Tijdelijke subsidieregeling IPP

29 november 2004

Nr. 2004-0000025900

CZW

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2 van de Wet overige BiZa-subsidies;

Besluit:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de minister: de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties;

b. het IPP: het Instituut voor Publiek en Politiek;

c. het activiteitenprogramma: door de minister te subsidiëren programma voor een bepaald boekjaar, waarin de aard, de doelstelling en de doelgroep van de activiteiten worden beschreven.

Artikel 2

1. De Minister verstrekt overeenkomstig deze regeling het IPP een subsidie ten behoeve van het uitvoeren van het door het IPP opgestelde en door de minister goedgekeurde activiteitenprogramma.

2. Geen subsidie wordt versterkt voorzover voor een activiteit, verricht op grond van het activiteitenprogramma, reeds een subsidie door een ander bestuursorgaan is verstrekt dan wel andere inkomsten van derden zijn verkregen.

Artikel 3

1. De in artikel 2 bedoelde subsidie bedraagt ten hoogste € 1.150.000,00 per boekjaar.

2. Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt elk jaar verhoogd met een compensatie voor de arbeidskostenontwikkeling, overeenkomstig de loonbijstellingsbrieven van het Ministerie van Financiën.

§ 2

De subsidieverlening en vaststelling

Artikel 4

1. Het IPP dient de aanvraag tot subsidieverlening voor het volgende jaar uiterlijk in op 1 oktober voorafgaand aan het boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

2. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. een aanduiding van het bedrag waarvoor subsidie wordt gevraagd;

b. het activiteitenprogramma;

c. een raming van de kosten en de baten en

d. een opgave van de aangevraagde of verkregen subsidies of andere inkomsten als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

Artikel 5

1. De minister beoordeelt voor 1 januari de subsidieaanvraag, mede aan de hand van de in artikel 4, tweede lid, genoemde gegevens.

2. Naast de gronden, genoemd in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, kan de Minister de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk weigeren indien de beoordeling van het activiteitenprogramma leidt tot de bevinding dat het jaarprogramma niet in overeenstemming is met de vereisten van deze regeling of de beleidsdoelstellingen als bedoeld in de Memorie van Toelichting bij hoofdstuk VII van de rijksbegroting.

Artikel 6

1. De minister verleent voorschotten per kalenderjaar.

2. Het totaal van de voorschotten in een boekjaar bedraagt 100 procent van het te verlenen subsidiebedrag.

3. De voorschotten worden als volgt verstrekt:

a. 30 procent van het totaalbedrag ultimo december van het voorgaande boekjaar;

b. 30 procent van het totaalbedrag ultimo maart van het boekjaar;

c. 20 procent van het totaalbedrag ultimo juni van het boekjaar;

d. 20 procent van het totaalbedrag ultimo september van het boekjaar.

4. De minister kan een voorschot een maand eerder of later verlenen, nadat het IPP hiervan in kennis is gesteld.

Artikel 7

1. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt uiterlijk 1 mei van het jaar na het boekjaar ingediend bij de minister.

2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

a. een schriftelijke verantwoording omtrent het verloop, de uitvoering en de resultaten van de activiteiten ingevolge het desbetreffende activiteitenprogramma, afgezet tegen de realisatie van de geraamde kosten en baten ingevolge artikel 4, tweede lid, onder c.;

b. de op het boekjaar betrekking hebbende jaarrekening, bedoeld in artikel 361, van Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek;

c. het op het boekjaar betrekking hebbende jaarverslag, bedoeld in artikel 391, van Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek, en

d. de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 4:78, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

3. De subsidievaststelling geschiedt uiterlijk op 1 juli.

§ 3

De verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 8

1. De uitvoering van het activiteitenprogramma start binnen het jaar waarvoor de subsidie is verleend.

2. Indien het IPP een wijziging aanbrengt in de doelstelling, looptijd of financiering van het activiteitenprogramma dan wel afziet van de in het activiteitenprogramma vermelde activiteiten, deelt het IPP dit onverwijld schriftelijk mede aan de minister.

