Wijziging Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten en Regeling aanwijzing ambtenaren belast met toezicht i.v.m. de implementatie van richtlijn nr. 2002/89/EG

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 8 december 2004, nr. TRCJZ/2004/6346, houdende wijziging van de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten en van de Regeling aanwijzing ambtenaren belast met toezicht in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2002/89/EG

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op richtlijn nr. 2000/29/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen, richtlijn nr. 2002/89/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2002 tot wijziging van richtlijn nr. 2000/29/EG betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PbEU L 355) en richtlijn 2004/103/EG van de Commissie van 7 oktober 2004 betreffende de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles van de in deel B van bijlage V bij richtlijn nr. 2000/29/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen die kunnen worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap of op een dichtbijgelegen plaats en tot vaststelling van de eisen met betrekking tot deze controles (PbEU L 313);

Gelet op artikel 2 van de Plantenziektenwet en op artikel 14, aanhef en onderdeel d, van het Besluit bestrijding schadelijke organismen;

Besluit:

Artikel I

De Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de definitie van het begrip ‘richtlijn 95/44/EG’ worden de volgende definities toegevoegd:

richtlijn 2004/103/EG: richtlijn 2004/103/EG van de Commissie van 7 oktober 2004 betreffende de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles van de in deel B van bijlage V bij richtlijn nr. 2000/29/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen die kunnen worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap of op een dichtbijgelegen plaats en tot vaststelling van de eisen met betrekking tot deze controles (PbEU L 313);

communautair douanewetboek: verordening (EEG) nr. 2913 van de Raad van de Europese gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302);.

2. De definitie van het begrip ‘zending’ komt te luiden:

hoeveelheid goederen die vergezeld gaat van één document ten behoeve van douane- of andere formaliteiten, zoals een fytosanitair certificaat of een ander document of merkteken; een zending kan uit één of meer partijen bestaan;.

3. Het begrip ‘fytosanitair certificaat voor herverzending’ wordt vervangen door: fytosanitair certificaat voor wederuitvoer.

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van de definitie van het begrip ‘voor opplant bestemde planten’ door een puntkomma worden de volgende definities toegevoegd:

plaats van binnenkomst: plaats waar planten, plantaardige producten of andere materialen voor het eerst in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht: de luchthaven in het geval van luchtvervoer, de haven in het geval van zee- of binnenvaartvervoer, het station in het geval van railvervoer en in alle andere gevallen de plaats waar het douanekantoor is gevestigd dat verantwoordelijk is voor het gebied waar de op land gelegen buitengrens van de Gemeenschap is overschreden;

Commissie: Commissie van de Europese Gemeenschappen.

B

Artikel 2bis komt te luiden:

Artikel 2bis

Op kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten, voedingsmiddelen of diervoeders, voor zover verband houdende met planten of plantaardige producten, en andere materialen, bestemd voor gebruik door de eigenaar of ontvanger voor niet-industriële en niet commerciële doeleinden of voor verbruik tijdens het vervoer, zijn, mits er geen gevaar bestaat voor verspreiding van schadelijke organisme in de Europese Unie, niet van toepassing de artikelen 4, eerste lid, onderdeel d, 4, tweede lid, 5, tweede lid, onderdeel c, 5, derde lid, 9, 10, eerste lid, onderdeel b, 11, eerste lid, voor zover wordt verwezen naar de artikelen 5, onderdeel c, 12 en 13.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede lid komt te luiden:

2. Op planten, plantaardige producten of andere materialen, genoemd in bijlage V, deel A, bij richtlijn nr. 2000/29/EG, en zaad, genoemd in bijlage IV bij richtlijn nr. 2000/29/EG dan wel op de verpakkingen waarin of de vervoermiddelen waarmee zij worden vervoerd, die beroepshalve in het verkeer worden gebracht, het plaatselijk verkeer uitgezonderd, is een plantenpaspoort aangebracht.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Onverminderd de eisen, genoemd in artikel 4 worden in beschermde gebieden uitsluitend die planten, plantaardige producten of andere materialen in het verkeer gebracht die:

a. vrij zijn van schadelijke organisme, genoemd in bijlage I, deel B, bij richtlijn nr. 2000/29/EG;

b. vrij zijn van schadelijke organismen, genoemd in bijlage II, deel B bij richtlijn nr. 2000/29/EG;

c. voldoen aan de eisen genoemd, in bijlage IV, deel B, bij richtlijn nr. 2000/29/EG.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Op de planten, plantaardige producten of andere materialen, genoemd in bijlage V, deel A, bij richtlijn nr. 2000/29/EG, en zaad, genoemd in bijlage IV bij richtlijn nr. 2000/29/EG, die beroepshalve in het verkeer worden gebracht in een beschermd gebied, dan wel op de verpakkingen waarin of de vervoermiddelen waarmee zij worden vervoerd, is een plantenpaspoort aangebracht.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:

