Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar 2005

Regeling van de Minister van Justitie d.d. 16 december 2004, nr. 5325373/504/CBK, houdende vaststelling van bepalingen inzake toetsing van buitengewoon opsporingsambtenaren ter zake van geweldsbeheersing, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en schietvaardigheid

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 3a van de Wet wapens en munitie;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet zijnde de buitengewoon opsporingsambtenaar voor wie de commandant van de Koninklijke marechaussee als direct toezichthouder is aangewezen, indien hij optreedt in de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, dan wel indien die rechtens is uitgerust met een of meer geweldsmiddelen;

b. politiebevoegdheden: de bevoegdheden als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993;

c. geweldsmiddel: geweldsmiddel als bedoeld in artikel 37, derde lid, onderdeel c, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar;

d. LSOP: zelfstandig bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1a van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs;

e. de toets geweldsbeheersing boa I en II: de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van de kennis op het gebied van geweldsbeheersing volgens de competentiegerichte eindtermen van de postinitiële opleiding buitengewoon opsporingsambtenaar;

f. de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden boa I tot en met V: de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden volgens de competentiegerichte eindtermen van de postinitiële opleiding buitengewoon opsporingsambtenaar;

g. de toets schietvaardigheid boa: de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van de schietvaardigheid volgens de competentiegerichte eindtermen van de postinitiële opleiding buitengewoon opsporingsambtenaar;

h. toetser: de ambtenaar van politie dan wel de ambtenaar in vaste dienst bij een overheidsinstantie die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft dan wel de werknemer in vaste dienst bij een particuliere werkgever van buitengewoon opsporingsambtenaren, die heeft voldaan aan de competentiegerichte eindtermen van de daartoe strekkende opleiding en is gecertificeerd door het LSOP om de toetsen geweldsbeheersing boa, aanhouding- en zelfverdedigingsvaardigheden boa en schietvaardigheid boa af te nemen.

i. de werkgever: de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar;

j. de toezichthouder: degene die op grond van de artikelen 36 en 37 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen;

k. de direct toezichthouder: degene die op grond van de artikelen 36 en 37 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen.

Artikel 2

1. Een buitengewoon opsporingsambtenaar is steeds voor de duur van een kalenderjaar geoefend in het gebruik van de politiebevoegdheden dan wel een geweldsmiddel als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar, indien hij in het daaraan voorafgaande kalenderjaar met voldoende resultaat heeft afgelegd:

1°. de toets geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar, en

2°. de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Een buitengewoon opsporingsambtenaar is steeds voor de duur van een kalenderhalfjaar geoefend in het gebruik van een vuurwapen, indien hij, naast de in het eerste lid bedoelde toetsen, in het daaraan voorafgaande kalenderhalfjaar de toets schietvaardigheid buitengewoon opsporingsambtenaar met voldoende resultaat heeft afgelegd.

3. Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt de buitengewoon opsporingsambtenaar van wie een geweldsmiddel op grond van het vierde lid is ingenomen, voor de resterende duur van het lopende kalenderjaar of kalenderhalfjaar, geacht wederom geoefend te zijn in het gebruik van dat geweldsmiddel, vanaf het moment dat hij de toetsen die hij niet of niet met voldoende resultaat had afgelegd, alsnog met voldoende resultaat heeft afgelegd.

4. De werkgever draagt er, in overeenstemming met de direct toezichthouder, zorg voor dat de buitengewoon opsporingsambtenaar slechts gebruik maakt van de politiebevoegdheden, indien hij geoefend is in de toepassing van deze bevoegdheden. Indien een buitengewoon opsporingsambtenaar op de laatste dag van een kalenderjaar de in het eerste lid bedoelde toetsen nog niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, is de ambtenaar niet bevoegd gebruik te maken van de politiebevoegdheden.

5. De direct toezichthouder draagt er, in overeenstemming met de werkgever, zorg voor dat de buitengewoon opsporingsambtenaar slechts over een geweldsmiddel beschikt, anders dan voor het vervoer en het gebruik ervan voor het volgen van onderwijs, indien hij geoefend is in het gebruik van dat geweldsmiddel. Indien een buitengewoon opsporingsambtenaar op de laatste dag van een kalenderjaar of kalenderhalfjaar de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde toetsen nog niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, wordt het geweldsmiddel in het gebruik waarvan hij dientengevolge niet langer is geoefend, door de direct toezichthouder ingenomen.

