin werd verwezen naar de betrokken oude inspectie. Met handhaving van het begrip ‘inspecteur’ is in die wetten nu de omschrijving zo veranderd dat aan de minister de bevoegdheid wordt gegeven om ambtenaren aan te wijzen die voor de betrokken wet als zodanig kunnen optreden. Die aanwijzing is in deze bepaling geregeld.

Artikel 2

In de in het eerste lid genoemde wetten en het daar genoemde besluit komt niet het begrip ‘inspecteur’ voor, maar werden functionarissen van de oude inspecties met aanduiding van hun functie aangewezen. Die vermelding is in de wijzigingswet (Stb. 2003, 449) en het wijzigingsbesluit (Stb. 2004,155) vervangen door verlening van een bevoegdheid tot aanwijzing van ambtenaren aan wie de in de regelingen genoemde taken en bevoegdheden toekomen. Aan die bevoegdheid wordt in dit lid uitvoering gegeven.

In sommige wetten kwam al de constructie voor die bij het eerste lid is beschreven. Voor zover het die wetten betreft moet dus de aanwijzing van functionarissen van de oude inspecties als ‘aangewezen ambtenaar’ worden vervangen door een aanwijzing van functionarissen van de nieuwe inspectie. Daartoe dient het tweede lid.

Artikel 3

Dit artikel vervangt artikel 1, onder 2, van de Regeling aanwijzing bevoegde ambtenaren collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten, een afzonderlijke regeling krachtens de Waterleidingwet. Die regeling wordt ingetrokken bij artikel 19 van dit besluit. Een en ander vloeit voort uit de wens de aanwijzing van functionarissen van de centrale overheid die taken en bevoegdheden hebben met betrekking tot uitvoering en handhaving van de VROM-regelgeving in één besluit samen te brengen.

De in dit artikel aangegeven bevoegdheden worden, voor zover het collectieve watervoorzieningen en leidingnetten binnen mijnbouwwerken betreft, uitgeoefend door functionarissen van het Staatstoezicht op de Mijnen (zie artikel 12).

Artikel 4

Overtreding van de meeste VROM-wetten is strafbaar gesteld in de Wet op de economische delicten. De aanwijzing van opsporingsambtenaren is voor zover het die overtredingen betreft, geregeld in artikel 17 van die wet. Buiten de Kernenergiewet kennen nog twee VROM-wetten commune strafbepalingen. Voor die beide wetten wordt de aanwijzing van opsporingsambtenaren in dit artikel geregeld.

Dit artikel vervangt artikel 3 van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren VROM-regelgeving.

Artikel 5

In dit artikel worden voor de genoemde wetten de ambtenaren aangewezen die, voor zover het de VROM-regelgeving betreft, belast zijn met het zogenoemde tweedelijnstoezicht, het toezicht op de uitvoerende en handhavende instanties buiten de centrale overheid.

Artikel 1 van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren VROM-regelgeving bevatte een soortgelijke bepaling voor enkele wetten.

Artikel 6

In dit artikel is een algemene aanwijzing opgenomen van functionarissen van de Auditdienst VROM met het oog op het toezicht dat zij dienen uit te oefenen met betrekking tot een rechtmatige besteding van door VROM beschikbaar gestelde subsidiegelden door instanties van andere overheden die met de uitvoering of handhaving van die regels zijn belast. Het kan voorkomen dat die instanties bij de uitvoering of handhaving van subsidies te maken hebben met verschillende ministeries. Om te voorkomen dat zij geconfronteerd worden met toezicht door de betrokken ambtenaren van al die departementen, is het mogelijk het VROM-toezicht in voorkomend geval te laten uitoefenen door de auditdienst van een ander ministerie.

Gezien het onderwerp van dit toezicht kunnen daarbij de bevoegdheden van de in het derde lid genoemde bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht worden gemist.

Artikel 7

Dit artikel regelt het eerstelijnstoezicht door het Inspectoraat-Generaal VROM, het toezicht op degenen tot wie de betrokken regels zich richten, en die die regels moeten naleven.

Artikel 2 van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren VROM-regelgeving bevatte een soortgelijke bepaling.

Ter vervanging van de aanwijzing in de regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 maart 1995 tot aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren Wet op de openluchtrecreatie (Stcrt. 1995), is die aanwijzing in dit artikel opgenomen. De genoemde regeling wordt bij artikel 19 ingetrokken. De aanwijzing zal bij het intrekken van de Wet op de openluchtrecreatie uiteraard ook worden geschrapt.

In de definitiebepaling van de Wet milieubeheer (artikel 1.1) is bepaald dat onder ‘de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen’ wordt verstaan: de verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschappen (PbEG L 30). De volledige citeertitel van de richtlijn wordt hier daarom niet herhaald.

De Interimwet bodembescherming is geschrapt uit alle bepalingen die uit het oude aanwijzingsbesluit zijn overgenomen. De wet bestaat niet meer: zie artikel 41, tweede lid, van de interimwet.

Artikel 8

In dit artikel is – net als in artikel 6 voor zover het betreft uitvoering en handhaving – een algemene aanwijzing opgenomen van functionarissen van de Auditdienst VROM met het oog op het toezicht dat zij dienen uit te oefenen met betrekking tot een rechtmatige besteding van door VROM beschikbaar gestelde subsidiegelden. Om te voorkomen dat ontvangers van subsidies van verschillende ministeries worden geconfronteerd met toezicht door de betrokken ambtenaren van al die departementen, is het mogelijk het VROM-toezicht in voorkomend geval te laten uitoefenen door de auditdienst van een ander ministerie. Gezien het onderwerp van dit toezicht kunnen daarbij de bevoegdheden van de in het derde lid genoemde bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht worden gemist.

