Procedure reorganisaties sector Rechterlijke Macht

Regeling van de Minister van Justitie van 20 december 2004, nr. 5326086/804, inzake de procedure bij reorganisaties in de sector Rechterlijke Macht

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 36e van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

Besluit:

Artikel 1

1. De Regeling procedure bij reorganisaties is van overeenkomstige toepassing op de rechterlijke ambtenaren, met dien verstande dat:

a. onder ambtenaar wordt verstaan: rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 36c, onderdeel e, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

b. onder centrales van overheidspersoneel wordt verstaan: de vertegenwoordigers van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en van de andere door de Minister van Justitie tot het overleg toegelaten verenigingen of centrales van verenigingen van ambtenaren, bedoeld in artikel 50, tweede lid van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

c. onder functie wordt verstaan: functie als bedoeld in artikel 36c, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

d. onder herplaatsen wordt verstaan: herplaatsen als bedoeld in artikel 36c, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

e. onder herplaatsingskandidaat wordt verstaan: herplaatsingskandidaat als bedoeld in artikel 36c, eerste lid, onderdeel c van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

f. onder informatieplicht wordt verstaan: informatieplicht als bedoeld in artikel 36g, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

g. onder Minister respectievelijk hoofd van het betrokken departement respectievelijk bevoegd gezag wordt verstaan: Minister van Justitie, indien het gaat om bij een parket werkzame rechtelijke ambtenaren respectievelijk het gerechtsbestuur, indien het gaat om rechterlijke ambtenaren werkzaam bij een gerecht;

h. onder ministerie wordt verstaan: parket of gerecht;

i. onder reorganisatie wordt verstaan: reorganisatie als bedoeld in artikel 36c, eerste lid, onderdeel f, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

j. onder passende functie wordt verstaan: passende functie als bedoeld in artikel 36c, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

k. onder artikel 49d en 49e van het ARAR wordt verstaan: artikel 36h en artikel 36i van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

l. onder artikel 49h van het ARAR wordt verstaan: artikel 36c, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

2. De bevoegdheden die door de Minister van Justitie ten aanzien van de bij een parket werkzame rechterlijke ambtenaren op grond van deze regeling worden uitgeoefend, worden niet uitgeoefend dan nadat advies is ingewonnen bij de functionele autoriteit;

3. In afwijking van het eerste lid, is artikel 5, derde en vierde lid van de Regeling procedure bij reorganisaties niet van overeenkomstige toepassing op de rechterlijke ambtenaren.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 22 december 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

Algemeen

Op 22 december 2004 is het Besluit van 9 december 2004 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het regelen van de rechtspositie rechterlijke ambtenaren bij reorganisaties (Stb. 650) in werking getreden. Met de inwerkingtreding van voornoemd Besluit is een algemeen geldende en structurele regeling tot stand gekomen, die rechtstreeks van toepassing is op alle reorganisaties binnen de rechterlijke organisatie. Eerdergenoemde regeling is neergelegd in het nieuwe hoofdstuk 4A van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Brra).

In artikel 36e van het Brra wordt een grondslag gegeven voor het stellen van regels omtrent reorganisaties en het herplaatsen van rechterlijke ambtenaren. Onderhavige regeling strekt daartoe. In deze regeling wordt de Regeling procedure bij reorganisaties (Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 26 maart 1996, nr. AD96/U113, Stcrt. 1996, 80 laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 maart 2001, Stcrt. 2001, 61.), die reeds van toepassing is op burgerlijke rijksambtenaren, van overeenkomstige toepassing verklaard op de rechterlijke ambtenaren met enkele noodzakelijke afwijkingen. Over de regeling is overeenkomstig artikel 36e, tweede lid, van Brra overleg gepleegd met de Raad voor de rechtspraak.

Over de inhoud van deze regeling is in het SORM van 26 augustus 2004 de in artikel 51 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bedoelde overeenstemming met de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak bereikt.