Artikel 3

1. De werkgever draagt zorg voor de training en de toetsing van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar is verantwoordelijk voor zijn deelname aan de training ter voorbereiding op de af te leggen toetsen, en de toetsing.

3. De direct toezichthouder houdt toezicht op de kwaliteit en objectiviteit van de toetsing. Dit geldt alleen voor de uitvoering van de toetsen.

Artikel 4

Indien een buitengewoon opsporingsambtenaar, op de laatste dag van de in artikel 2 bedoelde perioden, een van de in dat artikel bedoelde toetsen niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, doet de toetser hiervan onverwijld mededeling aan de werkgever en de direct toezichthouder.

Artikel 5

1. De werkgever draagt zorg voor registratie van de deelname aan en de resultaten van de in artikel 2 bedoelde toetsen.

2. De werkgever verstrekt in het jaarverslag de direct toezichthouder, de toezichthouder en de Minister van Justitie een overzicht betreffende de deelname aan en de resultaten van de in artikel 2 bedoelde toetsen alsmede het gevoerde beleid hieromtrent.

Artikel 6

De Regeling toetsing geweldbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar wordt ingetrokken.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 december 2004.
De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

Algemeen

Met ingang van 1 oktober 2003 is de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar (RTGB) in werking getreden. Met de invoering van deze regeling zijn regels gesteld inzake de toetsing van buitengewoon opsporingsambtenaren ter zake van geweldsbeheersing, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en schietvaardigheid.

De toekenning van geweldsmiddelen aan buitengewoon opsporingsambtenaren verschilt van de toekenning van geweldsmiddelen bij de politie. Daar waar bij de politie het onderscheid tussen surveillant en agent wordt gemaakt, is bij de toekenning van politiebevoegdheden en geweldsmiddelen aan buitengewoon opsporingsambtenaren een vergaande differentiatie mogelijk, toegesneden op de door de buitengewoon opsporingsambtenaar beklede functie.

In de Bewapeningsregeling politie en de Uitrustingsregeling politie 1994 staat de uitrusting van een ambtenaar van politie beschreven. Voor een ambtenaar van politie betreft dit een vast omschreven pakket. Voor de agent is dit: handboeien, wapenstok, pepperspray en vuurwapen. Voor de surveillant is dit: handboeien, wapenstok en pepperspray. Er kan uit dit pakket geen selectie worden gemaakt door de korpsbeheerder. De uitrusting wordt als geheel gedragen opdat men subsidiair en proportioneel kan handelen.

Voor de buitengewoon opsporingsambtenaar is geen basispakket van geweldsmiddelen voorgeschreven zoals voor de agent of surveillant. Aan een buitengewoon opsporingsambtenaar kunnen politiebevoegdheden (bevoegdheden ex artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993) worden toegekend dan wel politiebevoegdheden in combinatie met geweldsmiddelen. Analoog aan het systeem van de politie geldt ook voor buitengewoon opsporingsambtenaren dat de uitrusting van geweldsmiddelen als geheel dient te worden gedragen, zodat de proportionaliteit en subsidiariteit in het handelen gewaarborgd is.

Bij buitengewoon opsporingsambtenaren zijn, afhankelijk van de functie die men bekleedt, verschillende combinaties van politiebevoegdheden en geweldsmiddelen mogelijk, te weten:

• art. 8, eerste lid, van de Politiewet 1993;

• art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993;

• art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 en handboeien;

• art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, handboeien en wapenstok;

• art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, handboeien, wapenstok en pepperspray1 ;

• art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, handboeien, wapenstok, pepperspray en vuurwapen.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om een buitengewoon opsporingsambtenaar uit te rusten met een politiesurveillancehond. Hiervoor behoeft de buitengewoon opsporingsambtenaar niet het volledige pakket van handboeien, wapenstok en vuurwapen te hebben. De Minister van Justitie beslist in individuele gevallen over de toekenning van een politiesurveillancehond. Dit onderdeel wordt in de RTGB buiten beschouwing gelaten.

