Tijdelijke regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten

Tijdelijke regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 december 2004, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/AL/04/83596, tot verstrekking van een financiële tegemoetkoming aan herbeoordeelde arbeidsongeschikten (Tijdelijke regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies en de artikelen 30, eerste lid, onderdeel i, en 77, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

c. herbeoordeelde: de persoon wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering is verlaagd of ingetrokken als gevolg van de toepassing van artikel 34, vierde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 35, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel 28, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten alsmede de persoon, bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit eenmalige herbeoordelingen arbeidsongeschiktheidswetten, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering is verlaagd of ingetrokken;

d. werkloosheidsuitkering: een uitkering op grond van hoofdstuk IIA of IIB van de Werkloosheidswet en wachtgeld als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen;

e. inkomen uit of in verband met arbeid: inkomen uit of in verband met arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven als bedoeld in het Inkomensbesluit Toeslagenwet;

f. valutadag: de op de rekening-courantafschriften aangegeven dag van betaling.

Hoofdstuk 2

De tegemoetkoming

Artikel 2

Het recht op tegemoetkoming

1. Het UWV stelt op aanvraag vast of recht op een tegemoetkoming bestaat.

2. De herbeoordeelde heeft recht op een tegemoetkoming voor de duur van zes maanden indien hij op de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering geen recht heeft op een werkloosheidsuitkering. Het recht op een tegemoetkoming gaat in op de eerste dag waarop de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de herbeoordeelde is verlaagd of ingetrokken.

3. Indien de herbeoordeelde op de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering recht heeft op een werkloosheidsuitkering waarvan de resterende duur minder bedraagt dan zes maanden, heeft hij na afloop van de duur van die uitkering recht op een tegemoetkoming, met dien verstande dat de tegemoetkoming eindigt indien zes maanden zijn verstreken vanaf de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering.

4. Indien de herbeoordeelde op de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering recht heeft op een werkloosheidsuitkering, maar de hoogte van deze uitkering niet wordt aangepast in verband met de verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering, heeft hij in afwijking van het tweede en derde lid recht op een tegemoetkoming voor de duur van zes maanden vanaf de datum waarop zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering is verlaagd of ingetrokken.

5. Indien de herbeoordeelde geen recht heeft op een werkloosheidsuitkering omdat hij een uitkering ontvangt op grond van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg of omdat hij ziekengeld ontvangt op grond van de Ziektewet, wordt laatstgenoemde uitkering of dat ziekengeld voor de toepassing van het tweede, derde en vierde lid gelijkgesteld met een werkloosheidsuitkering.

6. Voor zover in deze regeling niet anders wordt bepaald, zijn de artikelen 23, eerste lid, 24, 25, eerste lid, met uitzondering van de onderdelen b en c, 27, 28, onderdelen a, d en g, 29, 36a, 57, 57a, 57b, 80, 86a en 87c van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing op de herbeoordeelde die recht heeft op een tegemoetkoming.

7. Bij de toepassing van het zesde lid wordt het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting volgend uit het van overeenkomstige toepassing zijn van artikel 80 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering geacht het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting volgend uit het van overeenkomstige toepassing zijn van artikel 25, eerste lid, onderdeel a, van die wet te zijn.

8. Voor de overeenkomstige toepassing van de artikelen 25, eerste lid, en 28, onderdelen a, d en g, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de daarop berustende bepalingen, wordt de tegemoetkoming geacht naar een uitkeringspercentage van 70% te zijn vastgesteld.

9. Voor de toepassing van andere wetten dan de Kaderwet SZW-subsidies en de daarop berustende bepalingen, wordt een tegemoetkoming op grond van deze regeling aangemerkt als uitkering op grond van de verplichte verzekering op grond van de Werkloosheidswet, met dien verstande dat de tegemoetkoming:

a. voor de toepassing van de Ziektewet en de Wet arbeid en zorg en de daarop berustende bepalingen wordt aangemerkt als uitkering op grond van de verplichte verzekering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

b. voor het bepalen van het recht op toeslag op grond van de Toeslagenwet niet als zodanig wordt aangemerkt; en

c. voor het bepalen van het recht op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering niet als zodanig wordt aangemerkt voor de persoon wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering is verlaagd of ingetrokken als gevolg van de toepassing van artikel 35, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel 28, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.

Artikel 3

Hoogte tegemoetkoming

1. De herbeoordeelde ontvangt een tegemoetkoming ter hoogte van het verschil tussen de arbeidsongeschiktheidsuitkering waar hij recht op had op de dag voor de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering en de arbeidsongeschiktheidsuitkering waar hij recht op heeft vanaf die datum. Hierop wordt in mindering gebracht de toename van het inkomen uit of in verband met arbeid vanaf de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering ten opzichte van het inkomen uit of in verband met arbeid voor die datum.

