Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee 2005

Regeling, houdende regels inzake de melding van ongevallen en voorvallen op zee (Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee 2005)

16 december 2004

Nr. HDJZ/SCH/2004-2735

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PbEG L 208), artikel 4, vierde lid, van de Wet bestrijding ongevallen Noordzee en artikel 12, tweede lid, onderdelen a en c, en zevende lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. melding: een melding als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet bestrijding ongevallen Noordzee en artikel 12, eerste en tweede lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen;

b. de Minister: de Minister van Verkeer en Waterstaat;

c. Bijlage bij resolutie A.851(20): de bijlage bij resolutie A.851(20) van de Algemene vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie, getiteld ‘Algemene beginselen voor systemen en vereisten inzake rapportering door schepen, met inbegrip van richtlijnen voor melding van voorvallen waarbij gevaarlijke stoffen, schadelijke stoffen en/of verontreinigende stoffen betrokken zijn’ (General principles for ship reporting systems and ship reporting requirements, including guidelines for reporting incidents involving dangerous goods, harmful substances and/or marine pollutants).

Artikel 2

Als richtlijn inzake communautaire monitoring- en informatiesystemen voor de zeescheepvaart, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen wordt aangewezen richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG (PbEG L 208), naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld.

Artikel 3

1. Een melding bevat ten minste de volgende gegevens:

a. de identiteit van het schip;

b. de positie van het schip;

c. de haven van afvaart;

d. de haven van bestemming;

e. het adres waar informatie kan worden verkregen over de gevaarlijke of schadelijkestoffen aan boord;

f. het aantal opvarenden;

g. bijzonderheden over het incident;

h. alle relevante informatie als bedoeld in de bijlage bij resolutie A.851(20).

2. Een melding als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen bevat naast de gegevens, bedoeld in het eerste lid, ook de genomen maatregelen met betrekking tot assistentie en berging en de hoeveelheid en soort van de olie, de schadelijke vloeistof, de schadelijke stof in verpakte vorm of de gevaarlijke stoffen aan boord.

Artikel 4

Het Kustwachtcentrum te Den Helder wordt aangewezen als de instantie waaraan een melding moet worden gedaan.

Artikel 5

1. Een wijziging van de bijlage bij resolutie A.851(20) gaat, tenzij bij besluit van de Minister anders is bepaald, voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop de betrokken wijziging internationaal in werking treedt.

2. Een besluit van de Minister als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 6

De bijlage bij resolutie A.851(20) en de wijzigingen daarop liggen ter inzage bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 7

De Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee wordt ingetrokken.

Artikel 8

Indien het bij koninklijke boodschap van 3 juli 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet verontreiniging zeewater en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de instelling van de Nederlandse exclusieve economische zone en enkele andere onderwerpen (28 984), tot wet is verheven en artikel I, onderdeel F, van die wet, in werking treedt, berust deze regeling, na die inwerkingtreding, voorzover deze mede berustte op artikel 12, zevende lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, mede op artikel 12, achtste lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen.

Artikel 9

Indien het bij koninklijke boodschap van 12 augustus 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PbEG) (communautair monitoring- en informatiesysteem scheepvaart) (29 714) tot wet is verheven en de artikelen II tot en met IXa van die wet, in werking treden, treedt deze regeling op hetzelfde tijdstip in werking.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

Met deze op artikel 4, vierde lid, van de Wet bestrijding ongevallen Noordzee (verder: Wet BON) en artikel 12, tweede lid, onderdelen a en c, en zevende lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (verder: Wvvs) gebaseerde regeling, worden regels gesteld omtrent de inhoud van een melding van ongevallen en voorvallen op zee. Deze regels waren deels reeds opgenomen in de Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee, maar die regeling is thans ingetrokken en vervangen door de onderhavige regeling. Aanleiding voor de vaststelling van deze nieuwe regeling is de totstandkoming van richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG (PbEG L 208) (verder: de richtlijn).

Overwogen is om ter implementatie van de richtlijn de Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee te wijzigen. Dit zou evenwel ingrijpende redactionele gevolgen voor die regeling hebben gehad, terwijl met de vaststelling van een nieuwe regeling niet meer tijd gemoeid was dan met een aanpassing van de voorgaande regeling.

Hieronder wordt eerst ingegaan op de richtlijn. Vervolgens wordt ingegaan op de soorten meldingen waarvoor deze regeling regels stelt, namelijk de melding op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet BON en artikel 12, eerste en tweede lid, van de Wvvs.

