Wijziging garantieregelingen politie

16 december 2004

EA2004/83932

Directie Politie

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 88a, vijfde lid en artikel 88b, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

Gelet op artikel 17, eerste lid, van het Besluit vergoeding dienstreizen politie;

Besluit:

Artikel I

De Afup-garantieregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen m en bb vervallen, waarna de onderdelen n tot en met v worden geletterd m tot en met u en de onderdelen cc tot en met ff worden geletterd bb tot en met ee.

2. Na onderdeel u wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

v. Inkomen: het pensioengevend inkomen, bedoeld in artikel 3.1 van het pensioenreglement, tenzij uit een betreffende bepaling het tegendeel blijkt.

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt als volgt te luiden:

4. De beperking, bedoeld in het derde lid is niet van toepassing op de deelnemer die op 1 januari 2001 in actieve dienst is, niet de eerste opleiding volgt, en door het ingeschaald zijn of worden in schaal 12 of hoger in een op 12 maart 1999 flo-gerechtigde functie en vanaf 1 januari 2001 inclusief garantiejaren voor het specifiek deel geen 25 zware jaren kan behalen voor het bereiken van de leeftijd van 60 jaar.

2. Het vijfde lid vervalt.

3. Het zesde tot en met negende lid worden vernummerd tot achtste tot en met elfde lid, waarna na het vierde lid drie nieuwe leden worden ingevoegd, luidende:

5. De som van de fpu-uitkering, het algemeen deel en het specifiek deel bedraagt voor de in het vierde lid bedoelde deelnemer

a. geboren voor 31 december 1963 maximaal 87%;

b. geboren na 31 december 1953 en voor 1 januari 1964 maximaal 82%;

c. geboren voor 1 januari 1954 maximaal 80% van het gemiddelde inkomen over de gehele diensttijd doorgebracht in de sector politie vermenigvuldigd met de gemiddelde deeltijdfactor over die diensttijd, waarbij de jaren voor 1 januari 2004 meetellen op basis van het inkomen op 1 januari 2004. De inkomens die bij de vaststelling van het gemiddelde inkomen worden gehanteerd worden met overeenkomstige toepassing van artikel 12.1 van het Pensioenreglement aangepast.

6. De garantie algemeen, bedoeld in het tweede lid, bedraagt jaarlijks de som van opbouwgarantie algemeen en basisgarantie algemeen waarbij:

a. opbouwgarantie algemeen het bedrag is dat resulteert uit de vermenigvuldiging van 0,714 procent van het inkomen op 1 januari 2004 minus de franchise ter grootte van € 15.450 met de jaren, bedoeld in de voorgaande leden; en

b. basisgarantie algemeen het bedrag is dat resulteert uit de vermenigvuldiging van 0,500 procent van de franchise ter grootte van € 15.450 met de jaren, bedoeld in de voorgaande leden.

7. Het bedrag van de garantie algemeen wordt met overeenkomstige toepassing van artikel 12.1 van het Pensioenreglement aangepast.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt als volgt te luiden:

4. De garantie specifiek, bedoeld in het tweede lid, bedraagt jaarlijks de som van opbouwgarantie specifiek en basisgarantie specifiek waarbij:

a. opbouwgarantie specifiek het bedrag is dat resulteert uit de vermenigvuldiging van 1,006 procent van het inkomen op 1 januari 2004 minus de franchise ter grootte van € 15.450 met het aantal jaren, bedoeld in de voorgaande leden; en

b. basisgarantie specifiek het bedrag is dat resulteert uit de vermenigvuldiging van 0,971 procent van de franchise ter grootte van € 15.450 met het aantal jaren, bedoeld in de voorgaande leden.