Artikel 9

In deze bepaling wordt aan met name politieambtenaren, naast de opsporingstaak die zij hebben, ook de bevoegdheid gegeven toezicht te houden op de naleving van de bepalingen over de (grensoverschrijdende) overbrenging van afvalstoffen.

Artikel 10

Voor het militair gebruik van milieugevaarlijke stoffen wordt het toezicht op de naleving van de daarvoor geldend bepalingen mede opgedragen aan de betrokken militaire functionarissen.

Dit artikel vervangt artikel 8, tweede lid, van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren VROM-regelgeving. De in het eerste lid van dat artikel genoemde functie bestaat niet meer.

Artikel 11

Met betrekking tot inrichtingen die van essentieel belang zijn voor de veiligheid van de staat, is het met het oog op de noodzakelijke geheimhouding nodig een beperking aan te brengen ten aanzien van de ambtenaren die met dat toezicht worden belast. Alleen daartoe speciaal door de inspecteur-generaal VROM of de regionale inspecteurs aangewezen ambtenaren mogen dat toezicht uitoefenen.

Dit artikel vervangt artikel 11 van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren VROM-regelgeving.

Artikel 12

Dit artikel vervangt artikel 1, onder 1, van de Regeling aanwijzing bevoegde ambtenaren collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten. Die regeling wordt ingetrokken bij artikel 19 van dit besluit, zodat de aanwijzing van functionarissen van de centrale overheid die taken en bevoegdheden hebben met betrekking tot uitvoering en handhaving van de VROM-regelgeving, in één besluit worden samengebracht.

De in dit artikel aangegeven bevoegdheden worden buiten mijnbouwwerken uitgeoefend door functionarissen van het Inspectoraat-Genaraal VROM (zie artikel 3).

Artikel 13

Het toezicht met betrekking tot mijnbouwwerken is, ook voor zover het de VROM-regelgeving betreft, geconcentreerd bij het Staatstoezicht op de Mijnen. Deze bepaling komt overeen met artikel 4 van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren VROM-regelgeving.

Dit artikel vervangt ook artikel 5 van de Regeling aanwijzing keuringsinstelling en toezichthoudende ambtenaren Wet explosieven voor civiel gebruik. De in die regeling aangebrachte beperking tot hoofdstuk III van de wet voor gevallen waarin een vergunning als bedoeld in artikel 10 van die wet, of een erkenning als bedoeld in artikel 17 van die wet, wordt verleend door de Minister van Economische Zaken, is niet met zoveel woorden overgenomen. Zij zit impliciet in de al bestaande passage in de aanhef van het artikel ‘voor zover het betreft mijnbouwactiviteiten’.

Artikel 14

De in dit artikel aan de douaneambtenaren toegekende toezichtbevoegdheid vervangt die van artikel 6 van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren VROM-regelgeving. Zij is uitgebreid met het toezicht betreffende een tweetal besluiten krachtens de Wet inzake de luchtverontreiniging.

Artikel 15

Dit artikel vervangt artikel 7 van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren VROM-regelgeving waarin ook ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als toezichthouders werden aangewezen.

Artikel 16

Dit artikel vervangt de aanwijzing van ambtenaren van de Arbeidsinspectie in artikel 9 van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren VROM-regelgeving.

Artikel 17

De aanwijzing van toezichtambtenaren ressorterende onder het ministerie van Verkeer en Waterstaat, is aangepast aan de instelling van de Inspectie Verkeer en waterstaat.

Dit artikel vervangt artikel 5 van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren VROM-regelgeving.

Toegevoegd is een aanwijzing ter vervanging van die in artikel 4 van de Regeling aanwijzing keuringsinstelling en toezichthoudende ambtenaren Wet explosieven voor civiel gebruik. De aanwijzing wordt uit die regeling geschrapt in artikel 20 van dit besluit.

Artikel 18

De Keuringsdienst van Waren, waarvan ambtenaren in artikel 10 van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren VROM-regelgeving waren aangewezen als toezichthouders, is opgegaan in de Voedsel en Waren Autoriteit. Deze aanwijzing is daaraan aangepast.

Artikel 19

De aanwijzingen van toezichtambtenaren in de volgens dit artikel ingetrokken regelingen zijn in dit besluit opgenomen. In de toelichting op de betrokken artikelen is dat telkens aangegeven.

Artikel 20

De aanwijzing van ambtenaren van het Inspectoraat-Generaal VROM was al uit de Regeling aanwijzing keuringsinstelling en toezichthoudende ambtenaren Wet explosieven voor civiel gebruik overgebracht naar het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren VROM-regelgeving. In dat besluit waren nog wel ambtenaren van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en van het Staatstoezicht op de Mijnen aangewezen. Ook die aanwijzingen zijn nu in dit besluit opgenomen. De aanwijzingen worden daarom geschrapt uit de Regeling aanwijzing keuringsinstelling en toezichthoudende ambtenaren Wet explosieven voor civiel gebruik en de citeertitel van die regeling wordt daaraan aangepast.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S.M. Dekker

Naar boven