Artikelsgewijs

In artikel 1 van de regeling wordt de Regeling procedure bij reorganisaties (Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 26 maart 1996, nr. AD96/U113, Stcrt. 1996, 80 laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 maart 2001, Stcrt. 2001, 61) van overeenkomstige toepassing verklaard op rechterlijke ambtenaren.

In artikel 1, eerste lid, onderdeel a tot en met l, van deze regeling worden enkele begrippen en drie artikelen uit het ARAR, waarnaar wordt verwezen in de Regeling procedure bij reorganisaties, die specifiek van toepassing zijn op rijksambtenaren, uitgezonderd van overeenkomstige toepassing. Hiervoor worden vervolgens enkele specifiek op de rechterlijke macht van toepassing zijnde begrippen in de plaats gesteld. Qua terminologie wordt grotendeels verwezen naar hoofdstuk 4A van het Brra.

Op grond van artikel 1, tweede lid, van de regeling worden de in het tweede lid toegekende bevoegdheden ten aanzien van de bij een parket werkzame rechterlijke ambtenaren niet uitgeoefend, dan nadat advies is ingewonnen bij de functionele autoriteit. Anders dan voor de rechterlijke ambtenaren werkzaam bij een gerecht (waar het gerechtsbestuur tevens de functionele autoriteit is) liggen de bevoegdheden binnen het OM niet in een hand, aangezien de Minister van Justitie daar niet tevens de functionele autoriteit is. Om de functionele autoriteit in verband met de dienstbelangtoets toch een rol te geven in de besluitvorming is voor haar een adviesrol opgenomen.

In artikel 1, derde lid, van de regeling is de overeenkomstige toepassing van artikel 5, derde en vierde lid, van de Regeling procedure bij reorganisaties uitgesloten. De sector Rechterlijke Macht is niet aangesloten bij de GezamenlijkeVacaturebank Rijksoverheid (thans Mobiliteitsbank).

De informatieverplichting aan de NVvR en andere toegelaten verenigingen of centrales van ambtenaren is opgenomen in artikel 36g van het Brra en is mede bedoeld om de NVvR en andere toegelaten verenigingen of centrales van verenigingen van ambtenaren in staat te stellen een afweging te maken of zij met de Minister van Justitie of het gerechtsbestuur in overleg willen treden over de reorganisatie. Artikel 36g bepaalt dat de NVvR en andere toegelaten verenigingen of centrales van ambtenaren geïnformeerd worden over het voorgenomen besluit. Op deze informatieverplichting wordt gedoeld in artikel 4, tweede lid van de Regeling procedure bij reorganisaties. In het plan van aanpak zal derhalve tot uiting moeten komen wanneer de NVvR en eventuele andere toegelaten verenigingen of centrales geïnformeerd worden over het voorgenomen besluit. Het voorgenomen besluit tot reorganisatie dient in elk geval de volgende elementen te bevatten:

a. de aanleiding, inhoud en omvang van de reorganisatie;

b. de organisatie met de daarin opgenomen functies en de nieuwe organisatie, met de daarin opgenomen functies;

c. een opsomming van bestaande sociale voorzieningen;

d. een indicatie van het aantal personen dat niet geplaatst/herplaatst kan worden;

e. eventueel een voorstel om op grond van artikel 36i, vierde lid, van het Brra af te wijken van de in artikel 36i van het Brra opgenomen volgorde bij het aanwijzen als herplaatsingskandidaat.

Het is mogelijk dat bij het voorgenomen besluit nog niet alle vijf hiervoor genoemde punten volledig in kaart zijn gebracht. Dat zal vooral ten aanzien van de onderdelen d en e het geval kunnen zijn. In dat geval is het mogelijk om de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en andere tot het overleg toegelaten verenigingen of centrales van verenigingen van ambtenaren de hierbedoelde informatie gefaseerd te doen toekomen.

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

Naar boven