Wijziging diverse regelingen zeevisserij
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 december 2004, nr. TRCJZ/2004/6179, houdende wijziging diverse regelingen zeevisserij ter uitvoering van enkele Europese verordeningen
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op Verordening (EG) Nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (PbEU L 70);
Gelet op Verordening (EG) Nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (PbEU L 150, rectificatie in PbEU L 185);
Gelet op Verordening (EG) Nr. 867/2004 van de Raad van 29 april 2004 houdende wijziging van Verordening (EG) Nr. 2287/2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 161, rectificatie in PbEU L 206);
Gelet op Verordening (EG) Nr. 1928/2004 van de Raad van 25 oktober 2004 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2287/2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 332);
Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij;
Besluit:
Artikel I
Artikel 4d van de Regeling eisen aan administraties van transacties inzake zeevis1 komt te luiden:
Artikel 4d
In afwijking van artikel 4b wordt:
a. elke hoeveelheid kabeljauw die is gevangen in de gebieden, bedoeld in onderdeel 2 van bijlage V van de in artikel 1a, eerste lid, bedoelde verordening, en
b. elke hoeveelheid van meer dan 50 kg heek die is gevangen in de gebieden, bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) Nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (PbEU L 150), die wordt vervoerd naar een andere plaats dan de plaats van aanlanding of invoer, vergezeld door de documenten, genoemd in artikel 4a, tweede lid, onderdeel a, en artikel 4b, onderdeel a.
Artikel II
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma wordt aan artikel 4, zevende lid, van de Regeling logboek en opgave zeevis 19872 het volgende onderdeel toegevoegd:
c. een tolerantie van 8%, indien het betreft visreizen gemaakt door vissersvaartuigen in de geografische gebieden, bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) Nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (PbEU L 150), voorzover er heek aan boord wordt gehouden.
Artikel III
Artikel 3 van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 19883 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. plaats te vinden door verzending van een faxbericht door de kapitein, eigenaar of diens gemachtigde aan de meldkamer van de Algemene Inspectiedienst te Kerkrade (045–5461011), waarin ten minste is aangegeven:
1°. de haven van aanlanding;
2°. de datum en het tijdstip van aanlanding;
3°. de datum en het tijdstip van het doen van de melding;
4°. de roepletters van het vissersvaartuig;
5°. de naam van de ondernemer;
6°. de naam van de kapitein;
7°. de lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig;
8°. voor zover er meer dan 1 ton kabeljauw aan boord van het vissersvaartuig wordt gehouden, de hoeveelheden in kilogram levend gewicht per vissoort waarvan meer dan 50 kg aan boord wordt gehouden;
9°. voor zover er meer dan 10 ton haring, makreel, horsmakreel of een combinatie daarvan, die is gevangen in de gebieden, bedoeld in artikel 2, achtste lid, aan boord wordt gehouden, de hoeveelheden in kilogram levend gewicht per vissoort, en
10°. voor zover er meer dan 2 ton heek aan boord van het vissersvaartuig wordt gehouden, die is gevangen in de gebieden, bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) Nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (PbEU L 150), de hoeveelheden in kilogram levend gewicht per vissoort waarvan meer dan 50 kg aan boord wordt gehouden;
2. Na het achtste lid wordt het volgende lid toegevoegd:
9. De melding, bedoeld in artikel 11, derde lid, van Verordening (EG) Nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (PbEU L 70) en in artikel 8, derde lid, van Verordening (EG) Nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (PbEU L 150), vindt plaats overeenkomstig het vijfde lid, onderdeel a, en bevat de gegevens, bedoeld in dat onderdeel.
Artikel IV
De Regeling technische maatregelen 20004 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. sleepnetten of combinaties van sleepnetten van verschillende maaswijdteklassen aan boord te hebben of te gebruiken:
– in de gevallen genoemd in artikel 4, tweede lid, van verordening nr. 850/98, en
– voor zover het betreft het Skagerrak en het Kattegat, bedoel in artikel 2, vierde lid, van verordening nr. 850/98, tevens in de gevallen genoemd in onderdeel 14 van bijlage IV van Verordening (EG) van de Raad van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 344).
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De doelsoorten, het percentage doelsoorten en andere soorten worden vastgesteld:
– overeenkomstig artikel 4, eerste en vijfde lid, van verordening nr. 850/98, en
– voor zover het betreft het Skagerrak en Kattegat, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van verordening nr. 850/98, tevens overeenkomstig onderdeel 14 van de in het eerste lid, tweede gedachtestreepje, bedoelde bijlage IV.
