Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 14 december 2004, Directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen, nr. ABG/GA/2004/85773, tot vaststelling van regels betreffende de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening alsmede de bepalingen betreffende de indicatie en herindicatie in het kader van genoemde wet in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 14, tweede lid, van de Wet sociale werkvoorziening, alsmede de artikelen 3, derde lid, 13, 15, eerste lid, onderdelen h, n en o, tweede lid, 17, eerste lid, 20, eerste lid, 23, eerste lid, en 26, tweede lid, van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken, alsmede artikel 49, negende lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Indicatie en herindicatie

Artikel 1

Begripsbepalingen

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet sociale werkvoorziening;

b. het besluit: het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken;

c. de minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2. In deze regeling wordt onder de gemeente tevens verstaan de gemeente die:

a. personen op de wachtlijst, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit heeft staan waarvoor door het Rijk over het lopende subsidiejaar geen subsidie in het kader van de wet is verleend;

b. één of meer dienstbetrekkingen is aangegaan dan wel één of meer begeleid werken plaatsen tot stand heeft doen komen met personen die behoren tot de doelgroep van de wet, maar voor wie door het Rijk over het lopende subsidiejaar geen subsidie in het kader van de wet is verleend.

Artikel 2

Inschakeling deskundigen bij het onderzoek

1. Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het besluit wordt zo nodig een arbeidsdeskundige, een arts of een psycholoog betrokken.

2. Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het besluit vindt multidisciplinair overleg plaats met een team van deskundigen bestaande uit een arbeidsdeskundige, een arts en een psycholoog, indien:

a. als gevolg van tegenstrijdige informatie van afzonderlijke deskundigen onduidelijkheid bestaat of de aanvrager al dan niet tot de doelgroep behoort, of

b. anderszins bij de Centrale organisatie werk en inkomen gerede twijfel bestaat of de aanvrager al dan niet tot de doelgroep behoort.

Artikel 3

Opleidings- en ervaringsniveau deskundigen

1. Een arbeidsdeskundige als bedoeld in artikel 2 is in het bezit van een getuigschrift arbeidsdeskundige van een op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek erkende instelling en beschikt over kennis en ervaring in de proces- en arbeidsanalyse.

2. Een arts als bedoeld in artikel 2 is ingeschreven in het register van Sociaal Geneeskundigen, tak arbeids- en bedrijfsgeneeskunde, dan wel tak verzekeringsgeneeskunde of het register sociale geneeskunde, hoofdstroom arbeid en gezondheid, van de Sociaal-Geneeskundige Registratiecommissie van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst.

3. Een psycholoog als bedoeld in artikel 2 lid staat ingeschreven als Psycholoog NIP in het register van het Nederlands Instituut van Psychologen, dan wel als gezondheidszorgpsycholoog in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, en beschikt over kennis en ervaring op het gebied van psychodiagnostiek.

Artikel 4

Onverenigbare functies

Een deskundige als bedoeld in artikel 2 kan niet tevens zijn:

a. werknemer in dienst van een gemeente of lid van een college van burgemeester en wethouders of van een gemeenteraad werkzaam in hetzelfde werkgebied dat door de Centrale organisatie werk en inkomen is aangewezen voor de uitvoering van haar taak op grond van artikel 21a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

b. werknemer in dienst van of bestuurslid werkend ten behoeve van een door een gemeente voor de uitvoering van de wet aangewezen rechtspersoon;

c. werknemer in dienst van of bestuurslid werkend ten behoeve van een door een gemeente ingeschakelde begeleidingsorganisatie, bedoeld in artikel 11, tweede lid, van het besluit;

d. werknemer in dienst van een interne of externe arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998, die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 14, derde lid, laatste volzin, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 in de sociale werkvoorziening van de gemeente;

e. werknemer in dienst van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, werkzaam in hetzelfde werkgebied dat door de Centrale organisatie werk en inkomen is aangewezen voor de uitvoering van haar taak op grond van artikel 21a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, of lid van de Raad van bestuur of de Raad van advies van genoemd instituut.

Hoofdstuk 2

Begeleid werken

Artikel 5

Voorrangsruimte begeleid werken

Voor het jaar 2005 wordt het deel van de door het college van burgemeester en wethouders op te vullen ruimte, bedoeld in artikel 10 van het besluit, vastgesteld op 25% van de plaatsingen, waarbij ook personen die vanuit een dienstbetrekking begeleid werken aangaan worden meegerekend.

