Reglement projectsubsidies Belvedere 2005 - 2008

6 december 2004

RPB 2005 01 01

Het bestuur van de stichting Stimuleringsfonds voor Architectuur,

Gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en de nota Belvedere;

In overeenstemming met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit:

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. het bestuur: het bestuur van de stichting Stimuleringsfonds voor Architectuur;

b. transformatieopgaven: herinrichtingopgaven betreffende landelijke en stedelijke gebieden die ontstaan door economische, demografische, functionele of maatschappelijke veranderingen;

c. project: een project als bedoeld in de onderdelen d en e;

d. lokaal project: project geïnitieerd op lokaal niveau, dat betrekking heeft op een geografisch gedefinieerde opgave, met als doel het versterken en benutten van cultuurhistorische aspecten bij het vervaardigen van ruimtelijke ontwikkelingsvisies, waarbij wordt aangesloten bij bestaand beleid;

e. kennisproject: project, dat betrekking heeft op een bovenlokaal onderwerp, thema dan wel opgave, met als doel het ontwikkelen en inzetbaar maken van cultuurhistorische kennis binnen actuele ruimtelijke inrichtingsvraagstukken;

f. Adviescommissie projectsubsidies Belvedere: de Adviescommissie projectsubsidies Belvedere, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de statuten van de stichting Stimuleringsfonds voor Architectuur.

Artikel 2

1. Een project komt voor een subsidie in aanmerking, indien naar het oordeel van het bestuur:

a. het project een geheel van werkzaamheden betreft ten behoeve van een incidentele, concreet omschreven activiteit die zich afspeelt binnen een periode van maximaal 24 maanden; en

b. in het project cultuurhistorische aspecten integraal en in een vroegtijdig stadium in plan- en ontwerpprocessen worden meegewogen en die aspecten richtinggevend zijn voor transformatieopgaven.

2. Een project draagt bij aan het in het eerste lid omschreven doel, indien:

a. het project is gericht op een integrale benadering van dan wel sprake is van een integrale visie op de cultuurhistorie; en

b. sprake is van een brede betrokkenheid en inzet van relevante bestuurlijke, opdrachtgevende, onderzoekende en ontwerpende partijen.

3. Als het een lokaal project betreft is tevens van belang dat er op innovatieve wijze cultuurhistorische aspecten in stedenbouwkundige en landschappelijke ontwerpen bij betrokken zijn, zodanig dat dit invloed heeft op de uitvoering van transformatieopgaven.

4. Als het een kennisproject betreft is tevens van belang dat de kennisontwikkeling en kennisoverdracht een experimenteel of innovatief karakter heeft en inzetbaar is binnen de uitvoeringspraktijk van de herinrichting van gebieden.

Artikel 3

1. Het subsidieplafond bedraagt jaarlijks voor:

a. lokale projecten: € 700.000,-;

b. kennisprojecten: € 585.000,-.

2. Indien een subsidieplafond, genoemd in het eerste lid, niet wordt bereikt, kan het bestuur het resterende bedrag toevoegen aan het andere subsidieplafond.

3. Het tweede lid blijft buiten toepassing terzake van de subsidieverlening die plaatsvindt bij de eerste en tweede gelegenheid in een kalenderjaar.

Artikel 4

De aanvrager van een subsidie dient een rechtspersoon te zijn, gevestigd in Nederland.

Artikel 5

Geen subsidie wordt verleend:

a. voor bouwkosten, het verwerven van eigendommen, exploitatiekosten of het maken van plannen voor en de uitvoering van restauraties en verbouwingen;

b. voor studies naar de haalbaarheid van een project.

c. voorzover het aan de subsidieaanvrager te verlenen subsidiebedrag van subsidies die hem uit anderen hoofde worden verleend, voor een periode van drie jaar hoger is dan € 100.000,- en hij met winstoogmerk aan het economisch verkeer deelneemt.

Artikel 6

1. Een projectsubsidie bestaat uit maximaal 75% van het totale begrote bedrag volgens het bij de subsidieverlening goedgekeurde projectplan.

2. Het ingevolge het eerste lid berekende maximale subsidiebedrag wordt verminderd met subsidiebedragen, voorzover deze uit andere hoofde van rijkswege worden verleend ten behoeve van het desbetreffende project.