1. Een plantenpaspoort wordt door de minister afgegeven, indien na grondig onderzoek van planten, plantaardige producten of andere materialen, genoemd in bijlage V, deel A, bij richtlijn nr. 2000/29/EG, en zaad, genoemd in bijlage IV bij richtlijn nr. 2000/29/EG, alsmede van de verpakking daarvan geheel of gedeeltelijk aan de hand van een representatief monster en zonodig aan de gebruikte vervoermiddelen is gebleken dat de planten, plantaardige producten of andere materialen, genoemd in bijlage V, deel A, bij richtlijn nr. 2000/29/EG, en zaad, genoemd in bijlage IV bij richtlijn nr. 2000/29/EG:.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met het zesde lid tot het derde tot en met het zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan van afgifte van een plantenpaspoort voor zaad worden afgezien overeenkomstig een door de Commissie genomen besluit.

F

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

Commerciële kopers van planten, plantaardige producten of andere materialen bewaren, als eindgebruikers die uit hoofde van hun beroep bij de plantaardige productie betrokken zijn, de desbetreffende plantenpaspoorten ten minste één jaar en vermelden de referentiegegevens in hun administratie.

G

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

Na het derde lid wordt een lid toegevoegd:

4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op hout, in de vorm van stuwmateriaal, tussenschotten, laadborden of verpakkingsmateriaal dat daadwerkelijk gebruikt wordt bij het vervoer van voorwerpen van allerlei aard.

H

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. 1. Onverminderd artikel 37, eerste lid, van het communautair douanewetboek worden planten, plantaardige producten of andere materialen, van herkomst uit een derde land en genoemd in bijlage V, deel B, van richtlijn nr. 2000/29/EG onder één van de douaneregelingen, vermeld in artikel 4, zestiende lid, onderdelen a, d, e, f, en g van het communautair douanewetboek geplaatst als deze voldoen aan de volgende voorwaarden:

a. de planten, plantaardige of andere materialen zijn niet besmet met in bijlage I, deel A, bij richtlijn nr. 2000/29/EG genoemde schadelijke organismen;

b. de planten en plantaardige producten zijn niet besmet met de in bijlage II, deel A, bij richtlijn nr. 2000/29/EG genoemde schadelijke organismen;

c. de planten, plantaardige of andere materialen voldoen aan de eisen genoemd in bijlage IV, deel A;

d. de planten, plantaardige producten of andere materialen gaan vergezeld van een fytosanitair certificaat of een fytosanitair certificaat voor wederuitvoer als bedoeld in artikel 13.

2. Het vierde tot en met zevende lid komen te luiden:

4. De controles van de documenten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, worden afgewikkeld op de plaats van binnenkomst.

5. De controles van de identiteit en de fytosanitaire controles, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c en het tweede lid, worden uitgevoerd op de plaats van binnenkomst of op een andere dichtbij gelegen plaats die door de douaneautoriteiten en door de minister is erkend overeenkomstig richtlijn nr. 2004/103/EG.

6. In afwijking van het vijfde lid kunnen de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles, als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c en het tweede lid, worden uitgevoerd op de plaats van bestemming die door de douaneautoriteiten en door de minister is erkend overeenkomstig richtlijn nr. 2004/103/EG.

7. In afwijking van het vijfde lid kunnen, in het geval van douanevervoer van niet-communautaire goederen de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles, als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c en het tweede lid, worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 13 quater, tweede lid, onderdeel c, van richtlijn nr. 2000/29/EG en overeenkomstig richtlijn nr. 2004/103/EG.

3. Het achtste lid komt te luiden:

8. De minister erkent de plaats als bedoeld in het vijfde tot en met zevende lid.

4. Het negende tot en met het elfde lid komen te luiden:

9. Een aanvraag tot erkenning wordt ingediend bij de Plantenziektenkundige Dienst.

10. De zending wordt op de plaats van onderzoek bijeen en duidelijk afgescheiden van andere planten en de grond gehouden totdat de minister schriftelijk heeft verklaard, dat dit niet meer wordt verlangd.