Artikel 6

Begeleidingsorganisatie

Het college van burgemeester en wethouders ziet erop toe dat een begeleidingsorganisatie:

a. haar taken vervult met inachtneming van de stand van de wetenschap en die van de arbeids- en organisatiekunde;

b. beschikt over voldoende opgeleide deskundigen die de arbeidsinpassing met inbegrip van de begeleiding op de werkplek verzorgen;

c. de dienstverlening volgens een individueel begeleidingsplan uitvoert;

d. regelmatig aan de gemeente rapporteert over de inspanningen die zij heeft verricht om een begeleid werkenplaats te realiseren.

Hoofdstuk 3

Financieel verdeelmodel

Artikel 7

Factoren voor het jaar 2005

1. De factor, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder h, van het besluit bedraagt voor het jaar 2005: 1,0087.

2. Het deel, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder n, van het besluit bedraagt voor het jaar 2005: 70%.

3. De factor, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder o, van het besluit bedraagt voor het jaar 2005: 1.

4. De factor, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van het besluit bedraagt voor een arbeidsplaats van een werknemer die is ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie matig 1 en voor de werknemer die is ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie ernstig 1,25.

5. De factor, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het besluit bedraagt voor het jaar 2005: 1.

Artikel 8

Beschikbare begrotingsmiddelen voor het jaar 2005

Van de beschikbare begrotingsmiddelen voor het jaar 2005 worden voor de toepassing van artikel 17, eerste lid, van het besluit de volgende middelen buiten beschouwing gelaten:

a. € 2,8 miljoen ten behoeve van Stichting Beheer Collectieve Middelen sociale werkvoorziening;

b. € 2 miljoen ten behoeve van modernisering Wet sociale werkvoorziening.

Hoofdstuk 4

Informatievoorziening

Artikel 9

Structurele informatievoorziening

1. Het college van burgemeester en wethouders waaraan over een subsidiejaar de subsidie is verleend draagt er zorg voor dat de minister uiterlijk op 1 juli van het daaropvolgende subsidiejaar het in bijlage 1 bij deze regeling opgenomen verslag, bedoeld in artikel 13, vierde lid, van de wet heeft ontvangen. De bij het verslag te voegen verklaring, bedoeld in artikel 13, vierde lid, van de wet is ingericht volgens het model dat als bijlage 2 bij deze regeling is opgenomen. De verklaring is gebaseerd op een onderzoek dat is uitgevoerd overeenkomstig het in bijlage 3 bij deze regeling beschreven controle- en rapportageprotocol.

2. Het college van burgemeester en wethouders waaraan over een subsidiejaar de subsidie is verleend draagt er zorg voor dat de minister uiterlijk op 1 maart van het daaropvolgende subsidiejaar de volgens het model van bijlage 4 bij deze regeling opgenomen ‘Voorlopige volume en financiële informatie’ heeft ontvangen.

3. Bij de indiening van de in dit artikel genoemde bijlagen 1, 2 en 4 maakt het college van burgemeester en wethouders gebruik van de daarvoor door de minister verstrekte formulieren, die zijn ingericht overeenkomstig de in die leden bedoelde modellen en die zijn voorzien van een voor iedere gemeente uniek kenmerk.

Artikel 10

Aanvullende informatievoorziening

Het college van burgemeester en wethouders waaraan over een subsidiejaar de subsidie is verleend draagt er zorg voor dat de minister desgevraagd aanvullende informatie of gegevens die verband houden met de uitvoering van de wet binnen een daartoe door hem vastgestelde termijn en op een door hem aangegeven wijze heeft ontvangen.

Artikel 11

Verstrekken van gegevens of informatie aan derden

Op verzoek van de minister verstrekt het college van burgemeester en wethouders waaraan over een subsidiejaar de subsidie is verleend gegevens of informatie, bedoeld in de artikelen 9 en 10, aan personen of instanties die in zijn opdracht informatie vragen of de gegevens bewerken.

Artikel 12

Statistische basisgegevens gemeente

1. Het college van burgemeester en wethouders waaraan over een subsidiejaar de subsidie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet, is verleend, registreert over elke halfjaarsperiode ten behoeve van de uitvoering van artikel 14, eerste lid, van de wet de in bijlage 5 bij deze regeling vastgestelde gegevens ten aanzien van personen die in de betreffende halfjaarsperiode:

a. zijn toegelaten tot de doelgroep van de wet;

b. op de wachtlijst staan;

c. een dienstbetrekking hebben, of

d. begeleid werken.

2. De in het eerste lid bedoelde persoonsgegevens worden telkenmale binnen zes weken na afloop van de desbetreffende halfjaarsperiode door de gemeente rechtstreeks verstrekt aan een daartoe door de minister aangewezen bewerker. Als bewerker is aangewezen Research voor Beleid.

3. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt de in het eerste lid bedoelde persoonsgegevens op een door de bewerker, bedoeld in het tweede lid, te bepalen wijze.

Artikel 13

De bewerker

1. De bewerker, bedoeld in artikel 12, tweede lid, verwerkt de persoonsgegevens op een door de minister te bepalen wijze.

2. De persoonsgegevens worden slechts in opdracht van de minister aan derden verstrekt ten behoeve van onderzoek waarvoor de persoonsgegevens noodzakelijk zijn.

Hoofdstuk 5

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 14

Wijziging Regeling SUWI

De Regeling SUWI1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 5.14 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. De CWI verstrekt aan de in artikel 12, tweede lid, van de Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken daartoe door de minister aangewezen bewerker de in bijlage III, onderdeel Wet sociale werkvoorziening, genoemde persoonsgegevens. De persoonsgegevens worden door de CWI telkenmale binnen zes weken na afloop van een halfjaarsperiode aan de bewerker verstrekt op een door die bewerker te bepalen wijze. Artikel 13 van de Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken is van toepassing.

B

Bijlage III van de Regeling SUWI wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage III.

Artikel 15

Intrekking regelingen

1. De Regeling indicatie sociale werkvoorziening, de Regeling arbeidsinpassing en begeleiding sociale werkvoorziening, de Regeling financiering en verantwoording Wet sociale werkvoorziening en de Regeling statistiek Wet sociale werkvoorziening worden ingetrokken.

2. De in het eerste lid genoemde regelingen, zoals deze luidden op 31 december 2004, blijven van toepassing op de verantwoording over perioden die gelegen zijn vóór 1 januari 2005.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Artikel 17

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De bij deze regeling behorende bijlagen met uitzondering van de in artikel 9 genoemde bijlagen 1, 2, 3 en 4 worden met ingang van 1 januari 2005 ter inzage gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te Den Haag. De in artikel 9 genoemde bijlagen 1, 2, 3 en 4 worden met ingang van 1 april 2005 ter inzage gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te Den Haag.

Den Haag, 14 december 2004.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

Bij inwerkingtreding – met ingang van 1 januari 2005 – van de Wet van 30 juni 2004 (Stb. 325) houdende wijziging van de Wet sociale werkvoorziening en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen met name in verband met de overgang van de indicatiestelling voor de sociale werkvoorziening van de gemeenten naar de Centrale organisatie werk en inkomen en verruiming van de mogelijkheden tot begeleid werken in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, alsmede een aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht en de Beroepswet terzake en van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken (Stb. 2004, 491) is het noodzakelijk ook de ministeriële regelingen ter uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening aan te passen. Enerzijds is dit noodzakelijk vanwege de veranderde rolverdeling tussen CWI en de gemeenten bij de indicatiestelling en de daarmee samenhangende veranderde bestuurlijke verhoudingen, anderzijds is ook expliciet gekeken naar mogelijkheden van vereenvoudiging en deregulering van regelgeving, conform het Actieplan vereenvoudiging SZW-regelgeving (Kamerstukken II 2002/2003, 28 600 XV, nr. 24).

2. Vereenvoudiging regelgeving

Met de onderhavige Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken worden de vier thans op de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) gebaseerde ministeriële regelingen, te weten de Regeling indicatie sociale werkvoorziening, de Regeling arbeidsinpassing en begeleiding sociale werkvoorziening, de Regeling financiering en verantwoording Wet sociale werkvoorziening en de Regeling statistiek Wet sociale werkvoorziening vervangen door één nieuwe ministeriële regeling. Hiermee ontstaat ook voor de Wsw het reeds voor veel SZW-wetten geldende principe van: één wet, één algemene maatregel van bestuur en één ministeriële regeling.

Ten gevolge van de samenvoeging van de vier bestaande regelingen in een nieuwe regeling kon het aantal artikelen worden gereduceerd. Inhoudelijk zijn door de veranderde rolverdeling tussen CWI en gemeenten onder andere geen bepalingen meer opgenomen die betrekking hadden op de geldigheidsduur van de indicatie en herindicatie (dit wordt in het vervolg door CWI zelf bepaald) en die betrekking hadden op de gemeentelijke commissie. Ook specifieke regels over het kwaliteitszorgsysteem zijn niet langer opgenomen. Ook heeft een vereenvoudiging plaatsgevonden inzake het treffen van maatregelen in het kader van het vaststellen van de subsidie (maatregelenbeleid). Het algemene uitgangspunt is dat het bedrag van de maatregel wordt vastgesteld op het bedrag dat in strijd met het bij of krachtens de wet gestelde aan subsidie is besteed. Als het bedrag niet kan worden vastgesteld is in het besluit opgenomen dat het bedrag van de maatregel wordt vastgesteld op een percentage van het totaalbedrag dat aan subsidie voor het betreffende jaar is verleend; de zogenaamde forfaitaire maatregelen. Vooralsnog zijn dergelijke mogelijke maatregelen in de onderhavige regeling niet opgenomen, omdat gebleken is dat alle onderwerpen waarvoor maatregelen zullen worden getroffen op dit moment herleidbaar zijn op concrete bedragen.