B
In artikel 7b, tweede lid, wordt ‘onderdeel 19 van bijlage V’ vervangen door: onderdeel 21 van bijlage V.
C
Artikel 7c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel e, wordt ‘onderdeel 13’ vervangen door: onderdeel 13, onder a.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt na het eerste lid het volgende lid ingevoegd:
2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, is niet van toepassing indien wordt voldaan aan onderdeel 13, onder b en c, van bijlage IV van de in onderdeel a bedoelde verordening.
D
Na artikel 7c wordt het volgende artikel ingevoegd:
Artikel 7d
Het is verboden in strijd te handelen met artikel 11 van Verordening (EG) Nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (PbEU L 185).
Artikel V
De Regeling visserij-inspanning herstelplannen5 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, tweede lid, onderdeel b, wordt ‘op grond van de onderdelen 6a, 6b, 6c, 7 en 10 van bijlage V’ vervangen door: op grond van de onderdelen 6a, 6b, 6c, 7, 10 en 13 van bijlage V.
B
In artikel 3, derde lid, wordt ‘niet met de visserij verband houdende activiteiten’ vervangen door: andere dan met de visserij verband houdende activiteiten.
Artikel VI
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Den Haag, 16 december 2004.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.
Toelichting
In de onderhavige wijzigingsregeling wordt een aantal regelingen op het gebied van de zeevisserij gewijzigd. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan een viertal Europese verordeningen.
De Raad van de Europese Unie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EG) Nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 358) de bevoegdheid herstelplannen vast te stellen indien een visbestand zich buiten biologisch veilige grenzen bevindt.
Voor kabeljauw is een dergelijk herstelplan vastgelegd in bijlage V van Verordening (EG) nr. 2287/2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 344) en in Verordening (EG) Nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (PbEU L 70, hierna: verordening nr. 423/2004). Bij Verordening (EG) Nr. 1928/2004 van de Raad van 25 oktober 2004 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2287/2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 332) is het herstelplan voor kabeljauw aangepast.
Bij Verordening (EG) Nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (PbEU L 150, hierna: verordening nr. 811/2004) is voorts een herstelplan vastgesteld voor noordelijke heek. Ter uitvoering van voornoemde verordeningen zijn diverse regelingen op het gebied van de zeevisserij aangepast.
Tevens is door onderhavige wijzigingsregeling uitvoering gegeven aan Verordening (EG) Nr. 867/2004 van de Raad van 29 april 2004 houdende wijziging van Verordening (EG) Nr. 2287/2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (PbEU L 161, rectificatie in PbEU L 206). Deze verordening wijzigt onder meer bijlage IV van verordening nr. 2287/2003, waarin aanvullende technische maatregelen zijn opgenomen.
Hieronder wordt een en ander artikelsgewijs toegelicht.
Artikel I
Door de wijziging van de Regeling eisen aan administraties van transacties inzake zeevis is uitvoering gegeven aan de verplichting die is opgenomen in onderdeel 23 van bijlage V van verordening nr. 2287/2003, en artikel 12, tweede lid, van verordening nr. 811/2004 om heek en kabeljauw, gevangen in bepaalde gebieden, vergezeld te laten gaan van een verkoop- en vervoersdocument, indien deze naar een andere plaats dan die van eerste aanlanding of invoer worden vervoerd.
Artikel II
Het logboek bestaat uit een gedeelte waarop – aan boord van het vissersvaartuig – een raming moet worden gemaakt van de hoeveelheden aan boord gehouden vis en uit een gedeelte waarmee de definitieve opgave van de vangst moet worden gedaan. Ingevolge artikel 5, tweede lid, van Verordening (EG) Nr. 2807/83 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de Lid-Staten (PbEG L 276), mag de raming die de kapitein aan boord maakt 20% afwijken van de uiteindelijke vangstopgave. Indien er echter heek aan boord is, die gevangen is in de gebieden die onder het heekherstelplan vallen, bedraagt ingevolge artikel 10 van verordening nr. 811/2004 de toegestane marge 8% voor elke hoeveelheid vis die aan boord is. Door de wijziging van de Regeling logboek en opgave zeevis 1987 wordt uitvoering gegeven aan deze verplichting.
Artikel III
Ingevolge artikel 3 van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 is het verboden om aan te landen met een vissersvaartuig zonder voorafgaande melding aan de Algemene Inspectie Dienst. Artikel 3, vijfde lid, onderdeel a, van die regeling bevat de gegevens die een dergelijke melding moet bevatten. Ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van verordening nr. 811/2004 is in onderdeel 10° van voornoemd onderdeel a de verplichting opgenomen om, indien meer dan 2 ton noordelijke heek aan boord wordt gehouden, in die melding de hoeveelheden die per vissoort aan boord zijn te betrekken. De overige wijzigingen van dit artikelonderdeel zijn redactioneel van aard.
Voorts is in artikel 3, negende lid, van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 een nieuwe meldingsverplichting opgenomen, die voortvloeit uit de herstelplannen voor heek en kabeljauw. Indien een visser kabeljauw of noordelijke heek wil lossen of overladen op zee of wil aanlanden in een haven in een derde land, moet hij tenminste 24 uur van tevoren een melding doen bij de Algemene Inspectie Dienst. Deze melding moet alle gegevens bevatten, vermeld in artikel 3, vijfde lid, onderdeel a, van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988.
Artikel IV
Ingevolge artikel 7d van de Regeling technische maatregelen 2000 is het verboden noordelijke heek met andere mariene organismen vermengd aan boord te houden. Dit verbod dient ter uitvoering van artikel 11 van verordening nr. 811/2004. Voor het overige is de Regeling technische maatregelen 2000 aangepast aan enkele ondergeschikte wijzigingen van bijlage IV van verordening nr. 2287/2003.
Artikel V
Ingevolge onderdeel 13 van bijlage V van verordening nr. 2287/2003 worden de dagen die een vaartuig buitengaats heeft doorgebracht, maar waarop het niet kon vissen omdat het een ander vaartuig hulp moest verlenen, of omdat het een gewond bemanningslid moest vervoeren, niet in mindering gebracht op de dagen waarvoor het vissersvaartuig in aanmerking komt. Gelet daarop is artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling visserij-inspanning herstelplannen aangepast.
Administratieve lasten
Uit de onderhavige regelingen vloeien een aantal nieuwe informatieverplichtingen voort. De melding die ingevolge artikel 3 van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 voorafgaand aan het aanlanden moet worden gedaan, moet in het geval er meer dan 2 ton heek aan boord is extra gegevens bevatten, te weten de hoeveelheden van alle vissoorten waarvan meer dan 50 kg aan boord wordt gehouden. Nederlandse vissers vissen echter niet gericht op heek, met als gevolg dat, zo blijkt uit de vangstgegevens over 2004, de vangsten kleiner zijn dan 2 ton. In de praktijk zal de situatie, waarin een uitgebreidere melding moet worden gedaan, zich derhalve niet voordoen. Deze verplichting leidt gelet daarop niet tot een toename van de administratieve lasten.
In de Regeling eisen aan administraties van transacties inzake zeevis is de verplichting opgenomen dat elke hoeveelheid van meer dan 50 kg heek, die vervoerd wordt naar een andere plaats dan die van eerste aanlanding of invoer, vergezeld moet zijn van een verkoop- en vervoersdocument. Deze situatie doet zich zeer beperkt voor. Deze verplichting zal derhalve niet leiden tot een wezenlijke verhoging van de administratieve lasten.
Indien een visser kabeljauw of heek, gevangen in bepaalde gebieden, wil lossen of overladen op zee of wil aanlanden in een haven in een derde land, moet hij tenminste 24 uur van tevoren een melding doen bij de Algemene Inspectie Dienst. Het overladen en lossen op zee gebeurt met name als er grote hoeveelheden van een vissoort aan boord zijn. Bij de Nederlandse vissers die actief zijn in de desbetreffende gebieden is dat niet het geval. Uit de praktijk blijkt voorts dat de Nederlandse vissers deze vissoorten niet in een derde land aanlanden. De Nederlandse vissers komen derhalve niet in de situatie waarin de melding, zoals hierboven beschreven, moet worden verricht. Deze verplichting leidt eveneens niet tot een verhoging van de administratieve lasten.
De onderhavige wijzigingsregeling leidt gelet op het voorgaande niet tot een wezenlijke verhoging van de administratieve lasten.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.P. Veerman
- 1
Stcrt. 1984, 219; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 6 februari 2004, Stcrt. 26.
- 2
Stcrt 1987, 194; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 6 februari 2004, Stcrt. 26.
- 3
Stcrt 1987, 253; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 15 juli 2004, Stcrt. 142.
- 4
Stcrt 1999, 252; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 16 november 2004, Stcrt. 229.
- 5
Stcrt. 2004, 20; gewijzigd bij regeling van 6 februari 2004, Stcrt. 26.