Artikel 7

1. Het bestuur biedt vier keer per kalenderjaar de gelegenheid om subsidieaanvragen in te dienen.

2. Het bestuur stelt bij de aanvang van ieder kalenderjaar de vier tijdstippen vast tot welke subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Het bestuur geeft hiervan kennis in de Staatscourant, een dag- of nieuwsblad, of op een andere geschikte wijze en vermeldt daarbij in ieder geval de inzendtermijn.

3. Subsidie wordt minstens tien weken voor de aanvang van het project aangevraagd.

4. Subsidie kan alleen aangevraagd worden met het aanvraagformulier voor projectsubsidies Belvedere van het Stimuleringsfonds voor Architectuur.

Artikel 8

1. Het bestuur neemt op ingediende subsidieaanvragen eerst een besluit, nadat de Adviescommissie projectsubsidies Belvedere over die aanvragen advies heeft uitgebracht.

2. Indien een subsidieplafond, als genoemd in artikel 3, zou worden overschreden door verstrekking van subsidie voor alle, naar het oordeel van de Adviescommissie projectsubsidies Belvedere daarvoor in aanmerking komende aanvragen, adviseert deze commissie op basis van de criteria van artikel 2 in welke volgorde die aanvragen voor toekenning in aanmerking komen.

Artikel 9

De artikelen 3, 4, tweede en derde lid, 11, tweede tot en met vijfde lid, 12, 14, 19, 20, 22, 23, vijfde lid, 24, 25, 27 tot en met 29, 31, 32 tot en met 34, 35, eerste lid, 36, 37 en 48 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

De rapportage omtrent de naleving van de subsidiebepalingen, bedoeld in artikel 36 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, geschiedt overeenkomstig het als bijlage I bij dit reglement gevoegde Controleprotocol Projectsubsidies en met gebruikmaking van de in bijlage II bij dit reglement opgenomen modelaccountantsverklaring.

Artikel 11

Dit reglement treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 12

Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement projectsubsidies Belvedere 2005 - 2008.

Dit reglement zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De stichting Stimuleringsfonds voor Architectuur,
Voor deze,
A.K. Bhalotra, voorzitter.
N.A. de Vries, secretaris.

Bijlage I. Controleprotocol Projectsubsidies Belvedere (incidentele verantwoording)

Bij de controle op de naleving van de subsidiebepalingen wordt aan de hieronder genoemde, van overeenkomstige toepassing verklaarde, artikelen van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (het Besluit) de daarbij aangegeven aandacht besteed aan:

Onderwerp: 19, 20, 22, 24 lid 1 en 34

Soort aandacht: normale aandacht

Onderwerp: 25 lid 1

Soort aandacht: procedurele aandacht

Onderwerp: 23 lid 5, 28 en 29

Soort aandacht: speciale aandacht

Toelichting

Onder normale aandacht wordt verstaan controle met de diepgang van een jaarrekeningcontrole zoals omschreven in Richtlijn 200 en verder van de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (Koninklijk NIVRA, Amsterdam, 1996).

Onder procedurele aandacht wordt verstaan controle op het bestaan en de werking van procedures, die in het leven zijn geroepen om aan bepaalde voorschriften te voldoen overeenkomstig paragraaf 2 van Richtlijn 400 van de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (Koninklijk NIVRA, Amsterdam, 1996). Zoals gebruikelijk is bij de accountantscontrole op de departementale rekeningen, wordt het accountantscontrolerisico gesteld op 5%.

Onder speciale aandacht wordt verstaan controle waarbij nadrukkelijk wordt bezien of de desbetreffende voorschriften zijn nageleefd. Deze controle wordt uitgevoerd met dezelfde diepgang als gebruikelijk is bij de accountantscontrole op de departementale rekeningen. Dat betekent dat een goedkeuringstolerantie van 1% bij een accountantscontrolerisico van 5% gehanteerd wordt.

Met betrekking tot de aandacht die door de accountant artikel 19 van het Besluit moet worden gegeven, wordt het volgende opgemerkt. Het is geenszins de bedoeling dat door de accountant op grond van dit artikel een doelmatigheidsonderzoek wordt gedaan. Van de accountant wordt verwacht dat hij zich bij zijn oordeelsvorming laat leiden door de in het maatschappelijk verkeer algemeen aanvaarde uitgangspunten met betrekking tot het financieel beheer. Met andere woorden, een oordeel of de subsidieontvanger zich als `een goed huisvader' over de toegewezen gelden heeft ontfermd.

