Tariefsregeling gebruiksvergoeding 2005
Regeling houdende vaststelling van de tarieven voor de vergoeding over het kalenderjaar 2005 ter zake van het gebruik van spoorweginfrastructuur (Tariefsregeling gebruiksvergoeding 2005)
15 december 2004
Nr. DGP/CSBO/U.04.04782
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op artikel 3, eerste, tweede en vierde lid, van het Besluit gebruiksvergoeding spoorweginfrastructuur;
Besluit:
Artikel 1
1. Het tarief per treinkilometer bedraagt voor het kalenderjaar 2005 € 1,0756.
2. Het tarief per keer dat een station van categorie 1 wordt aangedaan bedraagt voor het kalenderjaar 2005 € 4,2055.
3. Het tarief per keer dat een station van categorie 2 wordt aangedaan bedraagt voor het kalenderjaar 2005 € 0,9451.
Artikel 2
Deze regeling treedt in werking met ingang van 31 december 2004.
Artikel 3
Deze regeling wordt aangehaald als: Tariefsregeling gebruiksvergoeding 2005.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.
Toelichting
Op basis van artikel 4, eerste lid, van het Besluit gebruiksvergoeding spoorweginfrastructuur (hierna: het Besluit) is het tarief per treinkilometer het quotiënt van de in artikel 4, eerste lid, van het Besluit bedoelde begrote kosten door ProRail en van het door ProRail begrote aantal treinkilometers. Voor het kalenderjaar 2005 geldt dat een bedrag aan begrote kosten van € 148,22 mln en een begroot aantal treinkilometers van 137,8 mln resulteert in een tarief van € 148,22 mln/137,8 mln = € 1,0756 per treinkilometer.
Voor het goederenvervoer geldt op basis van artikel 3, derde lid, van het Besluit een marktparameter van 0,8. Toepassing hiervan resulteert in een tarief voor het goederenvervoer van 0,8 × € 1,0756 = € 0,8605 per treinkilometer.
Op basis van artikel 4, tweede lid, van het Besluit, is het tarief voor het kalenderjaar 2005 per keer dat een station van categorie 1 wordt aangedaan het quotiënt van de in artikel 4, tweede lid, genoemde begrote kosten en van het begroot aantal keren dat een station van categorie 1 in het kalenderjaar voor het openbaar vervoer van personen wordt aangedaan. Een bedrag aan begrote kosten van € 15,01 mln en een begroot aantal halteringen van 3,57 mln resulteert in een tarief van € 15,01 mln/3,57 mln = € 4,2055 per keer dat een station van categorie 1 wordt aangedaan.
Op basis van artikel 4, derde lid, van het Besluit is het tarief voor het kalenderjaar 2005 per keer dat een station van categorie 2 wordt aangedaan het quotiënt van de in artikel 4, derde lid, genoemde begrote kosten en van het begroot aantal keren dat een station van categorie 2 voor het openbaar vervoer van personen wordt aangedaan. Een bedrag aan begrote kosten van € 10,37 mln en een begroot aantal halteringen van 10,97 mln resulteert in een tarief van € 10,37 mln/10,97 mln = € 0,9451 per keer dat een station van categorie 2 wordt aangedaan.
Alle hiervoor genoemde tarieven zijn exclusief BTW, prijspeil 2005.
De in deze regeling opgenomen tarieven resulteren in een geschatte opbrengst aan gebruiksvergoeding over het kalenderjaar 2005 ter zake van het nationale net van € 164,26 mln. Dit is het geschatte bedrag aan opbrengsten dat wordt gerealiseerd na toepassing van de geldende kortingen en vrijstellingen.
Het is de bedoeling dat op 1 januari 2005 de nieuwe Spoorwegwet (Stb. 2003, 264) in werking treedt. Op dat moment vervalt hoofdstuk IIIA van de huidige Spoorwegwet (1875), en daarmee ook het bepaalde bij en krachtens het Besluit. Deze regeling moet worden gelezen in samenhang met artikel 14, tweede lid, van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur, welke bepaling luidt: ‘De gebruiksvergoeding voor het kalenderjaar 2005 wordt berekend overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens het Besluit gebruiksvergoeding spoorweginfrastructuur zoals dat luidde op 31 december 2004.’ Hiermee wordt voor 2005 de zogenoemde ingroeiregeling van het Besluit gecontinueerd. Er is gekozen voor het continueren voor de ingroeiregeling ingevolge de huidige systematiek omdat de spoorvervoerders bij het aanvragen van capaciteit op basis van het Interimbesluit capaciteitstoewijzing spoorwegen (een algemene maatregel van bestuur, gebaseerd op de Spoorwegwet 1875) zijn uitgegaan van een geleidelijke toename van de gebruiksvergoeding overeenkomstig het Besluit. Om deze reden en om een plotselinge stijging van de tarieven te voorkomen, is gekozen voor een overgangsregeling tussen het oude en nieuwe regime, waarmee geleidelijker wordt toegewerkt naar doorbelasting van de infrastructuurkosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien in 2007, overeenkomstig artikel 7, derde lid, van richtlijn nr. 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PbEG L 75).
Ingevolge het hierboven geciteerde artikel 14, tweede lid, van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur gelden de in deze regeling vastgestelde tarieven in 2005 onder het regime van de nieuwe Spoorwegwet. Anders dan in voorgaande jaren dienen ook de regionale vervoerders vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe Spoorwegwet een gebruiksvergoeding te betalen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K.M.H. Peijs