Vanwege de leesbaarheid van de toelichting op deze integrale nieuwe ministeriële regeling is er voor gekozen de nog relevante delen uit de oorspronkelijke toelichtingen op de afzonderlijke ministeriële regelingen te herhalen en niet te verwijzen naar die toelichtingen.

3. Opbouw van de regeling

Hoofdstuk 1 behandelt met name de indicatie en herindicatie. Deze regels waren voorheen opgenomen in de Regeling indicatie sociale werkvoorziening. In hoofdstuk 1 zijn thans regels opgenomen ten aanzien van de inschakeling van deskundigen door CWI, de situaties waarin door CWI voorzien dient te worden in multidisciplinair overleg, de kwalificatie van de deskundigen en de onverenigbaarheid van functies met de betrokkenheid als deskundige bij het onderzoek van CWI.

Hoofdstuk 2 behandelt het begeleid werken. In dit hoofdstuk is onder andere – in afgeslankte vorm – een bepaling opgenomen betreffende de begeleidingsorganisatie. Deze bepaling was voorheen opgenomen in het Besluit arbeidsinpassing en begeleiding sociale werkvoorziening.

Hoofdstuk 3 bevat de regels over het financieel verdeelmodel. De regels waren voorheen opgenomen in de Regeling financiering en verantwoording Wet sociale werkvoorziening. De ook in die regeling opgenomen regels betreffende de informatievoorziening zijn in de onderhavige regeling opgenomen in hoofdstuk 4.

Hoofdstuk 4 gaat over de informatievoorziening. Hier zijn regels samengevoegd uit de Regeling financiering en verantwoording Wet sociale werkvoorziening en de Regeling statistiek Wet sociale werkvoorziening.

In hoofdstuk 5 zijn slotbepalingen opgenomen. In dit hoofdstuk is ook een wijziging van bijlagen bij de Regeling SUWI opgenomen om de informatievoorziening van CWI naar de minister inhoudelijk vorm te geven.

4. Indicatie en herindicatie

De regels betreffende de inschakeling van deskundigen zijn vormgegeven conform hetgeen daaromtrent is opgenomen in de nota van toelichting op het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken, zoals dit besluit in een algemeen overleg d.d. 2 juni 2004 met de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid is besproken (Kamerstukken II 2003–2004, 29 225, nr. 17 Herdruk).

5. Begeleid werken

In artikel 10 van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken is aangegeven dat bij ministeriële regeling jaarlijks wordt bepaald welk deel van de op te vullen vacatureruimte het college van burgemeester en wethouders tenminste gebruikt voor het aangaan van begeleid werken plaatsen, voorzover hiervoor betrokkenen beschikbaar zijn. Met vacatureruimte wordt bedoeld de ruimte die het college van burgemeester en wethouders in het betreffende uitvoeringsjaar heeft voor het aangaan van nieuwe dienstbetrekkingen of begeleid werken plaatsen. Voor het jaar 2005 is het percentage reeds gesteld op 25. Dit percentage is uit de Regeling arbeidsinpassing en begeleiding sociale werkvoorziening overgenomen.

Bij het realiseren en vervullen van een begeleid werken plaats moet de gemeente zorg dragen voor de arbeidsinpassing met inbegrip van de begeleiding van de geïndiceerde op zijn werkplek. Hierbij moet de gemeente een begeleidingsorganisatie inschakelen. In artikel 13 van het besluit is bepaald dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden opgenomen omtrent de begeleidingsorganisatie, het functioneren en de deskundigen die de arbeidsinpassing en begeleiding bij de begeleidingsorganisatie verzorgen. In artikel 6 van de regeling is hieraan invulling gegeven.

6. Financieel verdeelmodel

De begrotingsmiddelen voor de wet worden vrijwel geheel ‘decentraal’ toegekend aan gemeenten in de vorm van subsidies voor de uitvoering van de wet. Het resterende deel wordt ‘centraal’ ingezet, bijvoorbeeld in de vorm van arbeidsvoorwaardenmiddelen die op hun verzoek aan de vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers ter beschikking worden gesteld. De middelen die aan de gemeenten worden toegekend worden verdeeld in het financieel verdeelmodel, dat in het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken is vormgegeven, op grond van de verdeling van het landelijke totaal aantal te realiseren arbeidsplaatsen in de vorm van standaardeenheden.