Aan de Wet op het specifiek cultuurbeleid, het Reglement projectsubsidies Belvedere en de niet genoemde artikelen van het Besluit behoeft bij de controle geen aandacht te worden besteed, met dien verstande dat kennisneming daarvan noodzakelijk is teneinde de controle op de hierboven genoemde artikelen goed te kunnen verrichten.

In de subsidiebeschikking kunnen aanvullende bepalingen zijn opgenomen. De accountant neemt van de subsidiebeschikking kennis en betrekt de naleving van de daarin eventueel opgenomen (nadere) subsidiebepalingen in zijn controle. Voor zover de subsidiebepalingen niet zijn nageleefd, maakt de accountant hiervan melding in zijn verklaring.

Bijlage II. Model Accountantsverklaring

Voor een incidentele verantwoording, af te geven door een accountant als bedoeld in het van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 36, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen.

ACCOUNTANTSVERKLARING

afgegeven ten behoeve van het bestuur van de stichting het Stimuleringsfonds voor Architectuur

Opdracht

Wij hebben de bijgevoegde subsidiedeclaratie van ... (naam subsidieontvanger) te ... (plaats) gecontroleerd. De subsidiedeclaratie is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van ... (naam subsidieontvanger). Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de subsidiedeclaratie te verstrekken.

Werkzaamheden

Onze controle is verricht overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten en met in acht neming van het controleprotocol, bedoeld in bijlage II bij het Reglement projectsubsidies Belvedere (het Reglement). Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen, dat de subsidiedeclaratie geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de subsidiedeclaratie. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Oordeel (indien goedkeurend)

Wij zijn van oordeel dat de subsidiedeclaratie voldoet aan de subsidiebepalingen van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (het Besluit) inzake de verantwoording, die in het Reglement van overeenkomstige toepassing zijn verklaard.

Tevens delen wij mede dat de bepalingen van het Besluit genoemd in de bijlage II bij het Reglement en de nader gestelde subsidiebepalingen in de brief van ..., kenmerk ..., d.d. ... zijn nageleefd.

Oordeel (indien niet goedkeurend)

Wij zijn van oordeel dat ...

Plaats en datum:

Handtekening:

Naam accountant:

Naam accountantskantoor:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Telefoon:

Toelichting

Algemeen

In 1999 is de nota Belvedere, een gezamenlijke nota van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, voorgelegd aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 1998/99, 26 663, nr. 2). De nota heeft tot doel tot een andere benadering van cultuurhistorie in de ruimtelijke inrichting te komen. In de nota wordt een visie gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteit van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. Tevens wordt in de nota aangegeven welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen als aanvulling op het bestaande sectorale beleid.

Eén van de uitgangspunten van de nota is de gedachte dat het belang van de cultuurhistorie onderdeel moet uitmaken van de planvorming en dus onderdeel moet uitmaken van de reguliere plankosten. Uit onderzoek naar de geldstromen voor de cultuurhistorie was gebleken dat er weliswaar verschillende reguliere budgetten voor cultuurhistorie beschikbaar waren, maar dat die budgetten versnipperd en ongelijksoortig van aard waren.

Om aan het Belvederebeleid uitvoering te geven, stimuleert de rijksoverheid in eerste instantie het beter inzetten van bestaande sectorale middelen. Daarnaast wordt jaarlijks een bedrag uitgetrokken voor het verlenen van subsidie aan projecten, ter bevordering van het integraal benutten van de cultuurhistorie, als uitgangspunt en inspiratiebron, binnen de ruimtelijke ordening en inrichting.

In 2000 en 2001 geschiedde de feitelijke subsidieverstrekking in het kader van Belvedere door het projectbureau Belvedere. Deze subsidieverstrekking vond plaats op grond van de Tijdelijke subsidieregeling Belvedere. Die tijdelijke subsidieregeling was gebaseerd op het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, een algemene maatregel van bestuur die zijn grondslag vindt in de Wet op het specifiek cultuurbeleid. De Tijdelijke subsidieregeling Belvedere gold in afwachting van een voorziening voor subsidieverstrekking voor langere duur.