Artikel 9

1. Het IPP verschaft de minister op diens verzoek te allen tijde inlichtingen omtrent de voortgang en de resultaten van de activiteiten ingevolge het activiteitenprogramma.

2. Indien het IPP het voornemen heeft bekendheid te geven aan activiteiten uit het activiteitenprogramma met een politiek gevoelig of belangrijk beleidsmatig karakter stelt het de minister vooraf op de hoogte.

Artikel 10

1. Voor de activiteiten van het IPP die op basis van het activiteitenprogramma worden verricht en voor de overige activiteiten van het IPP wordt een gescheiden administratie gevoerd.

2. Het IPP doet onverwijld schriftelijk mededeling aan de minister van alle omstandigheden die van substantiële invloed kunnen zijn op de subsidie en de rechtmatige en doelmatige besteding daarvan.

§ 4

Overige en slotbepalingen

Artikel 11

1. Het IPP vormt een risicoreserve verbonden aan het activiteitenprogramma.

2. De omvang van de risicoreserve bedraagt ten hoogste 10 procent van de verleende subsidie per boekjaar.

Artikel 12

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

2. Artikel 6, derde lid, werkt terug tot en met 1 december 2004.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling IPP.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, Th.C. de Graaf.

Toelichting

Algemeen

Het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) wordt structureel door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gesubsidieerd middels een instandhoudingsubsidie. Deze subsidie is vooral bedoeld voor het innovatieve deel van de activiteiten van het IPP waar geen markt voor is. Het instituut is voor de helft van zijn omzet afhankelijk van deze subsidie. Het IPP werd tot en met 2004 gesubsidieerd door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Deze zal de afrekening over dit jaar nog verzorgen. De minister voor BVK neemt de verantwoordelijkheid voor de exploitatiesubsidie aan het IPP per 1 januari 2005 over van de minister van VWS. De taken en activiteiten van het instituut sluiten meer aan bij het vakterrein van BZK dan bij het vakterrein van VWS.

Het IPP is een landelijke, niet-partijgebonden organisatie met als doelstelling het bevorderen van politieke en maatschappelijke participatie. De doelstelling van het IPP, het bevorderen van maatschappelijke en politieke participatie, valt onder de BZK-beleidsdoelstelling ‘het algemeen democratisch proces bevorderen’.

Het hoofdcriterium voor het verlenen van subsidie is dat het activiteitenprogramma past binnen de beleidsdoelstellingen van BZK. Op regelmatige basis wordt overleg gevoerd tussen subsidiegever en IPP. Indien de minister meent dat er aanleiding is om de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk te weigeren omdat het jaarprogramma niet voldoet aan de beleidsdoelstellingen, krijgt het IPP de mogelijkheid om zijn zienswijze hierover kenbaar te maken en de aanvraag eventueel aan te passen.

Uiterlijk op 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd dient het activiteitenprogramma ingediend te zijn bij BZK, gevolgd door een inhoudelijke bespreking met BZK hiervan in de daarop volgende maand.

Het financieel en inhoudelijk jaarverslag dient op 1 mei na het begrotingsjaar te worden ingediend gevolgd door een bespreking in de daarop volgende maand. In het jaarverslag worden significante wijzigingen ten opzichte van het activiteitenprogramma opgenomen.

De subsidieverlening wordt opgedeeld in voorschotten, waarvan de betaling geschiedt op zorgvuldig gekozen momenten voorafgaand en tijdens het jaar waarvoor subsidie wordt verleend. De subsidie aan het IPP is 100% loongevoelig.

Een accountant onderzoekt de betrouwbaarheid van het onderscheid tussen commerciële en subsidiabele opdrachten.

Deze subsidieregeling is tijdelijk van aard aangezien verwacht wordt dat per 1 januari 2006 de Wet BZK-subsidies in werking zal treden. Deze zal als grondslag dienen voor de duurzame subsidieverstrekking aan het IPP.

Naar boven