2. Indien met betrekking tot de herbeoordeelde op de dag voor de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering artikel 44 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 58 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel 50 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten werd toegepast, wordt voor de toepassing van het eerste lid als de arbeidsongeschiktheidsuitkering waar hij recht op had op die dag aangemerkt de arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals deze met betrekking tot die dag zou zijn vastgesteld, indien de door de herbeoordeelde verrichte arbeid wel de arbeid zou zijn die is bedoeld in respectievelijk artikel 18, vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering, artikel 2, vierde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en artikel 2, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.

3. Van een toename als bedoeld in het eerste lid is sprake, indien het inkomen uit of in verband met arbeid in de periode waarover recht op een tegemoetkoming bestaat, gemiddeld per dag hoger is dan het inkomen uit of in verband met arbeid in de zes kalendermaanden voorafgaand aan de datum van verlaging of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering.

4. Voor de toepassing van het derde lid wordt een periode waarover de tegemoetkoming op grond van artikel 5, eerste lid, niet wordt betaald, aangemerkt als een periode waarover geen recht op tegemoetkoming bestaat.

Artikel 4

Betaling tegemoetkoming

1. De tegemoetkoming wordt door het UWV bij wege van een naar redelijkheid vast te stellen voorschot betaalbaar gesteld.

2. Het UWV betaalt het voorschot in de regel per maand.

3. De hoogte van de tegemoetkoming wordt zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de periode waarover de herbeoordeelde recht heeft op een tegemoetkoming op grond van artikel 2, definitief vastgesteld overeenkomstig artikel 3.

4. Indien bij de vaststelling blijkt dat het door het UWV op grond van het eerste lid betaalde voorschot:

a. te hoog is, wordt de te veel betaalde tegemoetkoming teruggevorderd van de herbeoordeelde;

b. te laag is, wordt de te weinig betaalde tegemoetkoming door UWV betaald aan de herbeoordeelde.

Artikel 5

Uitsluiting betaling tegemoetkoming

1. De tegemoetkoming wordt niet betaald:

a. indien de herbeoordeelde niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000;

b. voorzover de herbeoordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen.

2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op categorieën van personen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid.

Artikel 6

Uitvoering

In de uitvoering van deze regeling wordt voorzien door het UWV.

Hoofdstuk 3

Financiering

Artikel 7

Financiering

1. In de middelen tot dekking van de uitgaven verbonden aan deze regeling wordt voorzien door het Rijk.

2. De middelen worden ter beschikking gesteld aan het UWV via de rekening-courant bij de Minister van Financiën, die het UWV op grond van artikel 51, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen aanhoudt.

3. De artikelen 49 en 51, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen zijn van overeenkomstige toepassing bij de uitvoering van deze regeling.

4. Het UWV beheert en administreert afzonderlijk de middelen, bedoeld in het eerste lid.

5. Met inachtneming van het zesde, zevende en achtste lid brengt het UWV de uitgaven voor de tegemoetkomingen en de uitvoeringskosten in rekening bij de Minister.

6. Op de zesde dag van elke maand verstrekt het UWV aan de Minister:

a. een raming van de uitgaven verbonden aan de uitvoering van deze regeling in die maand;

b. een opgave van de gerealiseerde uitgaven verbonden aan de uitvoering van deze regeling over de maand gelegen twee maanden voor die maand.

7. In de raming, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, worden overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 1, afzonderlijk vermeld:

a. het totaalbedrag aan geraamde uitgaven voor de tegemoetkomingen op grond van deze regeling inclusief de op grond van enige wet over de tegemoetkomingen door het UWV verschuldigde premies die niet op deze tegemoetkomingen in mindering kunnen worden gebracht en de uitgaven en ontvangsten die betrekking hebben op wettelijke rente, proceskosten en rentelasten, en

b. het totaalbedrag aan geraamde uitvoeringskosten op grond van deze regeling.

8. In de opgave van de gerealiseerde uitgaven, bedoeld in het zesde lid, onderdeel b, worden overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 2, afzonderlijk vermeld:

a. het totaalbedrag aan uitbetaalde tegemoetkomingen op grond van deze regeling inclusief de op grond van enige wet over de tegemoetkomingen door het UWV verschuldigde premies die niet op deze tegemoetkomingen in mindering kunnen worden gebracht en de uitgaven en ontvangsten die betrekking hebben op wettelijke rente, proceskosten en rentelasten, en

b. het totaalbedrag aan gerealiseerde uitvoeringskosten op grond van deze regeling.

9. Indien de in het zesde lid bedoelde dag een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag is, vindt de verstrekking plaats op de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag is.

10. Met als valutadag de elfde dag van elke maand draagt de Minister het bedrag van de geraamde uitgaven verbonden aan de uitvoering van deze regeling in die maand via de rekening-courant bij de Minister van Financiën af aan het UWV. De Minister kan, na overleg met het UWV, van het geraamde bedrag afwijken.

11. Met als valutadag de elfde dag van elke maand verrekent de Minister het verschil tussen de gerealiseerde uitgaven en de geraamde uitgaven in de maand gelegen twee maanden voor die bedoeld in het tiende lid, met het bedrag, bedoeld in het tiende lid.

12. Indien de in het tiende of elfde lid bedoelde dag een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag is, vindt de afdracht plaats met als valutadag de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag is.