Een dergelijke voorziening is in 2002 getroffen. Vanaf 2002 geschiedt de subsidieverstrekking door de stichting Stimuleringsfonds voor Architectuur (verder: SfA). Het SfA is een van de fondsen cq. zelfstandige bestuursorganen die met toepassing van artikel 9 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid in het leven zijn geroepen en die op grond van artikel 10, vierde lid, van die wet de bevoegdheid hebben om zelf subsidie te verstrekken voor activiteiten ter bevordering van de verbreiding van een of meer cultuuruitingen.

Subsidieverstrekking door het SfA brengt met zich mee dat het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen niet als basis kan dienen voor een subsidieregeling in het kader van Belvedere. De reden daarvoor is dat het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen uitsluitend toeziet op subsidieverstrekking door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Dat besluit heeft dus geen betrekking op de subsidieverstrekking door de zelfstandige bestuursorganen, waaronder het SfA, die subsidie verstrekken op grond van de Wet op het specifiek cultuurbeleid. Zoals al is aangegeven, is de subsidieverstrekking door die zelfstandige bestuursorganen gebaseerd op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid. Op grond van die bepaling moet het desbetreffende fonds - in casu dus het SfA - een reglement vaststellen waarin in ieder geval naast de werkwijze, de procedures en de criteria die het bestuur bij het verstrekken van subsidies zal hanteren, ook de verplichtingen voor de subsidieontvanger worden vastgelegd. Verder kan het reglement ook regels inhouden betreffende subsidieplafonds, de betaling en de terugvordering van de subsidie en de verlening van voorschotten op de subsidie. Een reglement of een wijziging op een reglement kan pas in werking treden na voorafgaande goedkeuring door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Het Reglement projectsubsidies Belvedere, met kenmerk RPB 030602 is in werking getreden op 29 augustus 2002, de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst. Op basis van dit reglement (dat tweemaal tussentijds gewijzigd is en waarvan op 21 november 2003 en 23 december 2003 kennis is gegeven in de Staatscourant), heeft het Sfa van 2002 tot en met 2004 jaarlijks een bedrag van maximaal € 4,25 miljoen aan subsidies verstrekt. Het Reglement projectsubsidies Belvedere is vervallen met ingang van 1 januari 2005.

Het SfA heeft dd 27 november 2003 het beleidsplan voor de periode 2005 tot en met 2008 met de titel Een cultuur van ruimte maken. Engagement en Autonomie ingediend bij de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, met het schriftelijke verzoek om mede namens de ambtgenoten van de ministeries van LNV, VROM en V&W in te stemmen met de subsidieverstrekking ter ondersteuning van het Belvederebeleid voor de periode 2005 tot en met 2008.

Op basis van dit verzoek en het beleidsplan heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met de brief van 21 september 2004 (kenmerk DK/BO/2004/35532) aan het SfA een subsidie verleend van € 5.616.000 (inclusief 8,5% overhead) voor het voortzetten van de subsidieverstrekking ter ondersteuning van het Belvederebeleid in de periode 2005 tot en met 2008. Om de subsidieverstrekking te kunnen voortzetten dient het SfA te beschikken over een Reglement projectsubsidies Belvedere dat per 1 januari 2005 in werking moet treden.

In de juistgenoemde beschikking van 21 september 2004 staan hoofddoel en subdoelen van het Reglement projectsubsidies Belvedere als volgt verwoord:

`Hoofddoel:

- Stimuleren en faciliteren dat cultuurhistorische aspecten integraal en in een vroegtijdig stadium in plan- en ontwerpprocessen wordt meegewogen en richtinggevend is voor ruimtelijke transformatieopgaven.

Subdoelen:

- De regeling nodigt uit tot verdieping en verdere uitwerking van het Belvederegedachtegoed in de lokale uitvoeringspraktijk, in het bijzonder de gemeenten.