11. Onverminderd het eerste lid, onderdeel d, is dit artikel is tevens van toepassing op planten, plantaardige producten of andere materialen, van herkomst uit een derde land en genoemd in bijlage V, deel B, van richtlijn nr. 2000/29/EG die onder één van de douanebestemmingen, vermeld in artikel 4, vijftiende lid, onderdelen b, c, d, en e of onder een van de douaneregelingen vermeld in artikel 4, zestiende lid, onderdelen b en c van het communautair douanewetboek worden geplaatst indien er gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen bestaat.

5. Na het elfde lid worden de volgende leden toegevoegd:

12. In afwijking van het eerste lid kan voor een deel van de zendingen, overeenkomstig een door de Commissie genomen besluit, afkomstig uit derde landen de vrijgave als bedoeld in het negende lid worden afgeven na het uitvoeren van een onderzoek als bedoeld in het eerste lid, onder d.

13. Dit artikel is niet van toepassing bij doorvoer en het binnenbrengen in de Gemeenschap van planten, plantaardige producten of andere materialen welke zonder enige wijziging in hun douanestatus via het grondgebied van een derde land worden overgebracht van een plaats in de gemeenschap naar een andere plaats in de Gemeenschap.

I

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt ‘fytosanitair certificaat voor herverzending’ vervangen door: fytosanitair certificaat voor wederuitvoer.

2. In het vijfde lid wordt ‘fytosanitair certificaat voor herverzending’ vervangen door: fytosanitair certificaat voor wederuitvoer.

J

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

In het tweede lid wordt ‘fytosanitair certificaat voor herverzending’ vervangen door: fytosanitair certificaat voor wederuitvoer.

K

Artikel 16, tweede lid, komt te luiden:

2. Een certificaat is niet eerder opgemaakt dan 14 dagen voor de datum waarop de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen, het derde land van afgifte hebben verlaten.

L

Artikel 17, eerste lid, te luiden:

1. Een plantenpaspoort wordt slechts verstrekt ten behoeve van partijen planten, plantaardige producten of andere materialen, genoemd in bijlage V, deel A, bij richtlijn nr. 2000/29/EG, en zaad, genoemd in bijlage IV bij richtlijn nr. 2000/29/EG, afkomstig van een importeur die is geregistreerd in een door de minister bijgehouden register.

M

Artikel 20a wordt als volgt gewijzigd:

Het eerste lid komt te luiden:

1. De ontvanger van een zending aan wie een vergunning is verleend voor elektronische aangifte als bedoeld in artikel 32 van de Douaneregeling kan overeenkomstig die vergunning, de zending op elektronische wijze aanbieden aan de Plantenziektenkundige Dienst voor het onderzoek, bedoeld in artikel 12, eerste lid.

N

Artikel 20b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt telkens het begrip ‘snijbloemen’.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Indien een zending overeenkomstig artikel 20a aan de Plantenziektenkundige Dienst voor onderzoek is aangeboden en aan artikel 12, twaalfde lid, toepassing is gegeven, kan het besluit bedoeld in artikel 12, tiende lid, worden bekendgemaakt door elektronische toezending aan degene aan wie vergunning is verleend voor elektronische aangifte als bedoeld in artikel 32 van de Douaneregeling.

Artikel II

De regeling van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 17 januari 1992 , nr. J 918448, houdende de Aanwijzing ambtenaren belast met toezicht2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 2 door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

3. de ambtenaren van de Belastingdienst, bevoegd inzake douane.

Artikel III

De Regeling tarieven Plantenziektenkundige Dienst 19913 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, derde lid, wordt ‘€ 14,00’ vervangen door: € 14,40.

B

In artikel 1a, tweede lid, wordt ‘€ 28,00’ vervangen door: € 29,00.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005 met uitzondering van artikel I, onderdeel H, onder 3, en artikel II dat in werking treedt met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

§ 1. Algemeen

Onderhavige regeling implementeert richtlijn nr. 2002/89/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2002 tot wijziging van richtlijn nr. 2000/29/EG betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PbEU L 355) (hierna: wijzigingsrichtlijn) in de nationale regelgeving middels wijziging van de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten en de Regeling aanwijzing ambtenaren belast met toezicht.

In de wijzigingsrichtlijn is de communautaire regeling op fytosanitair gebied vastgesteld, waarin de voorwaarden, procedures en formaliteiten zijn opgenomen die gelden voor het binnenbrengen en in het verkeer brengen in de EU van planten en plantaardige producten. Uitgangspunt is dat de fytosanitaire procedures en formaliteiten moeten zijn afgewikkeld voordat de inklaring door de douane plaatsvindt. Dit brengt veranderingen met zich voor de bestaande Nederlandse praktijk. Opgemerkt zij dat er inhoudelijk niets aan de keuringen verandert.

§ 2. Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten

In de wijzigingsrichtlijn is bepaald dat de procedures en formaliteiten bij het binnenbrengen van planten en plantaardige producten dienen te zijn afgewikkeld voordat inklaring door de douane plaatsvindt (artikel 12). Met betrekking tot de fytosanitaire regelgeving betekent dat niet alleen een documentcontrole maar ook een identiteitscontrole en fytosanitaire inspectie plaats moet hebben gevonden. De documentcontrole dient op de plaats van binnenkomst plaats te vinden. Voor Schiphol en de Rotterdamse haven is het gebied wat wordt verstaan onder plaats van binnenkomst in bijlage 9 bij de Douaneregeling omschreven. In de wijzigingsrichtlijn wordt de mogelijkheid geboden de identiteitscontrole en de fytosanitaire inspectie te verrichten op een andere plaats die door de douaneautoriteiten en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is erkend: het zgn. verleggen.

Met betrekking tot de fytosanitaire eisen voor het verleggen van de inspectie zijn voorschriften neergelegd in richtlijn nr. 2004/103/EG van de Commissie van de Europese gemeenschappen van betreffende de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles van de in deel B van bijlage V bij richtlijn nr. 2000/29/EG van de raad opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen, die kunnen worden uitgevoerd op een andere plaats van binnenkomst in de gemeenschap of op een dichtbijgelegen plaats en tot vaststelling van de eisen met betrekking tot deze controles. Een aanvraag tot erkenning dient te worden ingediend bij de Plantenziektenkundige Dienst. De aanvraag omvat een technisch dossier met informatie over de in te voeren producten en over de plaatsen waar deze zullen worden opgeslagen of bewaard in afwachting van de identiteitscontrole en fytosanitaire inspectie. De Plantenziektenkundige Dienst heeft hiertoe een aanvraagformulier opgesteld.

Tevens dient, in geval van verlegging van de inspectie, de douane de inspectieplaats aan te wijzen en goed te keuren. Het gaat hierbij om de mogelijkheid van tijdelijke opslag in de vorm van een entrepot of toegelaten geadresseerde. Met betrekking tot de aanwijzing en goedkeuring van de inspectieplaats, entrepot dan wel toegelaten geadresseerde, door de douaneautoriteiten dienen de bedrijven zich te melden bij het douanekantoor gelegen in hun district.

Met deze aanwijzing en goedkeuring wordt het mogelijk voor bedrijven bij het uitvoeren van de documentcontrole aan de buitengrens aan te geven de identiteitscontrole en fytosanitaire inspectie te verleggen naar een erkend inspectiepunt (entrepot dan wel tijdelijke opslag in het kader van de toegelaten geadresseerde). In het thans gebruikte systeem CLIENT zal vervolgens worden gecontroleerd of de door belanghebbende opgegeven locatie een aangewezen inspectiepunt is. Hiertoe zal CLIENT aangepast worden. Tevens dient, ingeval van verlegging van de inspectie, de douane de inspectieplaats aan te wijzen en goed te keuren. Douanetechnisch betekent dit dat de inspectieplaats als zodanig moet zijn aangewezen in de vergunning Douane-entrepot of in de vergunning Toegelaten Geadresseerde. Bedrijven die nog geen vergunning voor deze locaties hebben, dienen deze aan te vragen bij de douane.

Op grond van de onderhavige regeling kan per 1 januari 2005 een aantal inspecties van planten, en plantaardige producten met betrekking tot controle op de aanwezigheid van schadelijke organisme (fytosanitaire controle) en inspecties met betrekking tot identiteit van de zending (identiteitscontrole) minder frequent worden uitgevoerd, de zgn. reduced checks. Het gaat hierbij om controle op de aanwezigheid van schadelijke organisme (fytosanitaire controle) en inspecties met betrekking tot identiteit van de zending (identiteitscontrole). De Europese Commissie heeft inmiddels op advies van het Permanent Fytosanitair Comité vastgesteld welke planten of plantaardige producten voor reduced checks in aanmerking komen.Overigens geldt in Nederland sinds 1 april 2003 een stelsel van reduced checks voor een aantal soorten snijbloemen. Dit betekent dat de artikelen 20a en 20b van de regeling met betrekking tot het elektronisch aanbieden van zendingen voor inspectie nu geldt voor alle zendingen.