2. Het vijfde tot en met negende lid worden vernummerd tot zesde tot en met tiende lid, waarna na het vierde lid een nieuw lid wordt ingevoegd, luidende:

5. Het bedrag van de garantie specifiek wordt met overeenkomstige toepassing van artikel 12.1 van het Pensioenreglement aangepast.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 10 worden de leden 2 tot en met 5 genummerd 4 tot en met 7, waarna drie nieuwe leden worden ingevoegd, luidende:

1. Onverminderd de artikelen 7 en 8 heeft de deelnemer die bij eerste indiensttreding in een flo-gerechtigde functie 35 jaar of ouder was, gedurende de periode van 60 tot 65 jaar recht op een aanvulling op het afup-pensioen tot een bepaald percentage van het gemiddelde inkomen over de gehele diensttijd. De jaren voor 1 januari 2004 tellen daarbij mee op basis van het inkomen op 1 januari 2004.

2. Het onder het in het eerste lid bedoelde percentage van het gemiddelde inkomen bedraagt

– 76 voor de deelnemer geboren na 31 december 1963;

– 72 voor de deelnemer geboren na 31 december 1953 en voor 1 januari 1964;

– 70 voor de deelnemer geboren voor 1 januari 1954.

3. De bij de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde aanvulling op het afup-pensioen gehanteerde inkomens (of de aanvulling op het afup-pensioen gehanteerde inkomens, bedoeld in het eerste lid, worden met overeenkomstige toepassing van artikel 12.1 van het Pensioenreglement aangepast.

2. In het zevende lid wordt in de eerste volzin vierde vervangen door: zesde.

E

In artikel 11, tweede lid, wordt de passage ‘de berekeningsgrondslag waarnaar het afup-pensioen wordt berekend’ vervangen door: het inkomen in het jaar voorafgaande aan het jaar waarin het recht op afup-pensioen ontstaat.

F

Artikel 12, derde lid, onderdeel b, komt als volgt te luiden:

b. pensioengeldige tijd: de tijd die is meegenomen bij de vaststelling van de aanspraken op afup-pensioen ingevolge artikel 18e.1 van het Pensioenreglement en de tijd die vanaf 1 januari 2004 is doorgebracht als deelnemer, bedoeld in artikel B.3, eerste lid van het afup-opbouwreglement.

Artikel II

De Regeling ontslaguitkering vliegers KLPD wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel i, komt als volgt te luiden:

i. gemiddelde inkomen: het gemiddelde inkomen bedoeld in artikel 7, vijfde lid van de AFUP-garantieregeling;

B

Artikel 3, eerste lid, komt als volgt te luiden:

1. De hoogte van de uitkering is voor de deelnemer

a. geboren na 31 december 1963 gedurende de eerste zestig maanden 87% en vervolgens 76% van het gemiddelde inkomen;

b. geboren na 31 december 1953 en voor 1 januari 1964 gedurende de eerste zestig maanden 82% en vervolgens 72% van het gemiddelde inkomen;

c. geboren voor 1 januari 1954 gedurende de eerste zestig maanden 80% en vervolgens 70% van het gemiddelde inkomen.

Artikel III

De Regeling vergoeding dienstautogebruik politie wordt ingetrokken.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Toelichting

Algemeen

Met ingang van 1 januari 2004 is in het ABP-pensioenregelement sprake van middelloon in plaats van eindloon. Voor de Aanvullende flexibele uittredingsregeling politie (Afup) is met de politievakorganisaties overeengekomen de overgang van eindloon naar middelloon vorm te geven overeenkomstig de wijze waarop dat voor de FPU is geregeld. Dit heeft wijziging tot gevolg van het Afup-opbouwreglement en wijziging van twee ministeriële regelingen: de Afup-garantieregeling en de Regeling ontslaguitkering vliegers KLPD. Het Afup-opbouwregelement is een bijlage bij het ABP-pensioenregelement. De wijziging daarvan wordt vastgesteld door het ABP-bestuur en vervolgens separaat bekend gemaakt. Dit besluit ziet toe op de wijziging van de twee ministeriële regelingen.

Op hoofdlijnen behelzen de wijzigingen van de Afup-reglementen het volgende:

1. de voor de FPU overeengekomen geboortejaar afhankelijke opbouwpercentages en franchises worden gebruikt om daarmee voor Afup-algemeen en Afup-specifiek analoge geboortejaar afhankelijke opbouwpercentages af te leiden;

2. afrekening van de toegekende Afup-garantiejaren vindt plaats op basis van het peildatum-inkomen op 1 januari 2004;

3. procentuele Afup-garanties worden gerelateerd aan het gemiddelde inkomen over de gehele diensttijd, waarbij de jaren voor 1 januari 2004 meetellen op basis van het peildatum-inkomen op 1 januari 2004.

Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de Regeling vergoeding dienstautogebruik politie in te trekken. Deze regeling is met de gewijzigde fiscale behandeling van woon-werkverkeer en dienstreizen per 1 januari 2004 overbodig geworden.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

De aanpassing van de begripsbepalingen heeft betrekking op een andere redactie van het begrip inkomen in het pensioenreglement (uitbreiding pensioengevend inkomen met eenmalige en incidentele inkomenscomponenten) en met het vervallen van het begrip pensioengrondslag.

B en C

De artikelen 7 en 8 regelen de garantiejaren voor respectievelijk Afup-algemeen en Afup-specifiek. De redactie van deze artikelen is aangepast aan de middelloon systematiek. De procentuele garanties worden gerelateerd aan het gemiddelde inkomen over de gehele diensttijd, waarbij de jaren voor 1 januari 2004 meetellen op basis van het inkomen op 1 januari 2004. En waarbij de effecten van het hanteren van leeftijdscohorten in de opbouwregeling ook in deze regeling hun weerslag vinden.

Bij de invulling van het begrip ‘gehele diensttijd’ wordt uitgegaan van een referentieperiode van 35 jaren.

D

Artikel 10 biedt een extra garantie voor politiepersoneel dat 35 jaar of ouder was bij de eerste indiensttreding in een flo-gerechtigde functie. Het gegarandeerde uitkeringspercentage is niet meer gerelateerd aan het laatste inkomen maar aan het gemiddelde inkomen. Ook geldt dat diensttijd van voor 1 januari 2004 wordt vergolden tegen het inkomen op 1 januari 2004. De in de middelloonregeling ingevoerde opbouw per cohort vindt ook zijn weerslag in de gegarandeerde percentages. Deze verschillen per cohort en krijgen hun beslag in dit artikel.

E

In artikel 11 is het vervallen begrip ‘berekeningsgrondslag’ vervangen door het voorlaatste inkomen.

F

In artikel 12 wordt nu onderscheid gemaakt in ‘eindloon-jaren’ en ‘middelloon-jaren’, te weten tijd vóór en tijd vanaf 1 januari 2004 doorgebracht als deelnemer in de afup-regeling.

Artikel II

A

De aanpassing van de begripsbepalingen heeft betrekking op het niet meer hanteren van de (voorlaatste) berekeningsgrondslag bij het berekenen van de hoogte van de garantie. In plaats daarvan wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen. Hiervoor wordt in de Regeling ontslaguitkering vliegers KLPD verwezen naar de formulering van gemiddeld inkomen in de Afup-garantieregeling.

B

Artikel 3 stelt de hoogte van de gegarandeerde uitkering vast. De redactie hiervan is aangepast aan de middelloonsystematiek. De procentuele garanties worden nu gerelateerd aan het gemiddelde inkomen. Daarbij vinden ook de effecten van het hanteren van leeftijdscohorten in de opbouwregeling en garantieregeling ook in deze regeling voor de vliegers hun weerslag.

Artikel III

Met ingang van 1 januari 2004 is de fiscale behandeling van de vergoedingen voor woon-werkverkeer en dienstreizen aanzienlijk gewijzigd. Eén van die wijzigingen betreft dat het gebruik van een dienstauto voor woon-werkverkeer niet meer leidt tot fiscale bijtelling. De Regeling vergoeding dienstautogebruik politie voorzag in compensatie van deze fiscale bijtelling. Nu daarvan echter geen sprake meer is heeft de regeling materieel geen werking meer en kan derhalve vervallen.

Artikel IV

De wijzigingen in de garantieregelingen werken terug tot 1 januari 2004. Hiertegen is geen bezwaar omdat de terugwerkende kracht geen verslechtering van aanspraken tot gevolg heeft.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven