Uitvoeringsregeling internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen

17 december 2004

Nr. WDB 2004-748

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken/Directie Wetgeving Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 7a, derde lid, en artikel 8a, derde lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen;

Besluit:

Artikel 1

Deze regeling berust op artikel 7a, derde lid, en artikel 8a, derde lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.

Hoofdstuk 1

Definitiebepaling

Artikel 2

Deze regeling verstaat onder wet: Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.

Hoofdstuk 2

Bijstand bij heffing

Paragraaf 1

Notificatie van stukken

Artikel 3

1. Ingeval een bevoegde autoriteit een verzoek doet tot de notificatie van stukken, beslist de Minister van Financiën zo spoedig mogelijk omtrent het aan het verzoek te verlenen gevolg.

2. Het verzoek tot notificatie van stukken vermeldt ten aanzien van de geadresseerde zowel diens naam en adres als het bij het verzoek gevoegde document, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, van de wet.

3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in het eerste lid, wordt onverwijld op de hoogte gesteld van de redenen die zich verzetten tegen de bewilliging in het verzoek tot notificatie van stukken. In een verzoek tot notificatie van stukken wordt in ieder geval niet bewilligd indien het verzoek niet voldoet aan de vereisten, gesteld in het tweede lid.

4. Ingeval een verzoek tot notificatie van stukken voor bewilliging vatbaar is, brengt de Minister van Financiën de bevoegde autoriteit, bedoeld in het eerste lid, daarvan onverwijld op de hoogte. Met het oog op het daaraan te verlenen gevolg draagt de Minister van Financiën zorg voor de uitvoering van het verzoek tot notificatie van stukken met toepassing van de wettelijke voorschriften betreffende de notificatie van stukken van een overeenkomstig Nederlands document.

5. De bevoegde autoriteit, bedoeld in het eerste lid, wordt onverwijld op de hoogte gesteld van het gevolg van de uitvoering van het verzoek tot notificatie van stukken. In ieder geval wordt deze autoriteit in kennis gesteld van de datum waarop de notificatie van stukken heeft plaatsgevonden.

Paragraaf 2

Gelijktijdig onderzoek

Artikel 4

1. Ingeval een bevoegde autoriteit een voorstel doet tot een gelijktijdig onderzoek, beslist de Minister van Financiën na het in artikel 8a, eerste lid, van de wet bedoelde overleg zo spoedig mogelijk omtrent het aan het voorstel te verlenen gevolg.

2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in het eerste lid, wordt onverwijld op de hoogte gesteld van de redenen die zich verzetten tegen de instemming met een voorstel tot gelijktijdig onderzoek.

3. Indien met een voorstel tot gelijktijdig onderzoek kan worden ingestemd, brengt de Minister van Financiën de bevoegde autoriteit, bedoeld in het eerste lid, daarvan onverwijld op de hoogte. Daarbij maakt de Minister van Financiën de functionaris bekend die in Nederland is belast met de leiding en coördinatie van het gelijktijdige onderzoek.

Hoofdstuk 3

Slotbepalingen

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking op 31 december 2004.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling internationale

bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, J.G. Wijn.

Toelichting

I. Algemeen

Met de wijziging van de Richtlijn 77/799/EEG betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen, bepaalde accijnzen en heffingen op verzekeringspremies door de Richtlijn 2004/56/EG1 strekt de mogelijkheid tot het doen van een beroep op wederzijdse bijstand binnen Europa zich mede uit tot de zogenaamde kennisgevingsprocedure (artikel 8bis) en de gelijktijdige controles (artikel 8ter). Richtlijn 2004/56/EG is geïmplementeerd bij Wet van 16 december 2004 (Stb. 655) in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (hierna: WIB). De artikelen 7a, derde lid, en 8a, derde lid, van de WIB, maken het mogelijk in een ministeriële regeling voorschriften neer te leggen aangaande het verzoek tot notificatie van stukken respectievelijk het verzoek tot gelijktijdig onderzoek. De Uitvoeringsregeling internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen strekt ertoe daaraan gevolg te verlenen.

II. Artikelgewijs

Artikel 3 – Notificatie van stukken

Ingevolge artikel 8bis van de Richtlijn 77/799/EEG dient een inwoner van Nederland in kennis te worden gesteld van akten en beslissingen die zijn uitgevaardigd door de administratieve autoriteiten in de verzoekende lidstaat en die betrekking hebben op de toepassing op zijn grondgebied van de wetgeving betreffende de onder deze richtlijn vallende belastingen. In een verzoek tot kennisgeving dient de verzoekende autoriteit de naam en het adres van de geadresseerde te vermelden, evenals alle overige informatie op basis waarvan de geadresseerde gemakkelijker achterhaald kan worden, en de akte of de beslissing waarvan de geadresseerde op de hoogte gesteld moet worden. Dit uitgangspunt is neergelegd in het tweede lid van artikel 8bis van de Richtlijn 77/799/EEG. In artikel 3, tweede en derde lid, van deze regeling is een formeel vereiste van gelijke strekking opgenomen. Als blijkt dat aan dit vereiste is voldaan, is Nederland ingevolge artikel 8bis, derde lid, van de Richtlijn 77/799/EEG gehouden de verzoekende autoriteit onverwijld op de hoogte te brengen van het gevolg dat aan het verzoek tot kennisgeving is gegeven en, meer in het bijzonder, van de datum waarop de akte of de beslissing aan de geadresseerde ter kennis is gebracht. Op grondslag van artikel 7a, derde lid, van de WIB is deze bepaling geïmplementeerd in artikel 3, vierde en vijfde lid, van deze regeling.

Artikel 4 – Gelijktijdig onderzoek

Ingevolge artikel 8a, derde lid, van de WIB kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld betreffende het gelijktijdige onderzoek en de behandeling van een voorstel daartoe. Indien met een beroep op artikel 8ter, eerste en tweede lid, van de Richtlijn 77/799/EEG door een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat een verzoek wordt gedaan tot het uitvoeren van voor een gelijktijdig onderzoek, bepaalt de Minister van Financiën of daartoe wordt overgegaan. In dat geval kan een ambtenaar van de rijksbelastingdienst worden ingeschakeld die op basis van artikel 8 van de WIB het nodige doet om inlichtingen te verkrijgen. Ingeval er geen redenen zijn die zich verzetten tegen de instemming met een voorstel tot gelijktijdig onderzoek, en er dus tot een gelijktijdig onderzoek wordt besloten, geschiedt dit volgens dezelfde regels als die gelden voor een onderzoek bij een Nederlandse belastingplichtige. De informatie die door genoemde ambtenaar wordt verkregen, zal vervolgens door de bevoegde autoriteit op de gebruikelijke wijze worden verstrekt aan de bij het gelijktijdige onderzoek betrokken lidstaten.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.G. Wijn

Naar boven