Gelet op de vergaande differentiatiemogelijkheden is er in oktober 2003 voor gekozen te voorzien in een apart opleidings- en toetsingsregime voor de buitengewoon opsporingsambtenaren, naast het opleidings- en toetsregime voor de politie (de Regeling toetsing geweldsbeheersing politie, RTGP).

Bepaalde categorieën buitengewoon opsporingsambtenaren kunnen worden uitgerust met pepperspray. Dit heeft zijn weerslag op de competentiegerichte eindtermen van het onderwijs. De toetsen geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar en aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden buitengewoon opsporingsambtenaar zijn dienovereenkomstig aangepast.

In uitzonderlijke gevallen kunnen in specialistische functies aanvullende specifieke geweldsmiddelen worden toegekend aan een buitengewoon opsporingsambtenaar. Deze geweldsmiddelen kunnen slechts worden toegevoegd aan het pakket van handboeien, wapenstok, pepperspray en vuurwapen. De buitengewoon opsporingsambtenaar dient ook voor deze specifieke geweldsmiddelen getraind en getoetst te zijn. In de RTGB is geen voorziening opgenomen voor dergelijke geweldsmiddelen.

De grondslag voor de RTGB is te vinden in artikel 3a van de Wet wapens en munitie, dat een aantal verbodsbepalingen niet van toepassing verklaart op buitengewoon opsporingsambtenaren, voor zover de Minister van Justitie dit bij regeling heeft bepaald. Uit de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna te noemen: Ambtsinstructie) volgt dat de buitengewoon opsporingsambtenaar die bevoegd is tot de uitoefening van politiebevoegdheden en het gebruik van geweldsmiddelen over dezelfde kennis en vaardigheden moet beschikken als de ambtenaar in de zin van de Politiewet 1993.

Artikel 25, derde lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar (BBO) wijst de buitengewoon opsporingsambtenaar die bevoegd is politiebevoegdheden uit te oefenen er nadrukkelijk op dat hij zich dient te gedragen overeenkomstig artikel 8, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van de Politiewet 1993 en de op hem van toepassing zijnde bepalingen uit de Ambtsinstructie. Indien de uitoefening van politiebevoegdheden door de buitengewoon opsporingsambtenaar mede omvat het gebruik van geweldsmiddelen, verplicht ook artikel 31, derde lid, van het BBO de buitengewoon opsporingsambtenaar te oefenen met die middelen.

De RTGB is in lijn met artikel 5 van de Regeling wapens en munitie dat bepaalt dat het voorschrift om gedurende de dienstuitoefening een wapen en munitie voorhanden te hebben aan buitengewoon opsporingsambtenaren alleen dan wordt gegeven indien de bekwaamheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar in de omgang met het wapen en de munitie is aangetoond.

Voorts kan de RTGB worden gezien als een uitwerking van artikel 31, derde lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, waarin is bepaald dat indien de uitoefening van politiebevoegdheden mede het gebruik van bepaalde geweldsmiddelen omvat, de buitengewoon opsporingsambtenaar oefent met die middelen.

De buitengewoon opsporingsambtenaar voor wie de commandant van de Koninklijke marechaussee als direct toezichthouder is aangewezen, valt niet onder deze regeling. De desbetreffende buitengewoon opsporingsambtenaren maken deel uit van de organisatie van de Koninklijke marechaussee. Als zodanig moeten zij aan dezelfde eisen voldoen als de reguliere opsporingsambtenaren van de Koninklijke marechaussee.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

In artikel 1 worden de begrippen initiële opleiding en postinitiële opleiding gehanteerd. Met initiële opleiding wordt bedoeld de basisopleiding om beëdigd te kunnen worden als buitengewoon opsporingsambtenaar, dus de opleiding gevolgd door het Cito-examen, dan wel de eigen interne opleiding van een werkgever aan wie een semi-permanente ontheffing van de bekwaamheideis is verleend, gevolgd door een examen in eigen beheer. Deze opleiding blijft ongewijzigd; de opleiding voor het gebruik van politiebevoegdheden en geweldsmiddelen worden in deze basisopleiding niet opgenomen.

Met postinitiële opleiding wordt bedoeld de opleiding ter verkrijging van politiebevoegdheden en geweldsmiddelen. In deze regeling wordt gespecificeerd welke eisen worden gesteld aan het onderhouden van deze vaardigheden voor het behouden van de bevoegdheid de politiebevoegdheden en geweldsmiddelen te gebruiken tijdens de dienstuitoefening.