13. Uiterlijk op 1 juni dient het UWV de afrekening over het afgelopen kalenderjaar bij de Minister in.

14. In de afrekening, bedoeld in het dertiende lid, wordt, op basis van de jaarrekening, bedoeld in artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de kasstroom inzichtelijk gemaakt, en deze wordt afzonderlijk vermeld voor de tegemoetkomingen op grond van deze regeling inclusief de op grond van enige wet over de tegemoetkomingen door het UWV verschuldigde premies die niet op deze tegemoetkomingen in mindering kunnen worden gebracht en de uitgaven en ontvangsten die betrekking hebben op wettelijke rente, proceskosten en rentelasten alsmede voor de uitvoeringskosten verbonden aan de uitvoering van deze regeling.

15. Op grond van de afrekening, bedoeld in het dertiende lid, vindt voor 15 juli een betaling plaats ten gunste of ten laste van het UWV.

16. De Minister stelt jaarlijks voor 31 oktober de omvang van de middelen tot dekking van de uitgaven ter uitvoering van deze regeling vast, gespecificeerd overeenkomstig het achtste lid.

Hoofdstuk 4

Slotbepalingen

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2005 en vervalt met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 9

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De bijlagen 1 en 2 liggen ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Den Haag, 8 december 2004.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Algemeen

Inleiding

Deze regeling voorziet in een tijdelijke tegemoetkoming voor bepaalde arbeidsongeschikten die door een herbeoordeling in het kader van de zogenaamde herbeoordelingsoperatie een lager arbeidsongeschiktheidspercentage hebben gekregen. De regeling is aangekondigd in een brief aan de beide Kamers der Staten-Generaal van 28 juni 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 28333, nr. 36, blz. 3). In deze brief is aangegeven dat de regering het overgangsrecht voor deze groep wil verbeteren.

Achtergrond herbeoordelingsoperatie

Vanaf 1 oktober 2004 is een herbeoordelingsoperatie gestart van bestaande arbeidsongeschikten, die in totaal tweeëneenhalf jaar zal duren. De herbeoordelingsoperatie geschiedt op basis van de Wet wijziging systematiek herbeoordelingen arbeidsongeschiktheidswetten. De achtergrond van de herbeoordelingsoperatie is gelegen in de visie van de regering met betrekking tot arbeidsongeschiktheid. De regering hanteert het uitgangspunt dat mensen met arbeidsbeperkingen moeten worden aangesproken op wat zij nog wel kunnen in plaats van op wat zij niet meer kunnen. De focus moet gesteld zijn op arbeidsgeschiktheid in plaats van op arbeidsongeschiktheid. Aan de situatie dat mensen nu nodeloos aan de kant staan terwijl zij met een steuntje in de rug wel degelijk zouden kunnen werken of meer kunnen werken, wordt een einde gemaakt. Om de terugkeer naar werk te bevorderen is ook extra geld uitgetrokken voor ondersteunende reïntegratie-activiteiten.

De herbeoordelingsoperatie vindt plaats met het per 1 oktober 2004 aangepaste Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Stb. 2004, 434), waarmee bereikt wordt dat meer dan voorheen het geval was, bepaald kan worden wat iemand nog wel kan. De mate van arbeidsongeschiktheid kan zo beter worden vastgesteld.

Arbeidsongeschikten geboren voor of op 1 juli 1954 zijn van de herbeoordelingsoperatie uitgezonderd, evenals personen die bij eerdere herzieningen onder beschermend overgangsrecht vielen. De herbeoordelingsoperatie (en daarmee deze regeling) heeft dus alleen betrekking op personen die op 30 september 2004 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering (hierna: WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (hierna: Wajong) hadden en die niet onder de genoemde uitzonderingsgroepen vallen.

Inhoud en doel

In deze regeling wordt de mogelijkheid gecreëerd om aan arbeidsongeschikten die betrokken zijn bij de herbeoordelingsoperatie, een tijdelijke tegemoetkoming te verstrekken. Het doel van de regeling is het overgangsrecht voor de betrokken groep te verbeteren, waardoor deze personen meer kans krijgen zich te oriënteren op de arbeidsmarkt en een baan te zoeken. Door de regeling wordt bereikt dat alle daarvoor in aanmerking komende arbeidsongeschikten die een lager arbeidsongeschiktheidspercentage krijgen, gedurende acht maanden geen inkomensachteruitgang ondervinden.

Deze regeling heeft betrekking op arbeidsongeschikten die een lager arbeidsongeschiktheidspercentage krijgen door een herbeoordeling op grond van de herbeoordelingsoperatie, die op het moment van verlaging of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering geen recht hebben op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (hierna: WW) dan wel recht op een WW-uitkering van korter dan zes maanden, en die er ondanks adequate inspanningen niet in slagen een (extra) inkomen te verwerven dat opweegt tegen de verlaging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Met verlaging van de uitkering wordt ook bedoeld een beëindiging van de uitkering.