- De regeling moet nieuwe multi-disciplinaire samenwerkingsverbanden mogelijk maken en potentieel nieuwe partijen/opdrachtgevers aantrekken;

- De regeling stimuleert ontwerpende en andere vakdisciplines gebruik te maken van cultuurhistorie als inspiratiebron;

- De regeling nodigt uit tot experimenteren met het Belvederegedachtegoed waaruit nieuwe strategieën voortvloeien;

- De regeling bevordert kennisontwikkeling en kennisoverdracht;

- De regeling beoogt een evenwichtige regionale spreiding van projecten'.

Het onderhavige reglement, het Reglement projectsubsidies Belvedere 2005 - 2008, beoogt met ingang van 2005 in hiergenoemde hoofddoel en subdoelen te voorzien.

Doel Reglement projectsubsidies Belvedere 2005 - 2008

Het Reglement projectsubsidies Belvedere 2005 - 2008 biedt een kader om te experimenteren met planvorming van onderop. Uitgangspunt van het reglement is immers het in kaart brengen van de specifieke eigenschappen, geschiedenis en dynamiek van een gebied ter verrijking van het referentiekader van opdrachtgevers en ontwerpers. Daarbij is een van de voorwaarden dat de juiste kennisgebieden betrokken zijn. Deze multidisciplinaire benadering vormt het zwaartepunt in een proces dat verder in een zo vroeg mogelijk stadium draagvlak dient te verkrijgen bij alle betrokken partijen. Dit vergt veelal een benadering waarbij per opgave ook het proces zelf als het ware het resultaat is van een gebiedsgericht ontwerp. Vragen naar het opdrachtgeverschap, de financieringsvorm, de doelstellingen, de randvoorwaarden en de organisatie van de betrokken partijen dienen vooraf helder beantwoord te zijn.

De praktijkgerichte aanpak van Belvedere en de voorwaarde van voldoende draagvlak impliceren een grote betrokkenheid van verschillende partners en doelgroepen. Tegelijkertijd draagt het Belvederebeleid de potentie in zich om nieuwe groepen opdrachtgevers te interesseren voor de kwaliteit van architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur. In verschillende situaties genereert dit beleid haar eigen opdrachtgever, gevormd uit een samenwerkingsverband van in het gebied werkzame partijen.Om uitdrukking te kunnen geven aan bovengenoemde doelstellingen spitst het Reglement Projectsubsidies Belvedere 2005 - 2008 zich toe op de subsidiëring van de volgende projecten:

- lokale projecten waarin op lokaal niveau cultuurhistorische aspecten betrokken worden bij de vervaardiging van ruimtelijke ontwikkelingsvisies;

- kennisprojecten waarin cultuurhistorische kennis met betrekking tot onderwerpen, thema's en opgaven ontwikkeld en inzetbaar gemaakt wordt binnen actuele ruimtelijke inrichtingsvraagstukken.

Artikelen

Artikel 1

Onderdeel d

De categorie lokale projecten betreft het stimuleren van en investeren in lokale en regionale initiatieven, gericht op een integrale benadering, met inbegrip van de cultuurhistorische aspecten, bij ruimtelijke ontwikkelingen, zodanig dat deze benadering richtinggevend is voor transformatieopgaven. Deze categorie projecten richt zich in het bijzonder op de betrokkenheid van gemeentelijke overheden, waterschappen en beherende instanties.

Onderdeel e

De categorie kennisprojecten betreft het stimuleren van het ontwikkelen en inzetbaar maken van cultuurhistorische kennis die door stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten benut kan worden bij het werken aan transformatieopgaven.

Onderdeel f

Besluiten op subsidieaanvragen komen tot stand na advisering door de Adviescommissie projectsubsidies Belvedere. In de statuten en het huishoudelijk reglement van de stichting Stimuleringsfonds voor Architectuur is de benoeming, samenstelling en werkwijze van deze commissie nader uitgewerkt.

Artikel 2

In het eerste lid wordt in algemene zin de omschrijving gegeven waaraan een project moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen. In de eerste plaats is de maximale looptijd van een project gesteld op 24 maanden, zodat zij voor andere projecten als voorbeeld kunnen dienen. Ten tweede moet een project voldoen aan een aantal inhoudelijke kenmerken. Zie daarvoor het algemene deel van deze toelichting. Van belang daarbij is de algemene notie dat het reglement geen cultuurhistorisch subsidiereglement pur sang is, maar bestemd is voor ruimtelijke inrichtingsvraagstukken met een richtinggevende rol voor cultuurhistorie. Cultuurhistorische aspecten zijn sporen, objecten en patronen of structuren die zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling.Cultuurhistorie omvat dus het archeologisch, historisch-(steden)bouwkundig en het historisch-landschappelijke erfgoed. Daarnaast kan cultuurhistorie ook immateriële aspecten betreffen, uitgedrukt in verhalen, zeden en gewoonten, riten en rituelen.

De mate waarin aan de eisen, zoals weergegeven in het tweede tot en met het vijfde lid, wordt voldaan, is van belang voor de vraag of het bestuur van oordeel is dat de aanvraag voldoende bijdraagt aan het doel van het reglement en is voorts van belang bij dreigende overschrijding van een subsidieplafond. In die situatie vallen de aanvragen die het minst aan de eisen voldoen, bij gebrek aan middelen af.

In het tweede, derde en vierde lid van artikel 2 wordt de bedoeling van het eerste lid nader uitgewerkt.

Derde en vierde lid

In het derde en vierde lid zijn de specifieke eisen vermeld afhankelijk van de vraag of het een lokaal project of een kennisproject betreft. In het derde en vierde lid wordt, afhankelijk van het type project, gespecificeerd op welke wijze cultuurhistorische aspecten betrokken dienen te worden in plan- en ontwerpprocessen. Voor lokale projecten geldt dat het betrekken van cultuurhistorische aspecten in stedenbouwkundige en landschappelijke ontwerpen direct onderdeel dient uit te maken van het project. Voor kennisprojecten geldt dat de gegenereerde kennis inzetbaar is in de uitvoeringspraktijk van de herinrichting van gebieden.

Artikel 3

In het eerste lid worden de subsidieplafonds vastgesteld. Voor de verdeling van de beschikbare middelen geldt een tenderprocedure, waarbij in geval van dreigende overschrijding van een subsidieplafond de meest geschikte aanvragen voor subsidie in aanmerking komen, oftewel de aanvragen die in hogere mate dan andere aanvragen voldoen aan de criteria van artikel 2.

Op grond van het tweede lid heeft het bestuur de mogelijkheid om ingeval een subsidieplafond niet wordt bereikt, het resterende bedrag toe te voegen aan het subsidieplafond voor de andere categorie projecten.

Het derde lid houdt in dat het bestuur in ieder kalenderjaar alleen bedragen die na de tweede ronde van subsidieverlening in dat jaar overblijven, indien een subsidieplafond niet wordt bereikt, mag toevoegen aan het overige subsidieplafond.

Artikel 4

Wanneer het bestuur een subsidie verleent aan een project, rust op de uitvoerder hiervan een aantal verplichtingen waaraan hij moet voldoen. Om er op toe te kunnen zien dat een uitvoerder zijn verplichtingen nakomt en eventueel aansprakelijk te kunnen stellen wanneer deze zijn plichten niet in acht neemt, dient de aanvrager van een subsidie een rechtspersoon te zijn, gevestigd in Nederland.

Artikel 5

Behalve voor de in dit artikel onder a en b genoemde kosten wordt geen subsidie verstrekt voor activiteiten die het reguliere werkterrein van de rijksoverheid of de andere overheden betreffen. Het subsidiereglement betreft een extra impuls. Subsidiëring van `reguliere' taken zou niet bijdragen tot het beoogde doel van dit reglement (zie in dit verband ook het in het kader van dit reglement van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 4, derde lid, onder a, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen).

Onderdeel c van dit artikel is om de volgende reden opgenomen. Het reglement voorziet in de mogelijkheid tot subsidiëring van activiteiten die betrekking hebben op vraagstukken voor ruimtelijke inrichting. Hierbij is de kans dat organisaties met economische belangen actief zijn, groter dan bij de meeste andere subsidieregelingen op het terrein van cultuurhistorie. Zouden dergelijke commercieel gerichte organisaties subsidie aanvragen dan zou het verlenen van subsidie kunnen leiden tot concurrentievervalsing en tot niet geoorloofde staatssteun in het kader van de regelgeving van de Europese Unie. Daarom is in onderdeel c uitdrukkelijk opgenomen dat geen subsidie wordt verleend voorzover het betreft subsidieaanvragers die met winstoogmerk aan het economisch verkeer deelnemen en door wie de begrenzing die in de regelgeving van de Europese Unie is opgenomen, wordt overschreden (Verordening 69/2001 dd. 12 januari 2001, PbEG 2001 L 10, pg. 30).