In onderdeel b van artikel 1 worden de politiebevoegdheden gedefinieerd. Dit zijn de bevoegdheden zoals beschreven in de artikelen 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, te weten de geweldsbevoegdheid en de veiligheidsfouillering.

In onderdeel c van artikel 1 wordt voor ‘geweldsmiddel’ de begripsbepaling gehanteerd zoals opgenomen in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van de Ambtsinstructie. Hieronder worden naast de bewapening (ingevolge de Bewapeningsregeling politie) mede begrepen de middelen die (ingevolge de Uitrustingsregeling politie 1994) tot de uitrusting behoren en een directe relatie tot de veiligheid hebben, zoals handboeien. Wanneer in de toekomst de bepalingen uit de Uitrustings- of Bewapeningsregeling politie worden aangepast, dan zullen de aanpassingen verwerkt worden in de competentiegerichte eindtermen van het postinitiële onderwijs van de buitengewoon opsporingsambtenaren. In lijn daarmee zullen de toetsen worden aangepast.

In de onderdeel h van artikel 1 wordt bepaald wie als toetser bevoegd is de toetsen af te nemen. Dit zijn: de ambtenaar van politie, dan wel een ambtenaar in dienst van een overheidsinstantie die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft, dan wel de werknemer in vaste dienst bij een werkgever die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft indien zij gecertificeerd zijn door de Politieacademie (voorheen het LSOP).

Gelet op de aanzienlijke groei van het aantal te toetsen buitengewoon opsporingsambtenaren is besloten om ook particulieren (de werknemer in vaste dienst als hiervoor beschreven) de mogelijkheid te bieden het certificaat toetser geweldsbeheersing boa I en II en aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden I en II te behalen en bij de organisatie waar zij in dienst zijn de betreffende toetsen af te nemen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de NS. Echter, niet in alle gevallen is de werknemer in dienst van een particuliere werkgever bevoegd tot het afnemen van toetsen van de RTGB. Slechts in die gevallen waarin geen geweldsmiddelen worden getoetst, is een dergelijke particuliere toetser toegestaan.

Een certificaat toetser geweldsbeheersing boa geeft de bevoegdheid om de toetsen geweldsbeheersing boa I en II af te nemen.

Het is niet toegestaan om toetsers geweldsbeheersing boa, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden boa dan wel schietvaardigheid boa in te huren via een particuliere onderwijsinstelling, ook al zijn deze toetsers afkomstig van de politie of zijn zij gecertificeerd door de Politieacademie. Toetsers kunnen slechts worden ingehuurd via een regionaal politiekorps (de oude situatie, waarbij ook gekozen kan worden voor een begeleiding van training en toetsing in company bij de politie) dan wel bij het Bureau Examinering van de Politieacademie.

Indien een toetser door de Politieacademie is gecertificeerd om de toetsen aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en/of de toets schietvaardigheid af te nemen, betekent dit automatisch dat men ook bevoegd is om de toets geweldsbeheersing af te nemen. Voor de toets geweldsbeheersing behoeft dan niet apart het certificaat toetser te worden behaald.

Schematisch kan de toetsbevoegdheid als volgt worden weergegeven:

toets

wie is bevoegd tot toetsen

geweldsbeheersing I boa

– ambtenaar van politie

– ambtenaar in vaste dienst bij een overheidsinstantie die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft

– werknemer in vaste dienst bij een werkgever die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft

geweldsbeheersing II boa

– ambtenaar van politie

– ambtenaar in vaste dienst bij een overheidsinstantie die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft

– werknemer in vaste dienst bij een werkgever die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft

aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden I boa

– ambtenaar van politie

– ambtenaar in vaste dienst bij een overheidsinstantie die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft

– werknemer in vaste dienst bij een werkgever die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft

aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden II boa

– ambtenaar van politie

– ambtenaar in vaste dienst bij een overheidsinstantie die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft

– werknemer in vaste dienst bij een werkgever die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft

aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden III boa

– ambtenaar van politie

– ambtenaar in vaste dienst bij een overheidsinstantie die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft

aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden IV boa

– ambtenaar van politie

– ambtenaar in vaste dienst bij een overheidsinstantie die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft

aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden V boa

– ambtenaar van politie

– ambtenaar in vaste dienst bij een overheidsinstantie die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft

schietvaardigheid boa

– ambtenaar van politie

– ambtenaar in vaste dienst bij een overheidsinstantie die buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst heeft

Artikel 2

De competentiegerichte eindtermen van de postinitiële opleiding buitengewoon opsporingsambtenaar voor wat betreft het verkrijgen van de bevoegdheid tot aanwenden van politiebevoegdheden en het dragen van geweldsmiddelen, zijn bepalend voor de toetsnormen voor de buitengewoon opsporingsambtenaar. De toetsen die voorwaardelijk zijn om voor deze opleiding te slagen, zijn de norm voor het niveau van de kennis en vaardigheden na indiensttreding als buitengewoon opsporingsambtenaar. Veranderingen in de competentiegerichte eindtermen van de opleidingen die leiden tot het gebruik van andere toetsen, of andere toetsnormen, worden direct doorgevoerd in de toetsen die door de buitengewoon opsporingsambtenaar worden afgelegd. Op deze wijze blijven de actuele eisen van bekwaamheid identiek voor alle buitengewoon opsporingsambtenaar in vergelijkbare functies, ongeacht het tijdstip waarop men de opleiding heeft afgerond.

De toetsen geweldsbeheersing boa, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden boa en schietvaardigheid boa worden hierna genoemd resp. GB boa, AZ boa en SV boa.

Er wordt voorzien in een gedifferentieerd toetsschema. Dit betekent voor de toetsen AZ boa dat de buitengewoon opsporingsambtenaar wordt getoetst voor de politiebevoegdheden/geweldsmiddelen die in zijn akte van opsporingsbevoegdheid staan vermeld (de toetsen AZ boa I tot en met V). Een dergelijke differentiatie is niet mogelijk voor de theoretische toets GB boa. Er wordt voorzien in twee toetsen geweldsbeheersing, te weten voor de buitengewoon opsporingsambtenaren die niet vuurwapendragend zijn en de buitengewoon opsporingsambtenaren die vuurwapendragend zijn (resp. de toetsen GB I en II).

Vanaf 1 januari 2005 zal de overgangsbepaling die in de RTGB 2002 is opgenomen, niet meer van kracht zijn. Deze overgangsregeling hield in dat tot het moment dat de eindtermen bekend waren gemaakt en hierop aansluitende specifieke toetsen waren ontwikkeld, voor de toetsing van bekwaamheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar gebruik kon worden gemaakt van een afgeleide variant van de toetsen voor politieambtenaren. Daarnaast waren de buitengewoon opsporingsambtenaren die alleen de politiebevoegdheden ex artikel 8, eerste dan wel artikel 8, eerste en derde lid van de Politiewet 1993 onder de RTGB 2002 vrijgesteld van toetsing. Deze situatie is in de onderhavige regeling veranderd. Niet alleen zijn er nieuwe toetsen ontwikkeld voor de verschillende combinaties van politiebevoegdheden en geweldsmiddelen, ook dienen de buitengewoon opsporingsambtenaren die de politiebevoegdheden ex artikel 8, eerste dan wel artikel 8, eerste en derde lid van de Politiewet 1993 hebben, te voldoen aan de voor hen ontwikkelde toetsen GB boa en AZ boa.

Voor de buitengewoon opsporingsambtenaren die over één of beide politiebevoegdheden beschikken dan wel over de politiebevoegdheden en over één of meer geweldsmiddelen geldt het volgende toetsingsschema:

• art. 8, eerste lid, van de Politiewet 1993: de toets GB boa I en de toets AZ boa I;

• art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993: de toets GB boa I en de toets AZ boa II;

• art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 en handboeien: de toets GB boa I en de toets AZ boa III;

• art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, handboeien en wapenstok: de toets GB boa I en de toets AZ boa IV;

• art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, handboeien, wapenstok en pepperspray: de toets GB boa I en de toets AZ boa IV;

• art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, handboeien, wapenstok, pepperspray en vuurwapen: de toets GB boa II, de toets AZ boa IV en de toets SV boa.

Toets

Verplicht voor:

Geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar I

Geldt vanaf 1 januari 2005: 1 keer per kalenderjaar slagen om in het volgend kalenderjaar bevoegd te zijn tot het gebruik van één of beide politiebevoegdheden ex art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993

Alle buitengewoon opsporingsambtenaren die één of beide politiebevoegdheden hebben

  

Geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar I

Geldt vanaf 1 januari 2005: 1 keer per kalenderjaar slagen om in het volgend kalenderjaar bevoegd te zijn tot het gebruik van de politiebevoegdheden ex art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 alsmede de handboeien

Alle buitengewoon opsporingsambtenaren die de politiebevoegdheden hebben alsmede zijn uitgerust met de handboeien

  

Geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar I

Geldt vanaf 1 januari 2005: 1 keer per kalenderjaar slagen om in het volgend kalenderjaar bevoegd te zijn tot het gebruik van de politiebevoegdheden ex art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 alsmede de handboeien en de wapenstok

Alle buitengewoon opsporingsambtenaren die de politiebevoegdheden hebben alsmede zijn uitgerust met de handboeien en de wapenstok

  

Geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar I

Geldt vanaf 1 januari 2005: 1 keer per kalenderjaar slagen om in het volgend kalenderjaar bevoegd te zijn tot het gebruik van de politiebevoegdheden ex art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 alsmede de handboeien, de wapenstok en de pepperspray

Alle buitengewoon opsporingsambtenaren die de politiebevoegdheden hebben alsmede zijn uitgerust met de handboeien, de wapenstok en de pepperspray

  

Geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar II

Geldt vanaf 1 januari 2005: 1 keer per kalenderjaar slagen om in het volgend kalenderjaar bevoegd te zijn tot het gebruik van de politiebevoegdheden ex art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 alsmede de handboeien, de wapenstok, de pepperspray en het vuurwapen

Alle buitengewoon opsporingsambtenaren die de politiebevoegdheden hebben alsmede zijn uitgerust met de handboeien, de wapenstok, de pepperspray en het vuurwapen

  

Aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden buitengewoon opsporingsambtenaar I

Geldt vanaf 1 januari 2005: 1 keer per kalenderjaar slagen om in het volgend kalenderjaar bevoegd te zijn tot het gebruik de politiebevoegdheid ex art. 8, eerste lid, van de Politiewet 1993

Alle buitengewoon opsporingsambtenaren die de bevoegdheid ex artikel 8, eerste lid, van de Politiewet 1993 hebben

  

Aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden buitengewoon opsporingsambtenaar II

Geldt vanaf 1 januari 2005: 1 keer per kalenderjaar slagen om in het volgend kalenderjaar bevoegd te zijn tot het gebruik de politiebevoegdheden ex art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993

Alle buitengewoon opsporingsambtenaren die de bevoegdheden ex artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 hebben

  

Aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden buitengewoon opsporingsambtenaar III

Geldt vanaf 1 januari 2005: 1 keer per kalenderjaar slagen om in het volgend kalenderjaar bevoegd te zijn tot het gebruik van de politiebevoegdheden ex art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 alsmede de handboeien

Alle buitengewoon opsporingsambtenaren die de politiebevoegdheden hebben alsmede zijn uitgerust met de handboeien

  

Aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden buitengewoon opsporingsambtenaar IV

Geldt vanaf 1 januari 2005: 1 keer per kalenderjaar slagen om in het volgend kalenderjaar bevoegd te zijn tot het gebruik van de politiebevoegdheden ex art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 alsmede de handboeien en de wapenstok

Alle buitengewoon opsporingsambtenaren die de politiebevoegdheden hebben alsmede zijn uitgerust met de handboeien en de wapenstok

  

Aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden buitengewoon opsporingsambtenaar V

Geldt vanaf 1 januari 2005: 1 keer per kalenderjaar slagen om in het volgend kalenderjaar bevoegd te zijn tot het gebruik van de politiebevoegdheden ex art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 alsmede de handboeien, de wapenstok en de pepperspray

Alle buitengewoon opsporingsambtenaren die de politiebevoegdheden hebben alsmede zijn uitgerust met de handboeien, de wapenstok en de pepperspray

  

Aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden buitengewoon opsporingsambtenaar V

Geldt vanaf 1 januari 2005: 1 keer per kalenderjaar slagen om in het volgend kalenderjaar bevoegd te zijn tot het gebruik van de politiebevoegdheden ex art. 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 alsmede de handboeien, de wapenstok, de pepperspray en het vuurwapen

Alle buitengewoon opsporingsambtenaren die de politiebevoegdheden hebben alsmede zijn uitgerust met de handboeien, de wapenstok, de pepperspray en het vuurwapen

  

Schietvaardigheid

Geldt vanaf 1 januari 2005: 1 keer per kalenderhalfjaar slagen om in het volgend kalenderhalfjaar bevoegd te zijn tot het dragen van een vuurwapen

Alle buitengewoon opsporingsambtenaren die de politiebevoegdheden hebben en zijn uitgerust met de handboeien, de wapenstok, de pepperspray en het vuurwapen.

Wanneer is de boa niet of gedeeltelijk RTGB-plichtig?

Het kan voorkomen dat in de akte van opsporingsbevoegdheid standaard wordt vermeld dat de buitengewoon opsporingsambtenaar bevoegd is tot het gebruik van politiebevoegdheden dan wel politiebevoegdheden en bepaalde geweldsmiddelen, doch dat de buitengewoon opsporingsambtenaar deze in de uitoefening van zijn functie niet gebruikt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de politieboa.

Indien de buitengewoon opsporingsambtenaar geen gebruikt maakt van de bevoegdheden als vermeld in de akte van opsporingsbevoegdheid of slechts gebruik maakt van een deel van deze bevoegdheden, behoeft de boa niet, dan wel slechts voor het deel waarvan gebruik wordt gemaakt, te voldoen aan de eisen van de RTGB.

Het niet of gedeeltelijk gebruik maken van de toegekende bevoegdheden dient schriftelijk te zijn vastgelegd in het personeelsdossier; een afschrift van dit document dient te worden gezonden naar de Dienst Justis van het Ministerie van Justitie.

Het kan voorts voorkomen dat een executief ambtenaar van politie tevens boa is, bijvoorbeeld werkzaam als flora- en faunabeheerder. Ik acht het niet zinvol om in dergelijke gevallen zowel de toets van de RTGP als de RTGB 2005 verplicht te stellen. Indien de ambtenaar van politie/buitengewoon opsporingsambtenaar alle toetsen van de RTGP met goed gevolg heeft doorlopen, is hij vrijgesteld van het toetsen voor de RTGB 2005.

Echter, in gevallen waarin de ambtenaar van politie/buitengewoon opsporingsambtenaar in zijn functie als buitengewoon opsporingsambtenaar meer bevoegdheden voor geweldsmiddelen heeft dan in zijn functie als ambtenaar van politie, is de RTGB 2005 van toepassing in plaats van de RTGP.

Niet meer gebruiken van politiebevoegdheden/inleveren geweldsmiddelen

Indien de buitengewoon opsporingsambtenaar er niet in slaagt binnen de gestelde termijnen de voor hem geldende toetsen met voldoende resultaat af te leggen, ziet de direct toezichthouder, samen met de werkgever, er op toe dat de buitengewoon opsporingsambtenaar de politiebevoegdheden niet meer gebruikt en de betreffende geweldsmiddelen inlevert op de laatste dag van de gestelde termijn. Inzet in de dienst met de geweldsmiddelen is dan niet meer toegestaan tot het moment dat de vereiste toetsen met voldoende resultaat zijn afgelegd. Uitzondering hierop vormt het vervoer van een geweldsmiddel voor trainingsdoeleinden. Indien een buitengewoon opsporingsambtenaar de op hem van toepassing zijnde toetsen geweldsbeheersing en aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden heeft gehaald maar de toets schietvaardigheid niet, is slechts een beperkte inzet zonder vuurwapen mogelijk.

Indien een buitengewoon opsporingsambtenaar toch onrechtmatig de politiebevoegdheden gebruikt dan wel met geweldsmiddelen is ingezet in de dienst kan zowel de betrokken buitengewoon opsporingsambtenaar als diens werkgever aansprakelijk worden gesteld. Bij een zich voordoend geweldsincident zal het openbaar ministerie onderzoek doen naar de toedracht en daarbij tevens de geoefendheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar onderzoeken. Het is dan ook een verantwoordelijkheid van zowel de werkgever als van de betrokken buitengewoon opsporingsambtenaar om zorg te dragen voor het verrichten van passende, alternatieve werkzaamheden tot het moment dat de buitengewoon opsporingsambtenaar weer voldoet aan de eisen van geoefendheid.