De betreffende personen hebben recht op een tijdelijke tegemoetkoming van maximaal zes maanden. Het eerste moment waarop het recht op de tijdelijke tegemoetkoming kan ontstaan is twee maanden na de herbeoordeling, met andere woorden op de dag waarop de uitkering zoals die was voor de herbeoordeling daadwerkelijk wordt verlaagd of beëindigd. De tegemoetkoming eindigt uiterlijk zes maanden na de daadwerkelijke verlaging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Deze maximale duur wordt verkort met tijdvakken waarin op het moment van intrekking of verlaging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering wel recht op WW bestaat. Een uitzondering hierop wordt gevormd door de situatie dat er recht bestaat op WW vanuit een andere (nieuwe) dienstbetrekking, die geen verband houdt met de WAO-uitkering. In dat geval kan wel recht op tegemoetkoming bestaan.

De hoogte van de tijdelijke tegemoetkoming is gelijk aan het verschil tussen de arbeidsongeschiktheidsuitkering die de herbeoordeelde ontving voor de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering en de arbeidsongeschiktheidsuitkering vanaf die datum. Hierop wordt de toename van het inkomen uit of in verband met arbeid vanaf de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering ten opzichte van het inkomen uit of in verband met arbeid voor die datum in mindering gebracht.

Het inkomen voor de verlaging of intrekking van de uitkering wordt bepaald door het gemiddeld inkomen per dag te berekenen over een periode van zes maanden. De toename van het inkomen uit of in verband met arbeid wordt achteraf over de periode van zes maanden vastgesteld op een gemiddeld inkomen per dag. De tijdelijke tegemoetkoming wordt bij wijze van voorschot per maand uitbetaald, en na afloop van de periode van zes maanden definitief vastgesteld. Indien degene die een tegemoetkoming ontvangt tussentijds een verhoging of verlaging van zijn inkomen ondervindt, meldt hij dit aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) en wordt deze wijziging in de voorschotten verwerkt.

De regeling heeft betrekking op alle arbeidsongeschikten die betrokken zijn bij de herbeoordelingsoperatie, dus zowel personen met een WAO- als met een WAZ- of Wajong-uitkering.

Deze regeling heeft een activerende werking, omdat de rechthebbenden verplicht zijn mee te werken aan activiteiten die het UWV of het reïntegratiebedrijf in opdracht van het UWV wenselijk acht ter verbetering van hun positie op de arbeidsmarkt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het volgen van een reïntegratietraject of voldoende sollicitatiegedrag vertonen. Daarnaast gelden de reguliere informatieverplichtingen zoals opgenomen in de WAO. Indien betrokkenen zich niet houden aan de verplichtingen, legt UWV een maatregel op.

De gang van zaken met betrekking tot de begeleiding van de herbeoordeelden bij reïntegratie en werkhervatting is als volgt.

De arbeidsdeskundige nodigt de cliënt binnen de uitlooptermijn van twee maanden uit voor een gesprek waarin de mogelijkheden tot werkhervatting centraal staan. In dat gesprek wordt de reïntegratievisie opgesteld. Als ondersteuning door een reïntegratiebedrijf gewenst is, vindt ook binnen deze periode de aanmelding bij een gecontracteerd reïntegratiebedrijf plaats. De reïntegratieactiviteiten beginnen dus al in de uitlooptermijn en lopen door in de periode waarover recht bestaat op de tegemoetkoming.

De arbeidsdeskundige zal als reïntegratiecoach de regie over het reïntegratieproces voeren en opdracht geven tot de inkoop van trajecten en overige begeleiding, en daarnaast controle uitoefenen met betrekking tot termijnen, resultaten en kosten. Voor de herbeoordeelde cliënt wordt de reïntegratiecoach het enige aanspreekpunt van UWV.

Bij het opstellen van de reïntegratievisie gaat de reïntegratiecoach in samenspraak met de cliënt na hoe de weg naar arbeid er het beste uit kan zien. In het gesprek wordt bekeken wat de wensen en mogelijkheden van de cliënt met betrekking tot reïntegratie zijn. Voorop bij reïntegratie staat de eigen verantwoordelijkheid van de cliënten om aan het werk te gaan. De arbeidsdeskundige en de cliënt maken concrete afspraken over wat de cliënt zelf kan en moet doen. De gevolgen van het niet naleven van de verplichtingen worden ook opgenomen in de reïntegratievisie. Cliënt en de reïntegratiecoach ondertekenen beiden de reïntegratieovereenkomst.

Voor diegenen die niet op eigen kracht naar de arbeidsmarkt kunnen terugkeren, kan de reïntegratievisie in de inkoop van een traject bij een reïntegratiebedrijf voorzien. De reïntegratievisie wordt dan uitgewerkt in een concreet arbeidsintegratieplan. Dit wordt door de cliënt zelf opgesteld met behulp van een door of voor hem ingeschakeld reïntegratiebedrijf. Doel van het arbeidsintegratieplan is een nauwkeurige beschrijving van het geheel van activiteiten dat wordt gevolgd om de overstap naar de arbeidsmarkt te maken. De daadwerkelijke uitvoering van de activiteiten in het arbeidsintegratieplan, door zowel de cliënt als het reïntegratiebedrijf, wordt door de reïntegratiecoach gemonitord.