Artikel 6

In het eerste lid is een maximum subsidiepercentage opgenomen, aangezien het gewenst is, dat ook andere partijen bij de projecten worden betrokken. Deze betrokkenheid moet onder meer blijken uit een financiële bijdrage.

In het tweede lid wordt een tweede begrenzing gesteld aan het maximum subsidiebedrag dat door het Rijk kan worden verstrekt op grond van dit reglement. Indien voor het desbetreffende project ook uit andere hoofde subsidie wordt verstrekt door het Rijk, wordt die andere subsidie in mindering gebracht op het maximale bedrag dat met toepassing van het tweede lid wordt berekend.

Artikel 7

Ingevolge het eerste lid zijn er jaarlijks vier gelegenheden voor de subsidieaanvrager om subsidieverzoeken in te dienen. Vier subsidieronden per kalenderjaar biedt de aanvrager flexibiliteit. In het tweede lid wordt geregeld dat het bestuur bij het begin van ieder kalenderjaar de vier tijdstippen vaststelt tot welke subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Het bestuur vermeldt daarbij in ieder geval aan welke inzendtermijn subsidieaanvragers zich hebben te houden.

Het derde lid verplicht aanvragers om met hun project niet eerder van start te gaan dan nadat het bestuur een besluit over de aanvraag heeft genomen.

Het vierde lid verplicht er toe om bij subsidieaanvragen gebruik te maken van een aanvraagformulier volgens een model dat door het SfA wordt vastgesteld. Het verplicht stellen van een aanvraagformulier draagt er toe bij dat de gegevens die van de subsidieaanvragers worden verlangd, op doelmatige en uniforme wijze worden aangeleverd en ook op die manier kunnen worden verwerkt.

Artikel 8

Over de ingediende aanvragen wordt aan het bestuur advies uitgebracht door de Adviescommissie projectsubsidies Belvedere omtrent de te nemen subsidiebeslissingen.

Het bestuur kan niet eerder een besluit nemen op een subsidieaanvraag, dan nadat de adviescommissie advies heeft uitgebracht (zie het eerste lid). Ingevolge artikel 4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht moet een dergelijk besluit in ieder geval binnen acht weken na ontvangst van de subsidieaanvraag worden genomen. Is dat niet mogelijk dan kan het bestuur de aanvrager daarvan in kennis stellen en een redelijke termijn noemen waarbinnen deze wel een besluit tegemoet kan zien (zie artikel 4:14 van de van de Algemene wet bestuursrecht).

Artikel 9

In het algemene deel van deze toelichting is al uiteengezet dat het onderhavige subsidiereglement, anders dan de Tijdelijke subsidieregeling Belvedere, niet is gebaseerd op het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen. Toch bestaat ook onder het onderhavige subsidiereglement behoefte aan dezelfde bepalingen als die welke op grond van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen golden. In verband daarmee zijn die bepalingen in artikel 8 van overeenkomstige toepassing verklaard. De bepalingen hebben onder meer betrekking op de wijze waarop subsidie moet worden aangevraagd, de verplichtingen van de subsidieontvanger en de wijze waarop de verleende subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 10

De wijze waarop de accountantscontrole dient plaats te vinden is ontleend aan bijlagen II en III van de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen. De betekenis van artikel 9 is overigens slechts betrekkelijk in verband met het van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 36, vierde lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, waarin is bepaald dat bedoelde voorschriften niet gelden indien de voor het boekjaar begrote exploitatiekosten minder dan € 230.000,- bedragen en het totaal van de door het Rijk verleende subsidies met betrekking tot dat jaar minder dan € 115.000,- bedraagt. Voor projectsubsidies geldt daarbij dat het bedrag van de begrote exploitatiekosten buiten beschouwing blijft.

De stichting Stimuleringsfonds voor Architectuur,

voor deze,

A. K. Bhalotra (voorzitter).

N.A. de Vries (secretaris).

Naar boven