Aanwijzing onderwerpen Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002

Besluit van 8 december 2004, nr. 04G471017, tot de aanwijzing van onderwerpen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder d, respectievelijk artikel 7, 2e lid, onder e, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

Handelend in overeenstemming met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie;

Gelet op artikel 6, tweede lid, onder d, respectievelijk artikel 7, 2e lid, onder e, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002;

Besluit:

Artikel 1

Als onderwerpen op het terrein waarvan onderzoek wordt verricht als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder d, respectievelijk artikel 7, 2e lid, onder e, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 worden in het belang van de nationale veiligheid aangewezen:

a. Ontwikkelingen op het gebied van internationaal terrorisme;

b. Ontwikkelingen in landen die relevant zijn in het kader van de proliferatie van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen;

c. Politieke, etnische of religieuze spanningen of geschillen in specifieke landen of regio’s, ongeacht of zij binnen of tussen landen optreden, die kunnen leiden tot een bedreiging voor de internationale stabiliteit of de internationale rechtsorde.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2005 en vervalt met ingang van 1 januari 2006.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, J.P. Balkenende.

Toelichting

Het besluit strekt er toe invulling te geven aan het bepalen van de onderwerpen waarop de inlichtingentaak van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst zich richt conform artikel 6, tweede lid, onder d, respectievelijk artikel 7, 2e lid, onder e, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002. Deze aanwijzing wordt aan beide diensten verstrekt. Zij werken immers in deze aanwijzing in sterke onderlinge samenhang samen.

Gekozen wordt voor een in de tijd beperkte aanwijzingsperiode. Uiterlijk 1 januari 2006 worden de onderwerpen opnieuw beoordeeld en vastgesteld.

Het besluit zelf kent geen rubricering. De nadere uitwerking naar aspecten, landen en regio’s is om redenen van nationale veiligheid vastgelegd in een bijlage bij dit besluit die Stg. GEHEIM is gerubriceerd.

De onderwerpen van onderzoek zijn in de eerste plaats aangewezen om inlichtingen te verzamelen die de Nederlandse regering in staat stellen bij het bepalen van standpunten over het buitenlands beleid en bij het voeren van internationale onderhandelingen, te beschikken over de informatie die via andere, bijvoorbeeld diplomatieke, kanalen niet of moeilijk te verkrijgen is. Het gaat hier om het inwinnen van ontbrekende maar met het oog op de nationale veiligheid van belang zijnde gegevens die uitsluitend bij buitenlandse I&V-diensten voorhanden zijn of alleen maar met eigen inspanningen van één of beide diensten verkregen kunnen worden. Dit betekent dat deze AIVD/MIVD-activiteiten complementair zijn aan de bestaande taken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en zijn vertegenwoordigingen in het buitenland.

Daarnaast zijn er onderwerpen aangewezen die betrekking hebben op het verzamelen van inlichtingen betreffende andere landen die de AIVD/MIVD in staat stellen latente dreigingen voor de nationale veiligheid eerder te onderkennen en bestaande dreigingen beter te doorgronden.

Deze aanwijzing laat onverlet de activiteiten die de AIVD en de MIVD uitvoeren op grond van artikel 6, 2e lid, onder a, b en c, respectievelijk artikel 7, 2e lid, onder a, b, c en d, van de Wiv 2002.

De inlichtingentaak betreffende andere landen moet niet alleen beoordeeld worden op onmiddellijk nut voor Nederland in enge zin. Gezamenlijke Europese en bondgenootschappelijke of volkenrechtelijke inspanningen wegen eveneens mee bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre een en ander in het belang is van de nationale veiligheid. De opbrengst van het onderzoek naar de genoemde onderwerpen kan worden ingebracht in het kader van bilaterale en multilaterale samenwerking.

De verstrekking van één aanwijzing aan beide diensten ten aanzien van de genoemde onderwerpen beoogt een zorgvuldige afstemming en samenwerking tussen beide diensten en tot het onverwijld delen van relevante informatie.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

J.P. Balkenende

Naar boven