2. Richtlijn nr. 2002/59/EG

Bij richtlijn nr. 2002/59/EG is richtlijn nr. 93/75/EEG van de Raad van de Europese Unie van 13 september 1993 betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen (PbEG L 247) ingetrokken. Richtlijn nr. 93/75/EEG bevatte voorschriften met betrekking tot het melden door zeeschepen die gevaarlijke of schadelijke1 goederen vervoeren en die op weg zijn naar een haven van een lidstaat van de Europese Unie, het melden van ongevallen en incidenten op zee, en de instanties waaraan deze meldingen moesten worden gedaan. De richtlijn had tot doel het beperken van de schadelijke gevolgen van ongevallen en incidenten op zee.

Naar aanleiding van het zinken van de olietanker ‘Erika’ voor de kust van Frankrijk, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen diverse maatregelen genomen teneinde te voorkomen dat dergelijke ongevallen opnieuw gebeuren. Een van deze maatregelen is richtlijn nr. 2002/59/EG. Het doel van de richtlijn is de instelling in de Europese Unie van een monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart met de bedoeling de veiligheid en de efficiëntie van het zeeverkeer te verhogen, de reactie van de autoriteiten op incidenten, ongevallen en potentieel gevaarlijke situaties op zee te verbeteren, en om tot een betere voorkoming en opsporing van verontreiniging door schepen bij te dragen.

De onderhavige regeling strekt tot nadere implementatie van artikel 17 van de richtlijn. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de richtlijn moeten alle situaties in de exclusieve economische zone van een lidstaat van de Europese Unie die gevolgen hebben voor de veiligheid van het schip of de scheepvaart gemeld worden. Voorts dient elke situatie die tot verontreiniging van de wateren of de kust van een lidstaat kan leiden, alsmede waargenomen vlekken van schadelijke stoffen en in zee drijvende containers of stukgoederen, gemeld te worden. Deze meldingsplichten zijn opgenomen in artikel 12, tweede lid, van de Wvvs.

In artikel 17, tweede lid, van de richtlijn zijn de gegevens opgesomd die verstrekt moeten worden bij een melding, namelijk de identiteit van een schip, de positie, de haven van afvaart, de haven van bestemming, het adres waar informatie kan worden verkregen over de gevaarlijke of schadelijke stoffen aan boord, het aantal opvarenden, bijzonderheden over het incident en alle relevante informatie als bedoeld in de bijlage bij resolutie A.851(20) van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) van de Verenigde Naties. De bijlage bij deze resolutie bevat algemene beginselen voor systemen en vereisten inzake rapportering door schepen, met inbegrip van richtlijnen voor melding van voorvallen waarbij gevaarlijke stoffen, schadelijke stoffen en/of verontreinigende stoffen betrokken zijn.

Overigens werd de in de bijlage bij resolutie A.851(20) opgenomen informatie al verstrekt op grond van de Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee.

3. Artikel 4, eerste lid, van de Wet BON

Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet BON moet de kapitein een ongeval op zee, ten gevolge waarvan schadelijke gevolgen ontstaan of naar redelijkerwijs is te voorzien, zullen ontstaan, melden. Op grond van het vierde lid van artikel 4 van de Wet BON worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de melding en van de te verstrekken informatie, en de wijze waarop de melding geschiedt en de informatie wordt verstrekt. De te melden gegevens waren opgenomen in de Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee en worden thans opgenomen in deze regeling.

De meldingsplicht op grond van de Wet BON is mede gerelateerd aan de meldingsvoorschriften van de Wvvs, vandaar dat gekozen is voor de integratie van alle meldingsvoorschriften in artikel 3 van deze regeling. Voor een toelichting wordt verwezen naar het artikelsgewijze gedeelte.

4. Artikel 12, eerste lid, van de Wvvs

Artikel 12, eerste lid, van de Wvvs stelt het melden van voorvallen, in de zin van artikel 1 van de Wvvs, met schadelijke stoffen verplicht. Na de inwerkingtreding van het alsdan tot wet verheven voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet verontreiniging zeewater en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de instelling van de Nederlandse exclusieve economische zone en enkele andere onderwerpen (Kamerstukken II 2002/03, 28 984, nr. 1 e.v.), zal artikel 12, eerste lid, van de Wvvs ook een meldingsplicht bevatten voor gebeurtenissen waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen. Deze meldingsplicht vloeit voort uit het op 1 november 1974 te Londen totstandgekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen (verder: SOLAS-verdrag). Omdat het in de bedoeling ligt deze wet spoedig in werking te laten treden, wordt hier reeds aandacht besteed aan deze meldingsplicht, mede gelet op het feit dat voor de inhoud van die melding geen wijziging van deze regeling nodig is, maar aangesloten kan worden bij de eisen die op grond van deze regeling aan een melding worden gesteld.