In de artikelen 15 en 17 van het besluit is bepaald dat bij ministeriële regeling allereerst wordt bepaald welke begrotingsmiddelen voor een jaar niet beschikbaar zijn voor de decentrale toekenning aan gemeenten. Vervolgens wordt bepaald welke waarden een aantal factoren in het financieel verdeelmodel krijgt bij de verdeling en toekenning van de subsidie en taakstelling in standaardeenheden. Deze factoren bepalen in welke mate en in welke fase van de verdeling het totale aantal te verdelen standaardeenheden voor een jaar wordt aangepast ten opzichte van het aantal dat is toegekend bij een voorgaande subsidieverdeling, op welke wijze en in welke mate de middelen voor een jaar herverdeeld worden ten opzichte van een eerdere verdeling, en hoeveel extra subsidie de gemeente in kan zetten voor een werknemer die is ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie ernstig.

De arbeidshandicapcategorie licht is in het besluit niet meer opgenomen en daarmee blijvend gelijkgesteld aan de categorie matig. Dat betekent dat vanaf de invoering van het besluit (1 januari 2005) personen bij de indicatie niet langer worden ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie licht, en dat gemeenten voor personen die tot de invoering in licht zijn ingedeeld blijvend evenveel subsidie in kunnen zetten als voor personen ingedeeld in matig.

7. Informatievoorziening

Als gevolg van de overdracht van de indicatiestelling van de gemeenten naar CWI moet de informatieverstrekking door gemeenten en CWI aan het Rijk worden aangepast. Dit betreft dan vooral de statistische informatie. Met de overdracht van de indicatiestelling hoeven gemeenten geen statistische informatie meer te verstrekken over de indicatiestelling van personen die niet zijn toegelaten tot de doelgroep.

Naast statistische informatie verstrekken de gemeenten ook andere informatie aan het Rijk. Deze informatie heeft betrekking op de uitvoering van de wet en de verantwoording daarover (verslag over de uitvoering, accountantsverklaring en voorlopige financiële en volume informatie).

Voorts moet worden geregeld welke informatie CWI aan het Rijk verstrekt over de uitvoering van de indicatiestelling. Hierin wordt voorzien door aanpassing van de bijlagen horende bij de Regeling SUWI.

Wsw-statistiek

De ten behoeve van de Wsw-statistiek te verstrekken statistische basisgegevens sluiten qua personen volledig aan op de financiële en beleidsmatige verantwoordingsstukken die de gemeenten verstrekken. De personen op de wachtlijst, met een dienstbetrekking of met een begeleid werken plaats die de gemeente betrekt bij de voorlopige financiële en volume-informatie, jaarstatistiek en verslag over de uitvoering, zijn ook de personen over wie de gemeente de statistische basisgegevens verstrekt. In grote lijnen zijn dat:

a. alle personen waarover CWI in een periode een besluit omtrent toelating tot de doelgroep van de Wsw heeft genomen;

b. alle personen die op de eigen wachtlijst staan en die ingezetene van de gemeente zijn;

c. alle personen die vanaf 1 januari 1998 tot het werknemersbestand zijn toegelaten (dienstbetrekkingen en begeleid werken) en die op het moment van plaatsing in het werknemersbestand ingezetene van de gemeente zijn;

d. alle personen die reeds vóór 1 januari 1998 tot het werknemersbestand behoorden en van wie, ongeacht of zij ingezetene zijn of niet, de dienstbetrekking met de gemeente is voortgezet.

De gemeenten en CWI stellen de statistische gegevens op persoonsniveau in formele zin ter beschikking van de minister. De feitelijke gegevensverzameling en ‑bewerking wordt door de minister in handen gelegd van een extern bureau dat deze werkzaamheden in zijn opdracht uitvoert. In de regeling is opgenomen wie door de minister als bewerker is aangewezen.

De verzameling, bewerking en bewaring van de gegevens vindt plaats onder de volledige verantwoordelijkheid van de minister. De positie van deze externe bewerker is hiermee niet wezenlijk anders dan die van bijvoorbeeld een administratiekantoor ten opzichte van het bedrijf waarvoor deze de personeelsadministratie verzorgt.

