Aanwijzingsregeling boeteoplegger SZW-wetgeving 2004

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 december 2004, nr. AI/AMF/04/82845, houdende aanwijzing van de ambtenaar bevoegd tot het opleggen van bestuurlijke boetes in het kader van SZW-wetgeving (Aanwijzingsregeling boeteoplegger SZW-wetgeving 2004)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 34, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, 10:5, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet en 19a, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen;

Besluit:

§ 1

Aanwijzing boeteoplegger

Artikel 1:1

Het hoofd van de afdeling Bestuurlijke Boete van de directie Inspectieondersteuning van de Arbeidsinspectie wordt aangewezen als de ambtenaar bedoeld in:

1. artikel 34, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

2. artikel 10:5, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet;

3. artikel 19a, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen.

§ 2

Wijziging en intrekking andere regelgeving

Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving

Artikel 2:1

Artikel 1.3 van de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving1 vervalt.

Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Arbeidsinspectie 2004

Artikel 2:2

Artikel 8, tweede lid, onderdeel h, van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Arbeidsinspectie 20042 vervalt.

Besluit doormandatering Arbeidsinspectie betreffende opleggen bestuurlijke boete

Artikel 2:3

De besluiten van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 mei 2004, nr. AI/IO/2004/33875, houdende doormandatering door de Directeur Inspectieondersteuning van de Arbeidsinspectie aan het Hoofd van de afdeling Bestuurlijke Boete van bevoegdheden betreffende het opleggen van een bestuurlijke boete, bedoeld in de artikelen 33 en 34 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 Stcrt. 2004 97, en van 17 juni 2004, nr. AI/IO/2004/43591, houdende wijziging van het besluit van 10 mei 2004, nr. AI/IO/2004/33875, doormandatering door de Directeur Inspectieondersteuning van de Arbeidsinspectie aan het Hoofd van de afdeling Bestuurlijke Boete van bevoegdheden betreffende het opleggen van een bestuurlijke boete, bedoeld in de artikelen 33 en 34 van de Arbeidsomstandighedenwet 19983 , Stcrt. 2004 124, worden ingetrokken.

Intrekking aanwijzingsregeling boeteoplegger SZW-wetgeving

Artikel 2:4

De Aanwijzingsregeling boeteoplegger SZW-wetgeving4 wordt ingetrokken.

§ 3

Slotbepalingen

Inwerkingtreding

Artikel 3:1

1. De regeling treedt, met uitzondering van artikel 1:1, aanhef en onderdeel 3, in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

2. Artikel 1:1, aanhef en onderdeel 3, treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Citeertitel

Artikel 3:2

Deze regeling wordt aangehaald als: Aanwijzingsregeling boeteoplegger SZW-wetgeving 2004.

Deze regeling wordt met toelichting geplaatst in de Nederlandse Staatscourant.

Den Haag, 13 december 2004.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Algemeen

Met de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet is de bestuursrechtelijke handhaving in de Arbeidstijdenwet gerealiseerd. Bij die gelegenheid is ook de bestuursrechtelijke handhaving in de Arbeidsomstandighedenwet 1998 aangepast en zijn de beide regelingen op elkaar afgestemd. De Wet bestuurlijke boete Wet arbeid vreemdelingen introduceert deze handhavingmogelijkheid in de Wet arbeid vreemdelingen.

In deze wetten is uitdrukkelijk een scheiding aangebracht tussen het toezicht en de boeteoplegging. Waar het gaat om de Arbeidstijdenwet vinden toezichtshandelingen plaats door de op grond van artikel 8:1 aangewezen toezichthouders, terwijl de boeteoplegging plaats vindt door de ambtenaar die op grond van artikel 10:5, eerste lid, is aangewezen. Voor de Arbeidsomstandighedenwet 1998 geldt een zelfde benadering maar dan op grond van respectievelijk de artikelen 24, eerste lid, en 34, eerste lid. Voor de Wet arbeid vreemdelingen zijn in dat kader de artikelen 14, eerste lid en 19a, eerste lid, van belang.