Melding van voorvallen

De meldingsplicht ten aanzien van voorvallen vloeit voort uit het op 17 november 1973 te Londen totstandgekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen en Aanhangsels (Trb. 1975, 147 en 1978, 187) (verder: MARPOL-verdrag). Onder voorval wordt verstaan een gebeurtenis die er daadwerkelijk toe leidt of er vermoedelijk toe zal leiden dat schadelijke stoffen in zee worden geloosd.

In Protocol I van het MARPOL-verdrag zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot de meldingen van voorvallen, zoals de inhoud van de melding. Dit Protocol was uitgevoerd in het Besluit melding voorvallen van verontreiniging op zee en de Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee. Het besluit is echter vervallen omdat artikel 12 van de Wvvs geen grondslag meer bevat voor het stellen van regels bij of krachtens algemene maatregel van bestuur en de Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee is thans vervallen. Het merendeel van de voorschriften van Protocol I, die waren opgenomen in het Besluit melding voorvallen van verontreiniging op zee en de Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee, zijn thans opgenomen in artikel 12 van de Wvvs; de voorschriften omtrent de inhoud van de melding worden echter opgenomen in deze regeling. Uit Protocol I vloeit voort dat een melding zo uitgebreid mogelijk dient te zijn en in ieder geval de identiteit van de betrokken schepen, de tijd, soort en plaats van het voorval, de soort en hoeveelheid van de olie, van de schadelijke vloeistof dan wel van de schadelijke stof in verpakte vorm die in zee is geloosd of dreigt te worden geloosd en de genomen maatregelen met betrekking tot assistentie en berging omvat. Daarnaast dient een melding te geschieden volgens de bijlage bij IMO-resolutie A.851(20); deze resolutie is door de IMO aangenomen ter verdere uitvoering van Protocol I en het SOLAS-verdrag.

Voor een deel komen deze gegevens overeen met de gegevens die op grond van artikel 17, tweede lid, van richtlijn nr. 2002/59/EG moeten worden gemeld. Zo vereist de richtlijn ook dat gegevens omtrent de identiteit van het schip en bijzonderheden over het incident (in Protocol I wordt in dit geval van de tijd, soort en plaats van het voorval gesproken) worden gemeld en dat een melding alle relevante informatie als bedoeld in de bijlage bij resolutie A.851(20) dient te bevatten.

Aangezien een melding op grond van Protocol I van het MARPOL-verdrag zo uitgebreid mogelijk dient te zijn en de gegevens die op grond van de richtlijn moeten worden verstrekt grotendeels voldoende zijn om te voldoen aan de eisen die Protocol I stelt aan een melding en de richtlijn anderzijds geen informatie verlangt die op grond van Protocol I niet verplicht zou zijn, is er, omwille van de duidelijkheid, voor gekozen om aan te sluiten bij de gegevens die op grond van de richtlijn in ieder geval gemeld moeten worden.

De richtlijn vereist echter niet dat de soort en hoeveelheid van de desbetreffende schadelijke stof en de genomen maatregelen met betrekking tot assistentie en berging worden gemeld, vandaar dat de verplichting tot het melden van deze gegevens voor een melding ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Wvvs apart is opgenomen in artikel 3, tweede lid, van deze regeling.

Melding van gebeurtenissen

De melding van gebeurtenissen waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen, vloeit voort uit het SOLAS-verdrag. In Hoofdstuk VII van het SOLAS-verdrag is bepaald dat de bijzonderheden over de gebeurtenis moeten worden gemeld, dat de melding zo uitgebreid mogelijk moet zijn en dient te geschieden volgens de bijlage bij resolutie A.851(20).

Omwille van de duidelijkheid is hier eveneens gekozen om aan te sluiten bij de gegevens die op grond van de richtlijn gemeld moeten worden, nu een melding op grond van het SOLAS-verdrag zo uitgebreid mogelijk dient te zijn.