Voor de overige cliënten geldt dat inkoop van een traject bij een reïntegratiebedrijf niet noodzakelijk is omdat zij op eigen kracht een plek op de arbeidsmarkt kunnen verwerven. Met deze cliënten maakt de reïntegratiecoach afspraken over activiteiten zoals inschrijving bij het Centrum voor Werk en Inkomen als werkzoekende, aanmelding bij bijvoorbeeld uitzendbureau’s, sollicitatieactiviteiten naar functies die in de reïntegratievisie als passend zijn opgenomen, etc. Ook worden afspraken gemaakt over de wijze waarop de voortgang wordt bewaakt, schriftelijk, telefonisch of in gesprekken.

Een tegemoetkoming op grond van deze regeling wordt voor andere wetten aangemerkt als WW-uitkering. Dit heeft betekenis voor bijvoorbeeld de ziekenfondsverzekering en de premieheffing op de tegemoetkoming. Een uitzondering hierop bestaat met betrekking tot de Toeslagenwet (er kan geen recht op toeslag bestaan alleen op grond van het ontvangen van de tegemoetkoming), met betrekking tot de toepassing van de Ziektewet en de Wet arbeid en zorg en met betrekking tot het ontstaan van het recht op WAO-uitkering voor de arbeidsongeschikte zelfstandigen en jonggehandicapten.

Financiering

In de financiering van deze regeling wordt voorzien door het Rijk. Hiertoe wordt een rijksbijdrage verstrekt aan het UWV. De op grond van deze regeling te verstrekken tegemoetkomingen en de daaraan verbonden uitvoeringskosten komen ten laste van de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (beleidsartikel 30). In de toelichting op de financieringsbepalingen van deze regeling (artikel 7 van de onderhavige regeling) wordt hier nader op ingegaan.

Uitvoering

Deze regeling wordt uitgevoerd door het UWV. Het UWV stelt op aanvraag voor iedere arbeidsongeschikte die een lager arbeidsongeschiktheidspercentage krijgt bij de herbeoordelingsoperatie vast of recht op een tegemoetkoming op grond van deze regeling bestaat. De bepalingen van de WAO wat betreft de uitvoering en handhaving zijn van overeenkomstige toepassing. Het toezicht door de Inspectie Werk en Inkomen geschiedt conform de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Financiële effecten

De extra kosten van de tijdelijke compenserende regeling in de periode 2005–2007 bedragen in totaliteit circa € 24 mln., waarvan circa € 6 mln. uitvoeringskosten. Daarbij is rekening gehouden met de in het sociaal akkoord overeengekomen beperking van de doelgroep van de herbeoordelingsoperatie. De verwachte kosten zijn in de tijd gespreid rekening houdend met de planning van de herbeoordelingsoperatie, de systematiek van uitkeringsverlaging en de uitkeringsrechten op grond van deze compenserende regeling.

Bij de WAO betreft het ten eerste een groep die geen recht krijgt op WW en ook niet op bijstand en ten tweede een groep die geen recht heeft op WW, maar wel op bijstand. Voor de additionele kosten van deze compenserende regeling is voor de tweede groep uitgegaan van het verschil tussen de bijstandsuitkering en de tegemoetkoming (die gerelateerd is aan het dagloon). Degenen die geen recht op WW zullen hebben en van de tegemoetkoming gebruik zullen maken, zijn vrijwel alleen gedeeltelijk arbeidsongeschikten die met een WAO uitkeringsverlaging te maken krijgen.

Voor de WAZ en Wajong is verondersteld dat degenen die na herbeoordeling en uitkeringsverlaging geen recht krijgen op een andere minimumuitkering, op basis van dit overgangsrecht een tegemoetkoming krijgen voor de duur van 6 maanden die is afgeleid van het minimumloon.

Naast bovengenoemde additionele kosten zal als gevolg van de overgangsregeling bovendien een neutrale verschuiving plaatsvinden van de bijstand naar de tijdelijke compenserende regeling. Deze verschuiving bedraagt circa € 5, € 5 en € 0,5 mln. in 2005, 2006 en 2007. Gedurende de eerste zes maanden na uitkeringsverlaging zal de overgangsregeling het inkomensverlies compenseren en zal geen beroep op de bijstand worden gedaan. Uitkeringslasten, waarvan verwacht werd dat die in deze overgangsperiode in de bijstand zouden optreden, zullen dus in de overgangsregeling in plaats van in de bijstand optreden.

(× € 1 mln.)

2004

2005

2006

2007

Totaal

Additionele kosten overgangsrecht

1

14

8

1

24

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

In dit artikel worden begrippen die in deze regeling vaker voorkomen omschreven.

Artikel 2. Het recht op tegemoetkoming

Op grond van het eerste lid van artikel 2 moet de herbeoordeelde een aanvraag indienen, alvorens hij in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming op grond van deze regeling.