Deze scheiding tussen toezicht en boeteoplegging is bedoeld om de onafhankelijke positie van de boeteoplegger ten opzichte van de toezichthouder(s) te benadrukken).

De aanwijzing van de boeteoplegger in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 heeft tot nu toe plaatsgevonden via artikel 1.3 Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving. Door die aanwijzing in deze regeling op te nemen wordt geen recht gedaan aan de hiervoor al aangegeven scheiding tussen toezicht en boeteoplegging. Bovendien wekt het aanwijzen van de boeteoplegger in een aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren verwarring; de boeteoplegger is namelijk geen toezichthoudende ambtenaar.

Om de strikte scheiding tussen toezicht en boeteoplegging gestalte te geven is gekozen voor een afzonderlijke aanwijzingsregeling van de boeteoplegger.

Rest nog te vermelden dat de in dit besluit aangewezen boeteoplegger ook de boeteoplegger is in het kader van de in de Warenwet geïncorporeerde productveiligheidsvoorschriften uit de Wet op de gevaarlijke werktuigen. Als gevolg van de in de Warenwet opgenomen regeling van de bestuurlijke boete wordt de bedoelde boeteoplegger niet aangewezen, maar is er sprake van mandaatverlening (zie art. 22 OMV-besluit Arbeidsinspectie 2004).

Artikelsgewijs

Artikel 1:1

Als boeteoplegger voor zowel de Arbeidsomstandighedenwet 1998, de Arbeidstijdenwet als de Wet arbeid vreemdelingen wordt aangewezen het hoofd van de afdeling Bestuurlijke Boete van de directie Inspectieondersteuning van de Arbeidsinspectie.

Artikel 2:1

In verband met hetgeen in het algemeen deel al is geschreven over het aanbrengen van een strikte scheiding tussen toezicht en boetoplegging in relatie tot de genoemde aanwijzingsregeling van de toezichthouders, is in artikel 2:1 de bewuste aanwijzing van de boeteoplegger in de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving komen te vervallen.

Artikelen 2:2 en 2:3

De nadrukkelijke betrokkenheid van de directeur Inspectieondersteuning van de Arbeidsinspectie bij het toezicht maakt het noodzakelijk in verband met de scheiding tussen toezicht en boeteoplegging om artikel 8 Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Arbeidsinspectie 2004 aan te passen. Om die reden kan ook het besluit waarbij de doormandatering van de desbetreffende bevoegdheden van de directeur Inspectieondersteuning aan het hoofd van de afdeling Bestuurlijke Boete van de Arbeidsinspectie (het zogenoemde boetekantoor) vervallen

Artikel 2:4

De Aanwijzingsregeling boeteoplegger SZW-wetgeving bevat een klein aantal onvolkomenheden. Om die reden is besloten deze regeling in te trekken en een geheel nieuwe aanwijzingsregeling vast te stellen.

Artikel 3:1

De aanwijzing van de boeteoplegger voor de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en de Arbeidstijdenwet was al gerealiseerd met ingang van 1 oktober 2004. Om die reden is in het eerste lid van artikel 3:1 de inwerkingtreding gesteld op de tweede dag na plaatsing in de Staatscourant.

De inwerkingtreding van de aanwijzing van de boeteoplegger in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Wet bestuurlijke boete arbeid vreemdelingen. Deze treedt met ingang van 1 januari 2005 in werking.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

  • 1

    Stcrt. 2000, 203; laatstelijk gewijzigd: Stcrt. 2004, 38.

  • 2

    Stcrt. 2004, 23; laatstelijk gewijzigd: Stcrt. 2004, 203.

  • 3

    Stcrt. 2004, 97; laatstelijk gewijzigd: Stcrt. 2004, 124.

  • 4

    Stcrt. 2004, 180.

Naar boven