Toets geweldsbeheersing buitengewoon opsporings-

ambtenaar I en II

Op 31/12 dient men 1x geslaagd te zijn

Toets aanhoudings- en zelfverdedigings-vaardigheden buitengewoon opsporings-

ambtenaar I t/m V

Op 31/12 dient men 1x geslaagd te zijn

Toets schietvaardigheid buitengewoon opsporingsambtenaar

Zowel op 30/6 als op 31/12 dient men 1x geslaagd te zijn

Wanneer inleveren van welke geweldsmiddelen?

Geslaagd

Geslaagd

Geslaagd (beide keren)

Niets inleveren

Geslaagd

Geslaagd

Gezakt (eerste kalenderhalfjaar)

Alleen vuurwapen inleveren op 30/6

Geslaagd

Geslaagd

Gezakt (tweede kalenderhalfjaar)

Alleen vuurwapen inleveren op 31/12

Gezakt

Geslaagd

Geslaagd (beide keren)

Alle geweldsmiddelen inleveren op 31/12

Gezakt

Gezakt

Geslaagd (beide keren)

Alle geweldsmiddelen inleveren op 31/12

Geslaagd

Gezakt

Geslaagd (beide keren)

Alle geweldsmiddelen inleveren op 31/12

Gezakt

Gezakt

Gezakt (eerste kalenderhalfjaar)

Vuurwapen inleveren op 30/6; alle geweldsmiddelen inleveren op 31/12

Gezakt

Gezakt

Gezakt (tweede kalenderhalfjaar)

Alle geweldsmiddelen inleveren op 31/12

Gezakt

Geslaagd

Gezakt (eerste kalender halfjaar)

Vuurwapen inleveren op 30/6; alle geweldsmiddelen inleveren op 31/12

Gezakt

Geslaagd

Gezakt (tweede kalender halfjaar)

Alle geweldsmiddelen inleveren op 31/12

Geslaagd

Gezakt

Gezakt (eerste kalender halfjaar)

Vuurwapen inleveren op 30/6; alle geweldsmiddelen inleveren op 31/12

Geslaagd

Gezakt

Gezakt (tweede kalender halfjaar)

Alle geweldsmiddelen inleveren op 31/12

Artikel 3 Het zorgdragen voor training en toetsing

De werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar biedt deze, ter voorbereiding op de toetsen, gelegenheid tot het volgen van op deze toetsen toegesneden trainingen. Het spreekt daarnaast voor zich dat ook de buitengewoon opsporingsambtenaar de verplichting heeft om optimaal zorg te dragen voor het bijhouden van de benodigde kennis en vaardigheden in voorbereiding op de toetsen. Conform artikel 39, van het BBO ziet de direct toezichthouder erop toe dat de werkgever zorg draagt voor het onderricht aan de buitengewoon opsporingsambtenaar en dat de toetsen op zorgvuldige wijzen worden afgenomen.

Artikel 4. Meldingsplicht

Indien een buitengewoon opsporingsambtenaar op de laatste dag van de gestelde periode de betreffende toets nog niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, informeert de toetser direct de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar alsmede de direct toezichthouder hierover. De werkgever is er verantwoordelijk voor dat de buitengewoon opsporingsambtenaar niet ongerechtigd gebruik maakt van politiebevoegdheden of geweldsmiddelen.

Artikel 5. Registratie en publicatie

De in artikel 5 opgenomen registratie- en publicatieplicht waarborgt dat de werkgevers over gegevens omtrent de deelname aan de schietoefeningen en omtrent de deelname aan en resultaten van de drie toetsen beschikken en dat deze gegevens in het jaarverslag toegankelijk worden gemaakt. De publicatieplicht doet hierbij gelijktijdig recht aan de specifieke rol die het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar toekent aan het (direct) toezicht in relatie tot de verantwoording naar zowel de ambtenaar zelf als naar zijn werkgever.

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

Naar boven