De persoonsgegevens worden slechts aan derden verstrekt in opdracht van de minister. Deze zal dit alleen doen als gegevensverstrekking noodzakelijk is ten behoeve van nader statistisch of wetenschappelijk onderzoek. Waar dat gepast is, zullen zo nodig aanvullende voorwaarden worden gesteld om te waarborgen dat van de gegevens geen ongewenst gebruik wordt gemaakt. De minister zal de VNG en CWI op de hoogte stellen van nader statistisch of wetenschappelijk onderzoek waarbij gegevensverstrekking aan derden aan de orde is. Gelet op de aard van dergelijke onderzoeken zullen gegevens over herkenbare individuele personen niet aan derden ter beschikking worden gesteld en evenmin aan gemeenten of andere organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van de Wsw. Overigens zijn partijen die, in welke vorm dan ook, de beschikking krijgen over gegevens die op grond van deze regeling zijn verstrekt, zonder meer onderworpen aan de algemene wettelijke bepalingen over de bescherming van persoonsgegevens. De gegevens zullen zonder nadere voorwaarden wel ter beschikking staan van de VNG. Als vertegenwoordiger van de gemeenten en in het bijzonder in haar positie als CAO-partij dient zij toegang te hebben tot de gegevens. Daarnaast ontvangt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op grond van diens instellingswet de benodigde gegevens.

In de te verstrekken gegevens is het sociaal-fiscaal nummer opgenomen om de gegevens over de Wsw die over verschillende perioden zijn verkregen, met elkaar in verband te kunnen brengen. Op grond van de Wsw is de gemeente bevoegd het sociaal-fiscaal nummer in de administratie op te nemen. Dat geldt ook voor CWI. Omdat de onderhavige regeling onderdeel uitmaakt van de wetgeving, is de verstrekking daarvan ten behoeve van de statistiek een vereiste voor de uitvoering van de wet.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

De gemeente dient, ook als deze geen subsidie ontvangt, opgave te doen van eventuele personen die op de wachtlijst staan dan wel een dienstbetrekking of een begeleid werken plaats hebben. Over deze personen dient de gemeente ook de statistische gegevens te verstrekken.

Artikel 2. Inschakeling deskundigen bij het onderzoek

In het kader van de aanvraag tot indicatie (en herindicatie) verricht CWI het in artikel 3 van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken bedoelde onderzoek. Dit onderzoek wordt op adequate wijze verricht door personen die over voldoende deskundigheid beschikken. Dit is in artikel 3, tweede lid, van het genoemde besluit vastgelegd. Zo nodig schakelt CWI bij het onderzoek een arbeidsdeskundige, een arts of een psycholoog in. Het is aan CWI om dit te bepalen. CWI zal de indicatieprocedure verder in beleidsregels vastleggen.

In twee situaties is CWI gehouden vorm te geven aan een multidisciplinair overleg waar zowel een arbeidsdeskundige, een arts als een psycholoog aan deelnemen.

Dit is ten eerste het geval indien niet duidelijk is of de aanvrager al dan niet tot de doelgroep behoort, omdat CWI tegenstrijdige informatie heeft ontvangen van afzonderlijke deskundigen. In deze situatie wordt CWI voor het dilemma geplaatst welk(e) advies(zen) te volgen. In zo’n situatie is het zinvol dat CWI de adviezen ter nadere beoordeling voorlegt in het multidisciplinaire overleg waar de verschillende disciplines zijn vertegenwoordigd.

CWI dient daarnaast vorm te geven aan multidisciplinair overleg indien CWI ondanks de uitgebrachte adviezen gerede twijfel heeft of de aanvrager al dan niet tot de doelgroep behoort.

Artikel 3. Opleidings- en ervaringsniveau deskundigen

Als bij het onderzoek, bedoeld in artikel 2, door CWI een arbeidsdeskundige, een arts of een psycholoog wordt ingeschakeld, al of niet in multidisciplinair verband, voldoen dergelijke deskundigen aan een bepaald opleidings- en ervaringsniveau. Deze eisen zijn in dit artikel opgenomen.

Het eerste lid heeft betrekking op de arbeidsdeskundige. Het tweede lid op de arts. Het derde lid heeft betrekking op de psycholoog. Bij het intrekken van de Wet op het hoger onderwijs, en van het Academisch statuut is de academische titel psycholoog komen te vervallen. Er is nu voor gekozen de deskundigheidskwalificaties van de psycholoog te verbinden aan de merkrechtelijke titel Psycholoog NIP, die verbonden is aan een registratie bij het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), de landelijke beroepsvereniging. Voor het verkrijgen van deze registratie is een doctoraal examen in de psychologie en enige beroepservaring vereist. Bovendien bindt deze registratie de psycholoog aan een beroepscode en een tuchtrechtelijk toezicht op het dienovereenkomstig beroepsmatig handelen.