5. Artikel 12, tweede lid, van de Wvvs

Artikel 12, tweede lid, van de Wvvs stelt het melden van ieder incident of ongeval als bedoeld in artikel 17 van de richtlijn, iedere situatie die tot verontreiniging van de Nederlandse zee of kust kan leiden en iedere vlek van schadelijke stoffen die vallen onder de reikwijdte van Bijlage I, II en III van het MARPOL-verdrag, in zee drijvende containers of stukgoederen die worden waargenomen, verplicht. Deze meldingsplichten vloeien voort uit richtlijn nr. 2002/59/EG. De gegevens die bij deze meldingen gemeld moeten worden, vloeien voort uit artikel 17, tweede lid, van de richtlijn. Hierboven is reeds ingegaan op artikel 17, tweede lid, van de richtlijn. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op artikel 3 van deze regeling.

6. Administratieve lasten

Deze regeling regelt de gegevens die gemeld moeten worden bij drie soorten meldingen, namelijk de melding op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet BON en artikel 12, eerste en tweede lid, van de Wvvs.

Nu de administratieve lasten van deze meldingen eerst geëffectueerd worden bij deze regeling, zoals reeds was aangegeven in de memorie van toelichting bij de wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PbEG L 208) (communautair monitoring- en informatiesysteem scheepvaart) (Kamerstukken II 2003/04, 29 714, nr. 3), worden de administratieve lasten met betrekking tot de meldingen niet onder de desbetreffende wetten, maar onder de op deze wetten gebaseerde regeling berekend.

Dit betekent dat, voor wat betreft de meldingen, de administratieve lasten onder de Wet BON en de Wvvs geschrapt worden en opnieuw worden vastgesteld bij deze regeling. Hierbij wordt opgemerkt dat deze meldingsplichten voor het merendeel geen nieuwe verplichtingen zijn en dat deze meldingen dus voor een deel geen nieuwe administratieve lasten met zich brengen.

Hieronder wordt per melding ingegaan op de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Per melding wordt aangegeven of deze meldingsplicht nieuw is, of reeds bestond. Bij de reeds bestaande meldingsplichten wordt, voor zover nodig, een en ander vergeleken met het in 2001 door Cap Gemini Ernst & Young verrichte onderzoek naar de uit de bestaande wet- en regelgeving voortvloeiende administratieve lasten (verder: de nulmeting).

Artikel 4, eerste lid, van de Wet BON

Deze meldingsplicht brengt geen nieuwe administratieve lasten met zich, nu dit geen nieuwe meldingsplicht is. In de nulmeting is uitgegaan van 157 meldingen per jaar op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet BON. Dit aantal is echter te hoog, nu op grond van artikel 4, vijfde lid, van de Wet BON een kapitein niet verplicht is om een ongeval te melden, indien hij dit reeds gemeld heeft op grond van artikel 12 van de Wvvs. In ongeveer 50 procent van de gevallen zullen deze meldingen overeen komen, waardoor er ongeveer 80 meldingen op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet BON resteren. Deze meldingen nemen 10 minuten in beslag, in tegenstelling tot de in de nulmeting abusievelijk opgenomen 4,3 uur, op basis van een uurtarief van € 61,–. Dit uurtarief is, in tegenstelling tot hetgeen in de nulmeting is opgenomen, gelijk aan het uurtarief op grond van de Wvvs, nu de inhoud en de duur van de meldingen gelijk is.

Het totaal aan administratieve lasten, voortvloeiend uit artikel 4, eerste lid, van de Wet BON bedraagt daarmee ongeveer € 813,–, in plaats van € 14.718,– zoals was opgenomen in de nulmeting.

Artikel 12, eerste lid, van de Wvvs

Bij de meldingen op grond van artikel 12, eerste lid, van de Wvvs wordt, zoals reeds is aangegeven in het algemene deel van deze toelichting, reeds uitgegaan van de tekst zoals deze zal luiden na inwerkingtreding van alsdan tot wet verheven voorstel van wet tot wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet verontreiniging zeewater en de Scheepvaartverkeerswet in verband met de instelling van de Nederlandse exclusieve economische zone en enkele andere onderwerpen. Dit betekent dat bij deze regeling niet alleen de administratieve lasten van de verplichting tot het melden van voorvallen worden berekend, maar ook de verplichting tot het melden van gebeurtenissen.

De administratieve lasten van de melding van voorvallen waren reeds opgenomen in de nulmeting, nu deze meldingsplicht reeds bestond; de verplichting tot het melden van gebeurtenissen is nieuw.