Op grond van het tweede lid heeft de herbeoordeelde voor de duur van zes maanden recht op een tegemoetkoming als hij op de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering geen recht heeft op een uitkering op grond van hoofdstuk IIA of IIB van de WW of wachtgeld als bedoeld in de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen. Het recht op de tegemoetkoming gaat in op de eerste dag waarop de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de herbeoordeelde is verlaagd of ingetrokken. Als de herbeoordeelde op de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering wel recht heeft op een WW-uitkering of wachtgeld waarvan de resterende duur minder bedraagt dan zes maanden, heeft hij op grond van het vierde lid na afloop van de uitkeringsduur van die uitkering of dat wachtgeld recht op een tegemoetkoming.

Als de herbeoordeelde op de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering recht heeft op een WW-uitkering of wachtgeld, waarbij de hoogte van de uitkering of het wachtgeld niet wordt aangepast in verband met de verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering, heeft hij op grond van het vierde lid in afwijking van het tweede en derde lid recht op een tegemoetkoming voor de duur van zes maanden vanaf de datum waarop zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering is verlaagd of ingetrokken. Dit heeft betrekking op de situatie dat er recht bestaat op WW vanuit een andere (nieuwe) dienstbetrekking, die geen verband houdt met de WAO-uitkering. In dat geval kan dus wel recht op een tegemoetkoming bestaan.

Als de herbeoordeelde geen recht heeft op een WW-uitkering omdat hij een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg of ziekengeld ontvangt, wordt die uitkering of dat ziekengeld voor de toepassing van het tweede, derde en vierde lid gelijkgesteld met een WW-uitkering. Dit betekent dus dat de herbeoordeelde ook geen tegemoetkoming ontvangt als hij weliswaar geen WW-uitkering ontvangt, maar wel een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg of ziekengeld, indien die uitkering of dat ziekengeld wordt ontvangen in plaats van een WW-uitkering.

De tegemoetkoming eindigt indien zes maanden zijn verstreken vanaf de datum van verlaging of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. De herbeoordeelde heeft dus maximaal gedurende zes maanden recht op een tegemoetkoming, waarbij de einddatum van de tegemoetkoming in ieder geval ligt zes maanden na de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Stel de WAO-uitkering van een werknemer wordt verlaagd per 1 januari 2005. Op dat moment ontvangt hij daarnaast nog een WW-uitkering die wordt verhoogd in verband met de verlaging van de WAO-uitkering. Vanaf 1 april 2005 heeft hij geen recht meer op WW-uitkering. In dat geval heeft er weliswaar een verlaging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering plaatsgevonden, maar heeft de herbeoordeelde van 1 januari tot 1 april toch geen recht op een tegemoetkoming, omdat hij gedurende die periode recht heeft op een WW-uitkering. Per 1 april ontstaat dan wel recht op een tegemoetkoming. Vanaf 1 juli heeft de herbeoordeelde niet langer recht op deze tegemoetkoming, omdat dan zes maanden zijn verstreken vanaf de datum van verlaging van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming moet de herbeoordeelde voorts aan een aantal vereisten voldoen op grond van het zesde lid van dit artikel. Er is voor gekozen deze regeling zo veel mogelijk te laten aansluiten bij de WAO. Een aantal artikelen van de WAO dat ziet op verplichtingen voor de werknemer en maatregelen bij het niet-nakomen hiervan (de artikelen 23, eerste lid, 24, 25, eerste lid, met uitzondering van de onderdelen b en c, 27, 28, onderdelen a, d en g, 29, en 80 van de WAO) is daarom van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarnaast zijn artikelen met betrekking tot de herziening of intrekking van de toekenning (artikel 36a), de terugvordering (57, 57a, eerste lid, en 57b) en beslistermijnen (de artikelen 86a en 87c) van overeenkomstige toepassing verklaard.

Voorts wordt het door de herbeoordeelde niet of niet behoorlijk nakomen van de van overeenkomstige toepassing zijnde verplichting, bedoeld in artikel 80 van de WAO, aangemerkt als het niet of niet behoorlijk nakomen van de van overeenkomstige toepassing zijnde verplichting, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel a, van die wet. Dit betekent dat het UWV de herbeoordeelde zijn tegemoetkoming tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk weigert indien de herbeoordeelde zijn inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk is nagekomen (net zoals het geval is als hij de inlichtingenplicht niet binnen de door het UWV daaraan gestelde termijn is nagekomen).

Dit wijkt dus af van de handhavingssystematiek die geldt voor de WAO. Daar geldt immers dat een boete opgelegd wordt indien de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk is nagekomen. De reden voor de afwijking hiervan is dat de Kaderwet SZW-subsidies niet de grondslag biedt voor het opleggen van boetes. Voor de overeenkomstige toepassing van de artikelen 25, eerste lid, en 28, onderdelen a, d en g, van de WAO en de daarop berustende bepalingen, is in het achtste lid bepaald dat de tegemoetkoming wordt geacht naar een uitkeringspercentage van 70% te zijn vastgesteld. Dit is geregeld, omdat op deze wijze de hoogte een eventueel opgelegde maatregel kan geschieden overeenkomstig de wijze waarop dit nu is vastgelegd in het Maatregelenbesluit UWV.

Voor de volledigheid zij vermeld dat de regeling wat betreft internationale aspecten gezien moet worden als een arbeidsongeschiktheidsregeling.

Een tegemoetkoming op grond van deze regeling wordt op grond van het negende lid aangemerkt als WW-uitkering voor andere wetten dan de Kaderwet SZW-subsidies. Dit betekent onder meer dat voor de tegemoetkoming dezelfde voorwaarden gelden met betrekking tot bijvoorbeeld premieheffing als bij WW-uitkeringen.

Hierop gelden drie uitzonderingen. Dit betreft ten eerste de Ziektewet en de Wet arbeid en zorg. In het negende lid van dit artikel is namelijk voorts geregeld dat de tegemoetkoming, in uitzondering op de hoofdregel dat deze als WW-uitkering aangemerkt, voor de toepassing van de Ziektewet en de Wet arbeid en zorg aangemerkt moet worden als een WAO-uitkering. Dit betekent dat de herbeoordeelde met betrekking tot de tegemoetkoming wel als verzekerde aangemerkt moet worden in de zin van de Ziektewet (en dus premieplichtig is) (artikel 20 j° artikel 8a Ziektewet), maar dat de herbeoordeelde geen recht heeft op uitkering van ziekengeld op grond van die wet (artikel 21 j° artikel 29 Ziektewet). Aangezien degene die een WAO-uitkering ontvangt op grond van artikel 3:6, eerste lid, onderdeel b, van de Wet arbeid en zorg j° artikel 8a van de Ziektewet niet wordt aangemerkt als gelijkgestelde in de zin van die wet, heeft de herbeoordeelde op grond van het zevende lid van dit artikel evenmin recht op een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg.

Voorts wordt de tegemoetkoming voor het bepalen van het recht op toeslag op grond van de Toeslagenwet niet aangemerkt als WW-uitkering. Dit betekent dat een herbeoordeelde die uitsluitend recht heeft op een tegemoetkoming op grond van deze regeling, geen recht heeft op een toeslag. Bij het bepalen van de hoogte van de toeslag van een persoon die naast de tegemoetkoming bijvoorbeeld recht heeft op een WAO-uitkering, speelt de tegemoetkoming wel een rol. De tegemoetkoming wordt wel meegenomen bij het bepalen van de hoogte van het inkomen, op grond waarvan de hoogte van de toeslag wordt vastgesteld. Tot slot wordt de tegemoetkoming voor de persoon die recht krijgt op een tegemoetkoming in verband met een verlaging of intrekking van een WAZ- of Wajonguitkering niet aangemerkt als een WW-uitkering voor het bepalen van het recht op een WAO-uitkering.

Artikel 3. Hoogte tegemoetkoming

In artikel 3 is geregeld hoe de hoogte van de tegemoetkoming moet worden vastgesteld.

De herbeoordeelde ontvangt een tegemoetkoming ter hoogte van het verschil tussen de arbeidsongeschiktheidsuitkering waarop hij recht had op de dag voor de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering en de arbeidsongeschiktheidsuitkering waarop hij recht heeft vanaf die datum. Bij het bepalen van de omvang van dit verschil wordt uiteraard ook (de hoogte van) het recht op vakantieuitkering in aanmerking genomen. Indien op de datum van de verlaging of intrekking de uitkering verlaagd was ten gevolge van toepassing van een maatregel, geldt de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering zonder toepassing van die maatregel. Indien met betrekking tot de herbeoordeelde op de dag voor de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering artikel 44 van de WAO, artikel 58 van de WAZ of artikel 50 van de Wajong werd toegepast, geldt evenwel het volgende. Dan wordt namelijk voor het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming als de arbeidsongeschiktheidsuitkering waar hij recht op had op die dag aangemerkt de arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals deze met betrekking tot die dag zou zijn vastgesteld, als de door de herbeoordeelde verrichte arbeid wel zou zijn aangemerkt als alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de werknemer met zijn krachten bekwaamheden in staat is.