Ook een psycholoog die als gezondheidspsycholoog is ingeschreven in het register op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) kan als deskundige deel uitmaken van het team van deskundigen. De gezondheidszorgpsycholoog is een breed inzetbare beroepsbeoefenaar die het basisberoep van klinisch psycholoog in de Wet BIG heeft vervangen.

Omdat beide registraties breed van karakter zijn, is tevens gerichte kennis en ervaring vereist op het gebied van psychodiagnostiek. De gezondheidspsycholoog is weliswaar voldoende psychodiagnostisch geschoold, maar als zodanig niet noodzakelijkerwijs ervaren in arbeidsgericht onderzoek.

Toelating van buitenlands gediplomeerden tot de Nederlandse arbeidsmarkt is geregeld in de Algemene wet erkenning EG-hogeronderwijsdiploma’s.

Artikel 4. Onverenigbare functies

Een aantal functies is onverenigbaar met de betrokkenheid als deskundige bij het onderzoek van CWI. Dit is gedaan om de onafhankelijkheid van de deskundigen te waarborgen. Met deze onverenigbare functies wordt mogelijke belangenverstrengeling voorkomen. Met name deskundigen die verbonden zijn met een gemeente en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (die in hetzelfde werkgebied werken als door CWI voor de indicatiestelling zal worden aangewezen), een sw-bedrijf of een begeleidingsorganisaties mogen niet als deskundige door CWI bij het onderzoek worden betrokken. Voor deskundigen van arbodiensten geldt dat ze niet tevens werkzaam mogen zijn ten behoeve van de sociale werkvoorziening in de gemeente.

In het geval dat de uitvoering van de wet is overgedragen aan een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen treedt dit orgaan in de plaats van de betrokken gemeentebesturen. Hieruit volgt dat ook een lid van dat openbaar lichaam niet als deskundige door CWI kan worden betrokken bij het onderzoek.

De opgenomen onverenigbare functies zijn nadrukkelijk niet bedoeld om de relatie met de praktijk te verliezen. Informatie en advies vanuit de praktijk zijn daarvoor te belangrijk. De deskundigen zullen bijvoorbeeld informatie over de mogelijkheden van arbeidsaanpassingen en de kosten daarvan, informatie over specifieke arbeidsomstandigheden in bedrijven en informatie over nieuw ingevoerde technieken tot zich moeten nemen. Daarbij mogen ze echter niet staan in een afhankelijke positie ten opzichte van degene van wie deze informatie wordt verkregen.

Artikel 5. Voorrangsruimte begeleid werken

Dit artikel is overgenomen uit de Regeling arbeidsinpassing en begeleiding sociale werkvoorziening zoals deze regeling ten behoeve van het jaar 2005 is gewijzigd met de Regeling van 27 september 2004 (Stcrt. 188).

Artikel 6. Begeleidingsorganisatie

Het succes van de toepassing van de methodiek van het begeleid werken is mede afhankelijk van de kwaliteit van de diensten die de begeleidingsorganisaties kunnen leveren. Om die reden is in artikel 6 een aantal kwaliteitscriteria geformuleerd waaraan begeleidingsorganisaties moeten (blijven) voldoen. Het is aan de gemeente erop toe te zien dat de begeleiding wordt verzorgd door organisaties die voldoen aan de in dit artikel opgenomen criteria. Blijkt in de praktijk dat de begeleiding niet of niet meer voldoet aan de gestelde criteria en dat de gemeente haar toezichthoudende taak verzaakt, dan staan voor belanghebbenden op grond van de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheden van bezwaar en beroep open.

In onderdeel a is bepaald dat de begeleidingsorganisatie haar taken vervult met inachtneming van de stand van de wetenschap en die van de arbeids- en organisatiekunde. Het gaat hierbij dus om organisaties die de ontwikkelingen op de door haar te bestrijken terreinen volgt en haar organisatie hieraan aanpast.

In onderdeel b is bepaald dat de begeleidingsorganisatie dient te beschikken over gekwalificeerde begeleiders. Zij moeten kennis hebben van de arbeidsmogelijkheden van personen met een (verstandelijke of psychische) handicap, beschikken over communicatieve en didactische vaardigheden en zij moeten zich kunnen verstaan met werkgevers.

Op grond van onderdeel c moet per deelnemer een individueel begeleidingsplan worden opgesteld en uitgevoerd. De persoon staat centraal en dat betekent dat niet alleen adequaat op zijn behoeften moet worden ingespeeld, maar ook dat rekening wordt gehouden met wat hij kan.