Met betrekking tot de melding van voorvallen is in de nulmeting abusievelijk opgenomen dat het melden van een voorval tien uur in beslag neemt, in plaats van tien minuten. Dit betekent dat, uitgaande van 157 meldingen per jaar en van een uurtarief van € 61,–, de administratieve lasten voor het melden van voorvallen € 1.595,– bedraagt, in plaats van € 95.822,– zoals is opgenomen in de nulmeting.

Het melden van gebeurtenissen vindt reeds vrijwillig plaats, vandaar dat er enig inzicht bestaat in het aantal meldingen nu deze melding verplicht wordt. Het gaat hierbij om tien meldingen per jaar; deze nemen tien minuten in beslag op basis van een uurtarief van € 61,–. Dit brengt de administratieve lasten voor het melden van gebeurtenissen op een totaal van ongeveer € 101,–.

Het totaal aan administratieve lasten, voortvloeiend uit artikel 12, eerste lid, van de Wvvs komt daarmee op € 1.696,–.

Artikel 12, tweede lid, van de Wvvs

Deze meldingsplichten zijn nieuwe meldingsplichten, waarbij wordt opgemerkt dat de meldingsplicht voor lozingen op grond van artikel 12, tweede lid, onderdeel b, van de Wvvs bij de berekening van de administratieve lasten niet hoeft worden meegenomen, aangezien deze meldingsplicht voor Nederlandse schepen reeds voortvloeit uit artikel 12, eerste lid, van de Wvvs.

In de memorie van toelichting bij het bovengenoemde wetsvoorstel tot wijziging van enige wetten in verband met richtlijn nr. 2002/59/EG is reeds aangegeven dat, hoewel het gaat om nieuwe meldingsplichten, deze situaties reeds vrijwillig werden gemeld, waardoor er inzicht bestaat in het aantal te verwachten meldingen. Wat betreft incidenten en voorvallen komen er per jaar gemiddeld 20 meldingen bij de kustwacht binnen. Gemiddeld vijf meldingen per jaar komen binnen met betrekking tot in zee drijvende containers of stukgoederen. Vlekken van verontreinigende stoffen zijn de afgelopen jaren gemiddeld 400 keer gemeld. Overigens zijn in deze 400 meldingen van vlekken van verontreinigende stoffen ook de meldingen door buitenlandse schepen opgenomen; ongeveer 30 procent van deze meldingen bestaan uit meldingen door Nederlandse schepen. Dat betekent dat het aantal meldingen door Nederlandse schepen op 120 uit komt.

Het totaal van het aantal te verwachten meldingen, voortvloeiend uit artikel 12, tweede lid, van de Wvvs zal op ongeveer 312 komen. Voor deze meldingen kan gebruik worden gemaakt van reeds aan boord zijnde apparatuur, waarmee immers ook de vrijwillige meldingen werden gedaan. Een melding neemt ongeveer tien minuten in beslag, op basis van een bedrag dat per uur is gesteld op € 61,–. Dit betekent een totaal aan administratieve lasten van € 3.172,– voortvloeiend uit artikel 12, tweede lid, van de Wvvs.

Totaal aan administratieve lasten

Het totaal aan administratieve lasten, voortvloeiend uit deze regeling, bedraagt € 5.681,–. Een deel van deze administratieve lasten is nieuw (namelijk € 3.273,–) en een deel vloeit voort uit reeds bestaande verplichtingen (namelijk € 2.408,–). Ten aanzien van de reeds bestaande verplichtingen, levert de berekening van de administratieve lasten een correctie op ten opzichte van de nulmeting; de administratieve lasten van de reeds bestaande verplichtingen worden gecorrigeerd met een vermindering van € 108.132,–.

Een voorontwerp van deze regeling is voorgelegd aan het adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). PM uitkomsten raadpleging Actal.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Er is voor gekozen om in onderdeel c dynamisch te verwijzen naar de bijlage bij resolutie A.851(20), zodat toekomstige wijzigingen van deze resolutie automatisch zullen doorwerken in de nationale regelgeving. De keuze voor dynamische verwijzing is ingegeven door het feit dat de Europese wetgever is overgestapt op een systeem van dynamische verwijzing naar de internationale verdragen.

Het betreft verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) en houdende wijziging van de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (PbEG L 324), verordening (EG) nr. 415/2004 van de Commissie van 5 maart 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) en houdende wijziging van de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (PbEU L 80) en richtlijn nr. 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 houdende wijziging van de richtlijnen op het gebied van maritieme veiligheid en preventie van verontreiniging door schepen (PbEG L 324).

