Wijziging Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 17 december 2004, nr. WJZ 4081193, tot wijziging van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 31, achtste lid, van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

Artikel I

Artikel 18, vierde lid, van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit1 komt te luiden:

4. Indien uit een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 12, met betrekking tot buitenlandse duurzame elektriciteit, opgewekt door middel van biomassa in het kalenderjaar 2004 volgt dat correcties als bedoeld in artikel 13, eerste tot en met vierde lid, moeten worden doorgevoerd, draagt de desbetreffende handelaar er zorg voor dat hij ten behoeve van het doorvoeren van de correcties binnen een maand na indiening van de accountantsverklaring een toereikende hoeveelheid vergelijkbare garanties van oorsprong tot zijn beschikking heeft. De garantiebeheerinstantie boekt deze garanties van oorsprong af van de rekening van de handelaar.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Den Haag, 17 december 2004.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

1. Doel en aanleiding

Artikel 18, vierde lid, van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit voorzag voor deze wijziging in een overgangsregeling voor de overgangssituatie van 2003 naar 2004 met betrekking tot de accountantsverklaringen voor de opwekking van duurzame elektriciteit door middel van buitenlandse biomassa. De voorliggende regeling vervangt deze overgangsregeling, die inmiddels is uitgewerkt, door een nieuwe overgangsregeling voor de overgang van het jaar 2004 naar 2005 met betrekking tot energiebelasting-aanduidingen voor in het buitenland opgewekte biomassa. Deze overgangsregeling is noodzakelijk omdat naar verwachting een aantal handelaren vanaf het moment van inwerkingtreding van deze regeling niet langer energiebelasting-aanduidingen aan zullen vragen. Reden hiervoor is dat met ingang van 1 januari 2005 ingevolge het Belastingplan 2004 (Stb. 2003, 526) artikel 36i, zesde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag komt te vervallen, waardoor het aanvragen van een energiebelasting-aanduiding volgens artikel 15 en 16 van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit geen doel meer treft.

2. Inhoud

In verband met het aanvragen van een energiebelasting-aanduiding voor biomassa die in het buitenland is opgewekt, moet ingevolge artikel 16 van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit een accountantsverklaring worden overgelegd. Naar aanleiding van deze accountantsverklaring kan een correctie plaats vinden van de reeds uitgegeven aantallen energiebelasting-aanduidingen. In de situatie dat geen nieuwe energiebelasting-aanduidingen worden aangevraagd, kan deze correctie niet plaats vinden. Deze regeling verplicht rekeninghouders (lees hier: handelaren in buitenlandse biomassa) er toe om, binnen een maand na indiening van hun accountantsverklaring bij de garantiebeheerinstantie, zoveel vergelijkbare garanties van oorsprong op hun rekening hebben staan (desnoods door deze van andere rekeninghouders te kopen) als noodzakelijk is voor het doorvoeren van een eventuele correcties door de garantiebeheerinstantie.

3. Effecten en administratieve lasten

Deze wijziging ziet op het overgangsrecht van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en heeft betrekking op in het buitenland geproduceerde biomassa. Deze regeling heeft gevolgen voor handelaren in buitenlandse biomassa. Uit deze regeling vloeien geen administratieve lasten voort, noch voor de handelaren in buitenlandse biomassa, noch voor de garantiebeheerinstantie.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

  • 1

    Stcrt. 2003, 242.

Naar boven