Voor de gemeente is het van belang op de hoogte zijn van wat de begeleidingsorganisatie doet voor de door haar bedongen gelden. Het is dan ook niet meer dan logisch dat de organisatie de gemeente als opdrachtgever regelmatig rapporteert over de inspanningen die zij heeft verricht om een begeleid werkenplaats te realiseren. Dat is geregeld in onderdeel d.

Artikelen 7 en 8. Factoren voor het jaar 2005 en Beschikbare begrotingsmiddelen voor het jaar 2005

De in artikelen 7 en 8 zijn overgenomen uit de Regeling financiering en verantwoording Wet sociale werkvoorziening zoals die regeling ten behoeve van het jaar 2005 met de Regeling van 27 september 2004 (Stcrt. 188) is gewijzigd.

Artikel 12. Statistische basisgegevens gemeente

De regeling richt zich tot de gemeenten die in het betreffende kalenderjaar subsidie ontvangen. Uitzondering hierop zijn de gemeenten die weliswaar personen op de wachtlijst heeft staan of werknemers heeft, maar daarvoor nog geen subsidie ontvangt. Ook deze gemeenten moeten voldoen aan de registratieplicht zoals opgenomen in het eerste lid van artikel 12. Dit wordt in artikel 1, tweede lid, geregeld.

In het tweede lid van artikel 12 is geregeld dat binnen zes weken na afloop van een halfjaarsperiode de gegevens moeten zijn verstrekt aan de door de minister aangewezen bewerker. De eerste feitelijke verstrekking op grond van deze regeling zal dus uiterlijk 15 augustus 2005 plaatsvinden en betrekking hebben op de personen die in de periode 1 januari tot en met 30 juni 2005 gedurende kortere of langere tijd tot de wachtlijst of het werknemersbestand behoorden of ten aanzien van wie CWI in deze periode een besluit omtrent toelating tot de doelgroep van de Wsw heeft genomen. Over de gegevens ten aanzien van de tweede halfjaarsperiode dient de bewerker uiterlijk 15 februari van het daarop volgende jaar te beschikken.

Het begrip ‘bewerker’ is overgenomen uit de algemene wetgeving omtrent de privacy-bescherming. Het gaat hierbij om een partij die ten behoeve van een verantwoordelijke feitelijk de gegevens verwerkt en daarbij geheel overeenkomstig de instructies van die verantwoordelijke handelt. De bewerker neemt zelf geen enkele beslissing over het gebruik van de gegevens, het verstrekken daarvan aan derden, de duur van de gegevensopslag en dergelijke.

Artikel 13. De bewerker

In dit artikel komt tot uitdrukking dat de bewerker (van de gegevens van gemeenten en CWI) onder volledige regie en verantwoordelijkheid staat van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In het algemene deel van deze toelichting is al ingegaan op de betekenis hiervan.

Artikel 14. Wijziging Regeling SUWI

In de Regeling SUWI is onder andere de informatieverstrekking van CWI aan de minister van SZW geregeld. Nu de indicatiestelling in het kader van de Wet sociale werkvoorziening van gemeenten naar CWI overgaat, moet de minister in het vervolg ook informatie over die taak van CWI verkrijgen. De inhoud van deze informatievoorziening is neergelegd in de bijlage III en IV van de Regeling SUWI. Bijlage III wordt met deze regeling aangepast (onderdeel B). Aan bijlage III is een onderdeel 5 ‘WSW-statistiek’ toegevoegd.

Bijlage IV zal begin 2005 worden aangepast. Aanpassing van bijlage IV loopt mee met de reguliere cyclus van jaarlijkse aanpassing van die bijlage.

Een deel van de informatievoorziening, opgenomen in bijlage III, onderdeel 5, betreft een onderdeel van de persoonsstatistiek Wet sociale werkvoorziening. De persoonsstatistiek Wet sociale werkvoorziening blijft grotendeels via de gemeenten lopen. Het onderdeel indicatiestelling van de persoonsstatistiek Wet sociale werkvoorziening gaat echter over naar CWI. De persoonsstatistiek Wet sociale werkvoorziening wordt door gemeenten rechtstreeks naar een door de minister aangewezen bewerker gezonden. Dit wordt in onderdeel A (het nieuwe zevende lid van artikel 5.14 van de Regeling SUWI) nu ook geregeld voor het door CWI te registreren onderdeel indicatiestelling van de persoonsstatistiek Wet sociale werkvoorziening. Door de bewerker worden de persoonsgegevens van gemeenten en CWI samengevoegd. Op deze wijze blijft de persoonsstatistiek Wet sociale werkvoorziening volledig in stand.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

  • 1

    Regeling van 21 december 2001 (Stcrt. 2002, nr. 2), laatstelijk gewijzigd bij de regeling van 9 juli 2004.

Naar boven