Een fytosanitair certificaat voor herverzending zal in het vervolg een fytosanitair certificaat voor wederuitvoer genoemd worden (artikel 1).

De administratieverplichting voor commerciële verkopers in artikel 8 van de regeling wordt uitgebreid. Nieuw is de verplichting voor de commerciële verkopers plantenpaspoorten ten minste één jaar te bewaren (artikel 8).

Op de verplichting dat een zending van planten, plantaardige producten, zaden of andere materialen vergezeld is van een plantenpaspoort kan de Commissie op advies van het Permanente Fytosanitaire Comité met betrekking tot zaden een uitzondering maken. Hiertoe zal de Commissie op advies van het Permanent Fytosanitair Comité nog een beslissing nemen (artikel 4, 6, 8 en 17).

De wijziging van artikel 2bis van de Regeling betreft een tekstuele wijziging in de richtlijn.

§ 3. Regeling aanwijzing ambtenaren belast met toezicht

Nu de douane in de richtlijn met toezicht is belast, is het noodzakelijk de aanwijzing van ambtenaren belast met toezicht op naleving van de Plantenziektenwet en de daarop berustende bepalingen uit te breiden met ambtenaren van de Belastingdienst, bevoegd inzake douane. Onderhavige regeling voorziet hierin.

De tarieven voor het verrichten van de controles in het kader van de richtlijn zullen nog worden vastgesteld in de Regeling tarieven Plantenziektenkundige Dienst 1991. Deze regeling zal ter inzage aan het bedrijfsleven worden gelegd.

§ 4. Regeling tarieven Plantenziektenkundige Dienst 1991

De onderhavige regeling strekt tevens tot wijziging van de Regeling tarieven Plantenziektenkundige Dienst 1991 (hierna: de regeling). Het betreft de tarieven die worden geheven voor inspecties van voor export aangeboden zendingen indien de inspectie geschiedt namens de Plantenziektenkundige Dienst gelijktijdig en in combinatie met een inspectie, keuring of controle die uit hoofde van enig ander wettelijke verplichting met betrekking tot die zending kan worden verricht. Het gaat hierbij veelal om inspecties die worden uitgevoerd door het Kwaliteits-Controle-Bureau voor groenten en fruit (hierna: KCB).

Het door het KCB gehanteerde inspectietarief fyto en het starttarief fyto stijgen per 1 januari 2005 met 2,8%. De stijging wordt veroorzaakt door toegenomen loon- en inflatiekosten. Hiertoe worden de tarieven in artikel 1, derde lid en artikel 1a, tweede lid, van de regeling aangepast.

De tarieven worden per 1 januari 2005 aangepast. Het betrokken bedrijfsleven, tevens vertegenwoordigd in het bestuur van het KCB, is hiervan op de hoogte gesteld.

Onderhavige regeling treedt per 1 januari 2005 in werking. Artikel I, onderdeel H, onder 3, zal in verband met het goedkeuren en aanwijzen van de inspectieplaatsen op de tweede dag na plaatsing in de Staatscourant in werking treden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Transponeringstabel

Richtlijn nr. 2002/89/EG

Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten

artikel 1, onderdeel 2, onder g

gedeeltelijk artikel 1

artikel 1, onderdeel 4

artikelen 12, eerste lid, onderdeel d, 13, 15, en 16

artikel 1, onderdeel 5, onder a, sub I

artikelen 1, 4 tweede lid, 5, derde lid, 6, en 17

artikel 1, onderdeel 5, onder b

artikelen 1, 4 tweede lid, 5, derde lid, 6, 7 en 17

artikel 1, onderdeel 7

artikel 8

artikel 1, onderdeel 8

artikelen 1, 2bis, 4, 5, tweede lid, 10, 11, 12, 13, 15, 17, 20 en 20b

artikel 1, onderdeel 18, onder a

artikelen 1, 13, 15, en 16

De overige bepalingen behoeven geen implementatie.

  • 1

    Stcrt. 1993, 98; (laatstelijk) gewijzigd bij ministeriële regeling van 22 mei 2003, Stcrt. 99.

  • 2

    Stcrt. 1992, 16.

  • 3

    Stcrt. 1991, 154; (laatstelijk) gewijzigd bij ministeriële regeling van 2 juli 2004, Stcrt. 126.

Naar boven