In verband met de automatische doorwerking van de bijlage bij resolutie A.851(20) is in artikel 6 bepaald dat de bijlage bij de resolutie en eventuele wijzigingen ervan, ter inzage liggen bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 2

Er is voor gekozen om in het tweede lid van artikel 12 van de Wvvs de richtlijn niet volledig aan te halen, maar om dit in een ministeriële regeling te doen. De praktijk wijst uit dat het niet zelden voorkomt dat van bestaande richtlijnen bij (her)codificatieprojecten niet de inhoud, maar wel het nummer van de richtlijn wordt gewijzigd. Gekozen is voor een statische verwijzing, aangezien de in artikel 12, tweede lid, onderdelen a en c, van de Wvvs gehanteerde verwijzingstechniek het niet mogelijk maakt dynamisch te verwijzen.

Artikel 3

In dit artikel is de inhoud van een melding opgenomen. Een melding moet in ieder geval de gegevens bevatten, zoals opgenomen in het eerste lid, namelijk de identiteit van het schip, de positie van het schip, de haven van afvaart, de haven van bestemming, het adres waar informatie kan worden verkregen over de gevaarlijke of schadelijke stoffen aan boord, het aantal opvarenden, bijzonderheden over het incident en alle relevante informatie als bedoeld in de bijlage bij resolutie A.851(20). Het eerste lid van dit artikel strekt tot implementatie van artikel 17, tweede lid, van richtlijn nr. 2002/59/EG. Opgemerkt wordt dat in de richtlijn wordt verwezen naar de resolutie in haar geheel en niet alleen naar de bijlage; er is voor gekozen om in deze regeling te verwijzen naar de bijlage bij de resolutie, aangezien deze bijlage de richtlijnen bevat voor het melden en in de Regeling melding ongevallen en voorvallen op zee ook werd verwezen naar de bijlage bij resolutie A.851(20).

Ingevolge het tweede lid dienen bij een melding op grond van artikel 12, eerste lid, van de Wvvs ook de genomen maatregelen met betrekking tot assistentie en berging en de hoeveelheid en soort gevaarlijke of schadelijke stoffen aan boord te worden gemeld.

Artikel 4

Het Kustwachtcentrum te Den Helder wordt aangewezen als de instantie waaraan gemeld moet worden in Nederland.

Het Kustwachtcentrum is bereikbaar via de volgende radiofrequenties waarop wordt geluisterd:

1. VHF Kanaal 16;

2. VHF DSC Kanaal 70 (A-1 Zeegebied);

3. MF DSC 2817.5 kHz (A-2 Zeegebied);

Voorts is het Kustwachtcentrum bereikbaar via de volgende gegevens van het operationeel centrum:

1. telefonische alarmnummer: +31 (0)900 0111;

2. algemene telefoonnummer: +31 (0)223 542 300;

3. faxnummer: +31 (0)223 658 358;

4. telex: +44 71088 KUSTW NL;

5. e-mail: ccc@kustwacht.nl.

Het Kustwachtcentrum is 24 uur per dag bereikbaar via deze radiofrequenties en gegevens.

Artikel 5

Omdat in deze regeling dynamisch wordt verwezen naar de bijlage bij resolutie A.851(20), regelt dit artikel het tijdstip waarop wijzigingen in de bijlage bij de resolutie voor de toepassing van deze regeling doorwerken. Daarbij is, gelet op het internationale karakter van dit onderwerp en het feit dat ook de relevante Europese regelgeving in beginsel de internationale inwerkingtredingsdata volgt, aansluiting gezocht bij het tijdstip waarop wijzigingen internationaal in werking treden. Wel voorziet het eerste lid in de mogelijkheid om de automatische doorwerking van wijzigingen bij ministerieel besluit te doorbreken. Dit is van belang met het oog op de onlangs in de Europese maritieme regelgeving geïntroduceerde bevoegdheid van het (Europese) Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) om wijzigingen van de verdragen voor de toepassing van communautaire scheepvaartregelgeving uit te sluiten. Dit systeem van uitsluiting is ingevoerd bij de eerder genoemde verordening (EG) nr. 2099/2002, laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 415/2004, en richtlijn nr. 2002/84/EG, waarbij in de communautaire scheepvaartregelgeving een systeem van dynamische verwijzingen naar de internationale regelgeving is ingevoerd.

Artikel 6

De tekst van de bijlage bij resolutie A.851(20) is, inclusief vertaling, ter inzage gelegd bij de bibliotheek van de Hoofddirectie Juridische Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, gevestigd aan de Koningskade 4 te Den Haag.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven