Wijziging diverse ministeriële regelingen VROM i.v.m. instelling Inspectoraat-Generaal VROM

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 december 2004, nr. MJZ2004100415, Directie Juridische Zaken/Afdeling Wetgeving, aanpassing van diverse ministeriële regelingen in verband met de instelling van het Inspectoraat-Generaal VROM en ter verbetering van de doelmatigheid van gegevensverstrekking met het oog op toezicht

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op het Besluit geluidhinder spoorwegen, het Besluit saneringsmaatregelen industrieterreinen 1994, het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985, het Besluit van 30 oktober 1981, houdende voorschriften betreffende de samenstelling en werkwijze commissie beheer landbouwgronden (Stb. 1981, 677), de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, de Huursubsidiewet, de Reconstructiewet Midden-Delfland, het RVV 1990, de Warenwet, de Wegenverkeerswet 1994, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet milieubeheer, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing en de Woningwet;

Besluit:

Artikel I

Het formulier in Bijlage I behorend bij artikel 2 van de Regeling saneringsprogramma industrielawaai wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van de onderdelen A, onder 4, tot en met A, onder 8, tot onderdelen A, onder 3, tot en met A, onder 7, vervalt onderdeel A, onder 3.

2. Onderdeel B, onder 6, vervalt.

3. In onderdeel C, onder 17, vervalt de zinsnede ‘regionale inspecteur voor de milieuhygiëne,’.

4. In onderdeel C, onder 18, wordt de zinsnede ‘onderdeel A, onder 3 en 5’ vervangen door: onderdeel A, onder 4.

5. In onderdeel C, onder 18, vervalt de tekst van de toelichting.

6. In onderdeel C, onder 19, wordt de zinsnede ‘onderdeel A, onder 5’ vervangen door: onderdeel A, onder 4.

Artikel II

De regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 juli 1998, nr. FEA.1124, houdende vaststelling subsidieplafond 1998 artikel 50a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stcrt. 1998, 161), wordt ingetrokken.

Artikel III

In artikel 2, eerste lid, onder i, van de Regeling instelling en werkwijze provinciale commissies beheer landbouwgronden wordt ‘de inspecteur Ruimtelijke Ordening’ vervangen door: de inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM in de betrokken regio.

Artikel IV

In artikel 2 van het besluit van de Minister van Landbouw en Visserij en de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 29 december 1978, nr. 133.366, houdende benoeming leden en adviserende leden herinrichtingscommissie Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën (Stcrt. 1979, 2), vervallen de onderdelen g, h, i en o, worden de onderdelen j tot en met n geletterd g tot en met k, en worden de onderdelen p tot en met cc geletterd l tot en met y.

Artikel V

Het besluit van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 15 juli 1999, nr. MRZ99192997, houdende aanwijzingsbesluit Huursubsidiewet (Stcrt, 1999, 142), wordt ingetrokken.

Artikel VI

In artikel 12, eerste lid, van het besluit van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 23 juni 1978, nr. 0515929, houdende benoeming voorzitter en leden Reconstructiecommissie Midden-Delfland (Stcrt. 1978, 124), vervalt de zinsnede ‘de inspecteur van de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland en Zeeland;’.

Artikel VII

In artikel 1, tweede lid, onder h, van de Regeling optische en geluidssignalen wordt ‘de Hoofdinspectie van de Volksgezondheid voor de Milieuhygiëne van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer’ vervangen door: het Inspectoraat-Generaal VROM.

Artikel VIII

De regeling van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 25 juni 1992, nr. DGVGZ/VVP/PU689435, houdende aanwijzing controlerend orgaan naleving Warenwetbesluit benzine (Stcrt. 1992, 128), wordt ingetrokken.

Artikel IX

Artikel 8, tweede volzin, van het Meet- en rekenvoorschrift geluidsbelasting binnen gebouwen vervalt.

Artikel X

Artikel 6, derde lid, van het Meet- en rekenvoorschrift hoofdstuk V Wet geluidhinder vervalt.

Artikel XI

De regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 10 november 1982, nr. DG/MH/G164611, houdende aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Wet geluidhinder (Stcrt. 1982, 223), wordt ingetrokken.

Artikel XII

De Regeling aanwijzing toezichthouders Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden wordt ingetrokken.

Artikel XIII

Het besluit van de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 2 augustus 1971, nr. 136512, houdende aanwijzing inspecteur Wet inzake de luchtverontreiniging (Stcrt. 1971, 153), wordt ingetrokken.

Artikel XIV

Het Aanwijzingsbesluit regionale inspecteur milieuhygiëne wordt ingetrokken.

Artikel XV

Het besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 mei 1990, nr. 0150078, houdende aanwijzing adviseur in m.e.r.-plichtige activiteiten van de Rijksoverheid, (Stcrt. 1990, 101), wordt ingetrokken.

Artikel XVI

Artikel 1 van de beschikking van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 19 augustus 1966, nr. 0819474, houdende aanwijzing van functionarissen krachtens artikel 69, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stcrt. 1966, 164), komt te luiden:

Artikel 1

De na te noemen functionarissen hebben in het gehele Rijk van zonsopgang tot zonsondergang vrije toegang tot alle terreinen, waar hun aanwezigheid is gewenst in verband met de uitvoering van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, en wel:

– de secretaris-generaal van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

– de directeur-generaal Ruimte van vorengenoemd ministerie;

– de hoofden van de Directies Visievorming, Ontwerp en Strategie, Nationaal en Internationaal Beleid, en Realisatie en Ontwikkeling van het Directoraat-Generaal Ruimte van vorengenoemd ministerie;

– de adviseur ten behoeve van de Raad van State.

Artikel XVII

Artikel 1 van de beschikking van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 februari 1985, nr. K0222275, houdende aanwijzing ambtenaren Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (Stcrt. 1985, 41), komt te luiden:

Artikel 1

De na te noemen functionarissen hebben in het gehele Rijk vrije toegang tot alle terreinen en gebouwen, waar hun aanwezigheid is gewenst in verband met de uitvoering van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing voor wat betreft de gebouwen van des voormiddags acht uur tot zonsondergang:

– de adviseur ten behoeve van de Raad van State;

– de voorzitter en de leden van de Rijksplanologische Commissie;

– de directeur-generaal Ruimte en de plaatsvervangend directeur-generaal Ruimte van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel XVIII

De regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 21 maart 2000, nr. MRZ2000030219, houdende aanwijzing toezichthoudende ambtenaren naleving Woningwet (Stcrt. 2000, 76), wordt ingetrokken.

Artikel XIX

In het tweede lid van artikel 5 van de Beleidsregels voor de uitvoering van artikel 7a van de Woningwet wordt de zinsnede ‘bij de Inspectie Volkshuisvesting in de desbetreffende regio’ vervangen door: bij het Directoraat-Generaal Wonen van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel XX

De Beschikking Plan van aanpak Schiphol en omgeving wordt ingetrokken.

Artikel XXI

Het Besluit mandaat ondertekening convenanten ammoniak en veehouderij wordt ingetrokken.

Artikel XXII

In artikel 3 van het besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 5 februari 1996, nr. G4/106/95, houdende instelling bestuurlijke begeleidingsgroep Noord-oostelijke verbinding – RW 15 (Stcrt. 1996, 33), vervalt onderdeel 9 en worden de onderdelen 10 en 11 vernummerd tot onderdelen 9 en 10.

Artikel XXIII

De Bijdrageregeling sanering van milieuhinderlijke bedrijven in de woonomgeving wordt ingetrokken.

Artikel XXIV

Artikel 10 van het Reken- en Meetvoorschrift Railverkeerslawaai vervalt.

Artikel XXV

Het Besluit bepalingsmethode verdunningsgetal van vloeistofstromen wordt ingetrokken.

Artikel XXVI

Deze regeling treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop de wet van 22 oktober 2003 tot wijziging van diverse wetten in verband met de instelling van het Inspectoraat-Generaal VROM en ter verbetering van de doelmatigheid van gegevensverstrekking met het oog op toezicht (Stb. 2003, 449) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 december 2004.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, S.M. Dekker.

Toelichting

1. Algemeen

In verband met de aanpassing van de formele wetgeving aan de recente instelling van het Inspectoraat-Generaal VROM en het meer doelmatig maken van de informatievoorziening aan die inspectiedienst van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer wordt een aantal wetten aangepast. Deze aanpassing geschiedt door middel van de wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de instelling van het Inspectoraat-Generaal VROM en ter verbetering van de doelmatigheid van gegevensverstrekking met het oog op toezicht (Stb. 2003, 449).

In overeenkomstige zin dienen aanpassingen te worden aangebracht in een reeks van algemene maatregelen van bestuur (Besluit van 19 maart 2004 tot aanpassing van diverse algemene maatregelen van bestuur in verband met de instelling van het Inspectoraat-Generaal VROM en ter verbetering van de doelmatigheid van gegevensverstrekking met het oog op toezicht (Stb. 2004, 155)) en ministeriële regelingen. Voor wat betreft de aanpassing van de ministeriële regelingen dient de onderhavige regeling hiertoe. Evenals voor genoemde wet en algemene maatregel van bestuur betreft het vooral technische aanpassingen, in de zin dat verwijzingen naar de voor de samenvoeging tot Inspectoraat-Generaal VROM bestaande ‘oude’ inspectiediensten (Staatstoezicht op de volkshuisvesting, Inspectie van de ruimtelijke ordening, Inspectie van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu) moeten worden aangepast. Daarnaast wordt een scheiding tussen beleid en handhaving in de regelgeving doorgevoerd; de – weinige – beleidselementen die tot de taken van de ‘oude’ inspecties behoorden, worden overgebracht naar de beleidsdiensten van het ministerie.

2. De wijzigingen

2.1 Vermelding inspectoraat-generaal

Bepalingen waarin de ‘oude’ inspecties worden genoemd, of aan ‘de inspecteur’ of andere inspectiefunctionarissen bepaalde taken worden opgedragen of bevoegdheden worden verleend, worden vervangen door bepalingen waarin aan de minister de bevoegdheid wordt gegeven ambtenaren met de betrokken taken en bevoegdheden te belasten. De bedoeling is daartoe de inspecteurs van het inspectoraat-generaal in de regio en de onder hun bevelen werkzame ambtenaren aan te wijzen.

Voor zover in een wet of amvb waarop een regeling is gebaseerd, al een definitie van ‘inspecteur’ is opgenomen, is uiteraard een wijziging van zo’n regeling op dit punt niet nodig.

Ook het Besluit aanwijzing toezichtambtenaren VROM-regelgeving zal op dit punt worden aangepast. Om de volgende drie redenen wordt dat besluit niet middels deze wijzigingsregeling aangepast, maar wordt het binnenkort opnieuw vastgesteld: ten eerste is ook bij andere departementen op het stuk van inspectiediensten het een en ander veranderd, ten tweede bestaat de wens om zoveel mogelijk alle aanwijzingen van ambtenaren die uit VROM-regelgeving voortvloeien, in één besluit te concentreren en ten derde is het nieuwe inspectoraat-generaal niet bij wet ingesteld, waardoor in wetten en algemene maatregelen van bestuur niet daarnaar kan worden verwezen. Daarom zijn bepalingen waarin dat gebeurde, vervangen door bepalingen waarin de minister de bevoegdheid wordt gegeven om door hem aangewezen ambtenaren met de betrokken taken en bevoegdheden te belasten. De nog buiten het algemene aanwijzingsbesluit bestaande sectorale aanwijzingsbesluiten worden, met uitzondering van de besluiten in het kader van de Kernenergiewet, ingetrokken.

2.2 Advisering

De adviestaak van het inspectoraat-generaal is grotendeels vervallen. Advisering speelt zich over het algemeen meer in de beleidsmatige sfeer af.

Soms is de afzonderlijke adviesopdracht geschrapt omdat de inspecteur al op een andere manier van zijn mening kan doen blijken, zoals in gevallen, geregeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

3. Toetsingsaspecten

De administratieve lasten voor bedrijven en de uitvoeringslasten van overheden worden enigermate beperkt, doordat de samenvoeging van de inspectie een doelmatiger optreden mogelijk maakt. Ook wordt met name bij overheidsorganen enige besparing bereikt door de herstructurering van de informatievoorziening.

De uitvoering en handhaving van de betrokken besluiten kan door de voorgestelde wijzigingen doelmatiger geschieden.

Ook uit het oogpunt van decentralisatie is er winst: het toezicht dat nu van rijkswege wordt gehouden, wordt voor het overgrote deel geheel aan de andere overheden overgelaten, zij het dat steekproefsgewijs en naar aanleiding van klachten alsnog kan worden besloten van rijkswege op te treden.

De regeling heeft geen invloed op de administratieve lasten voor het bedrijfsleven of voor de burgers. De regeling is daarom niet aan Actal voorgelegd.

4. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I (Regeling saneringsprogramma industrielawaai)

Deze wijziging is toegelicht onder 2.2.

Artikel II (Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 juli 1998, nr. FEA.1124, houdende vaststelling subsidieplafond 1998 ex artikel 50a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stcrt. 1998, 161))

Deze regeling diende op het onder 2.1 genoemde aspect gewijzigd te worden. Aangezien de regeling uitgewerkt is, is besloten de regeling direct in te trekken.

Artikel III (Regeling instelling en werkwijze provinciale commissies beheer landbouwgronden)

De wijziging is toegelicht onder 2.1.

Artikel IV (Besluit van de Minister van Landbouw en Visserij en de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 29 december 1978, nr. 133.366, houdende benoeming leden en adviserende leden herinrichtingscommissie Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën (Stcrt. 1979, 2))

Deze wijziging is toegelicht onder 2.2. Functies die niet meer bestaan, zijn bovendien geschrapt. Aangezien deze commissie op haar eind loopt, is besloten niet meer een vervanger aan te wijzen.

Artikel V (Besluit van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 15 juli 1999, nr. MRZ99192997, houdende aanwijzingsbesluit Huursubsidiewet, (Stcrt, 1999, 142))

De intrekking is toegelicht onder 2.1. De in het besluit genoemde Dienst Recherchezaken is opgenomen in het Inspectoraat-Generaal VROM. Aangezien dit onderwerp al in het Besluit aanwijzing toezichtambtenaren VROM-regelgeving is geregeld, wordt dit besluit ingetrokken.

Artikel VI (Besluit van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 23 juni 1978, nr. 0515929, houdende benoeming voorzitter en leden Reconstructiecommissie Midden-Delfland (Stcrt. 1978, 124))

Deze wijziging is toegelicht onder 2.2. Aangezien deze commissie op haar eind loopt, is besloten geen vervanger meer aan te wijzen.

Artikel VII (Regeling optische en geluidssignalen)

De wijziging is toegelicht onder 2.1.

Artikel VIII (Regeling van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 25 juni 1992, nr. DGVGZ/VVP/PU689435, houdende aanwijzing controlerend orgaan naleving Warenwetbesluit benzine (Stcrt. 1992, 128))

De wijziging is toegelicht onder 2.2. In het kader van zijn toezichthoudende taak met betrekking tot de Wet inzake de luchtverontreiniging kan het Inspectoraat-Generaal VROM het toezicht blijven uitoefenen. Aangezien de regeling behalve de aanwijzing van het controlerend orgaan geen inhoudelijke bepalingen meer bevat, wordt deze ingetrokken.

Artikel IX (Meet- en rekenvoorschrift geluidsbelasting binnen gebouwen)

Deze wijziging is toegelicht onder 2.2. De toepassing van een methode die niet in de bijlage wordt genoemd, behoeft geen goedkeuring meer van de inspecteur. De rechter kan namelijk toetsen of afwijking van de in de bijlagen voorgeschreven meet- en rekenmethode gerechtvaardigd was.

Artikel X (Meet- en rekenvoorschrift hoofdstuk V Wet geluidhinder)

De wijziging is toegelicht onder 2.2. De toepassing van een methode die niet in de bijlagen wordt genoemd, behoeft geen goedkeuring meer van de inspecteur. De rechter kan namelijk toetsen of afwijking van de in de bijlagen voorgeschreven meet- en rekenmethode gerechtvaardigd was.

Artikel XI (Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 10 november 1982, nr DG/MH/G164611, houdende aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Wet geluidhinder (Stcrt. 1982, 223))

Deze intrekking is toegelicht onder 2.1. Aangezien het Besluit aanwijzing toezichtambtenaren VROM-regelgeving reeds in dit onderwerp voorziet, wordt de regeling ingetrokken.

Artikel XII (Regeling aanwijzing toezichthouders Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden)

Deze intrekking is toegelicht onder 2.1. Daar deze materie reeds is geregeld in het Besluit aanwijzing toezichtambtenaren VROM-regelgeving, wordt de regeling ingetrokken.

Artikel XIII (Besluit van de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 2 augustus 1971, nr. 136512, houdende aanwijzing inspecteur Wet inzake de luchtverontreiniging (Stcrt. 1971, 153))

De intrekking is toegelicht onder 2.1. Nu deze materie reeds is geregeld in het Besluit aanwijzing toezichtambtenaren VROM-regelgeving, wordt het besluit ingetrokken.

Artikel XIV (Aanwijzingsbesluit regionale inspecteur milieuhygiëne)

Deze intrekking is toegelicht onder 2.1. Omdat het Besluit aanwijzing toezichtambtenaren VROM-regelgeving reeds in dit onderwerp voorziet, wordt het besluit ingetrokken.

Artikel XV (Besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 mei 1990, nr. 0150078, houdende aanwijzing adviseur in m.e.r.-plichtige activiteiten van de Rijksoverheid (Stcrt. 1990, 101))

De intrekking is toegelicht onder 2.2. Aangezien de regeling behalve de aanwijzing van adviseurs geen inhoudelijke bepalingen bevat, wordt deze ingetrokken.

Artikel XVI (Beschikking van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 19 augustus 1966, nr. 0819474, houdende aanwijzing van functionarissen krachtens artikel 69, eerste lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening (Stcrt. 1966, 164))

De wijziging is toegelicht onder 2.1. Tegelijkertijd is de regeling geactualiseerd. De aanwijzing van de functionarissen is in overeenstemming gebracht met de huidige behoefte aan deze bevoegdheid.

Artikel XVII (Beschikking van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 februari 1985, nr. K0222275, houdende aanwijzing ambtenaren Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (Stcrt. 1985, 41))

De wijziging is toegelicht onder 2.1. Tegelijkertijd is de regeling geactualiseerd. De aanwijzing van de ambtenaren is in overeenstemming gebracht met de huidige behoefte aan deze bevoegdheid.

Artikel XVIII (Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 21 maart 2000, nr. MRZ2000030219, houdende aanwijzing toezichthoudende ambtenaren naleving Woningwet (Stcrt. 2000, 76))

Deze intrekking is toegelicht onder 2.1. De in de regeling genoemde Dienst Recherchezaken is opgenomen in het Inspectoraat-Generaal VROM. Aangezien dit onderwerp al in het Besluit aanwijzing toezichtambtenaren VROM-regelgeving is geregeld, wordt deze regeling ingetrokken.

Artikel XIX (Beleidsregels voor de uitvoering van artikel 7a van de Woningwet)

Deze wijziging is toegelicht onder 2.2.

Artikel XX (Beschikking Plan van aanpak Schiphol en omgeving)

Deze beschikking is door het nieuwe wettelijke stelsel voor Schiphol achterhaald en wordt daarom ingetrokken.

Artikel XXI (Besluit mandaat ondertekening convenanten ammoniak en veehouderij)

Aangezien het wettelijke systeem waarop dit besluit betrekking heeft zo is gewijzigd dat daarin de figuur van het convenant geen rol meer speelt, wordt dit besluit ingetrokken.

Artikel XXII (Besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 5 februari 1996, nr. G4/106/95, houdende instelling bestuurlijke begeleidingsgroep Noord-oostelijke verbinding – RW 15 (Stcrt. 1996, 33))

Deze wijziging is toegelicht onder 2.2. Aangezien de begeleidingsgroep op haar eind loopt, is besloten geen vervanger meer aan te wijzen.

Artikel XXIII (Bijdrageregeling sanering van milieuhinderlijke bedrijven in de woonomgeving)

Onduidelijk is of deze regeling is ingetrokken. Duidelijk is wel dat al het beschikbare geld is overgeheveld naar het Stads- en dorpsvernieuwingsfonds. Voor de zekerheid wordt de regeling daarom ingetrokken.

Artikel XXIV (Reken- en Meetvoorschrift Railverkeerslawaai)

De wijziging wordt toegelicht onder 2.2. Aangezien de rechter kan toetsen of afwijking van reken- en meetmethoden gerechtvaardigd is, kan de goedkeuring vervallen.

Artikel XXV (Besluit bepalingsmethode verdunningsgetal van vloeistofstromen)

Deze intrekking is toegelicht onder 2.1. Dit besluit is gebaseerd op het eerder ingetrokken Besluit van 2 december 1977, houdende een programma van maatregelen ter sanering van het Rijnmondgebied (Stcrt. 1977, nr. 248). Voor de zekerheid wordt het besluit daarom ingetrokken.

Artikel XXVI (Inwerkingtreding)

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. Hiermee wordt beoogd de regeling gelijktijdig met bovengenoemde amvb en wet in werking te laten treden, opdat de nieuwe situatie op alle niveaus van regelgeving tegelijk in werking treedt.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S.M. Dekker

Naar boven