Daarnaast is voor het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming van belang of er vanaf de datum van verlaging of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de herbeoordeelde sprake is van een toename van diens inkomen uit of in verband met arbeid. De toename van het inkomen wordt bepaald door het verschil te nemen tussen het gemiddeld inkomen uit of in verband met arbeid in de periode waarover recht op een tegemoetkoming bestaat en het inkomen uit of in verband met arbeid in de zes kalendermaanden voorafgaand aan de datum van verlaging of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Voor het bepalen van de periode waarover de gemiddelde toename van het inkomen moet worden berekend, wordt een periode waarover de tegemoetkoming op grond van artikel 5, eerste lid, niet wordt betaald, overigens aangemerkt als een periode waarover geen recht op tegemoetkoming bestaat. Dit betekent dat met betrekking tot een herbeoordeelde die feitelijk recht heeft op een tegemoetkoming gedurende een periode van zes maanden, waarbij gedurende de periode van een maand geen betaling plaatsvindt als gevolg van de toepassing van artikel 5, eerste lid, voor het berekenen van het gemiddeld inkomen na de datum van verlaging of intrekking van de uitkering, uitgegaan moet worden van de periode van vijf maanden waarin hij recht heeft op een tegemoetkoming, en deze ook daadwerkelijk uitbetaald heeft gekregen. Indien er gemiddeld per dag sprake is van een toename van het inkomen uit of in verband met arbeid, wordt deze toename in mindering gebracht op de hoogte van de tegemoetkoming. Indien er sprake is van een gemiddelde afname van het inkomen uit of in verband met arbeid vanaf de datum van verlaging of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, heeft deze geen invloed op de hoogte van de tegemoetkoming. De uiteindelijke hoogte van de tegemoetkoming wordt dus bepaald door die gemiddelde toename van het inkomen uit of in verband met arbeid in mindering te brengen op het verschil tussen de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering voor en de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering vanaf de datum van verlaging of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Onder inkomen in verband met arbeid wordt bijvoorbeeld ook de WW-uitkering verstaan waarop de herbeoordeelde recht krijgt in de periode van zes maanden na de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren indien er op de datum van verlaging of intrekking geen recht op WW-uitkering bestond omdat betrokkene op die datum zoveel uur werkte dat hij niet werkloos was.

Ter verduidelijking van de wijze van berekening van de hoogte van de tegemoetkoming het volgende voorbeeld. Een herbeoordeelde krijgt recht op een tegemoetkoming. Hij heeft op de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering geen recht op een werkloosheidsuitkering Vanaf die datum heeft hij gedurende zes maanden ononderbroken recht op tegemoetkoming en wordt die tegemoetkoming ook daadwerkelijk uitbetaald. Voor de datum van intrekking van zijn uitkering (hij is volledig afgeschat) had hij recht op een uitkering van 42% van het vervolgdagloon (in zijn geval 62 euro per werkdag), dus 26 euro. Uitgangspunt voor het bepalen van de hoogte van zijn tegemoetkoming is dus deze 26 euro per werkdag. Een periode van zes maanden omvat in totaal 130,5 uitkeringsdagen. De totale tegemoetkoming over zes maanden zou dan dus 3393 euro zijn. Hierop moet nog in mindering worden gebracht de toename van het inkomen uit of in verband met arbeid. In de zes maanden voor de intrekking van zijn uitkering bedroeg zijn inkomen gemiddeld 20 euro per werkdag. In de periode van zes maanden waarin hij zijn tegemoetkoming heeft ontvangen heeft hij in totaal 3262,5 euro ontvangen aan inkomen uit of in verband met arbeid. Dit betekent dat zijn inkomen over die periode gemiddeld per werkdag 25 euro is. De gemiddelde toename van zijn inkomen uit of in verband met arbeid per werkdag is dus 5 euro (25 euro – 20 euro). Zijn inkomen uit of in verband met arbeid is dus over de gehele periode van zes maanden toegenomen met 652,5 euro. Hij heeft daarom over deze gehele periode recht op een tegemoetkoming van 2740,5 euro (3393 euro – 652,5 euro), hetgeen betekent een tegemoetkoming van gemiddeld 21 euro per werkdag.

Artikel 4. Betaling tegemoetkoming

De tegemoetkoming wordt in eerste instantie door het UWV als voorschot betaald aan de herbeoordeelde. De hoogte van dit voorschot wordt door het UWV naar redelijkheid vastgesteld. Indien degene die een tegemoetkoming ontvangt tussentijds een verhoging of verlaging van zijn inkomen ondervindt, is hij (op grond van de overeenkomstige toepassing van artikel 80 WAO) verplicht dit te melden aan het UWV. Dit wordt dan in de voorschotten verwerkt. Het voorschot wordt doorgaans per maand betaald. Zo spoedig mogelijk na het verstrijken van zes maanden gerekend vanaf de datum van verlaging of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de herbeoordeelde wordt de totale hoogte van de tegemoetkoming over die zes maanden definitief vastgesteld. Als blijkt dat het betaalde voorschot te hoog is vastgesteld, wordt het teveel betaalde voorschot teruggevorderd van de herbeoordeelde. Terugvordering geschiedt overeenkomstig de artikelen 57 e.v. van de WAO. Als het voorschot te laag is vastgesteld, wordt de te weinig betaalde tegemoetkoming door UWV betaald aan de herbeoordeelde.

Artikel 5. Uitsluiting betaling tegemoetkoming

In een tweetal gevallen ontstaat er weliswaar een recht op de tegemoetkoming, maar wordt de tegemoetkoming niet uitbetaald. Hiervan is sprake voor zover de herbeoordeelde zijn vrijheid rechtens is ontnomen en indien de herbeoordeelde niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. Voor de betekenis van deze gronden voor uitsluiting van betaling van de tegemoetkoming wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de daarmee overeenkomende uitsluitingsgronden van artikel 19, eerste lid, van de WW. Indien een van deze gronden voor uitsluiting van betaling van toepassing is, betekent dit dat de periode van zes maanden waarin het recht op tegemoetkoming bestaat gewoon doorloopt. Indien bijvoorbeeld voor een herbeoordeelde op 1 november 2005 het recht op tegemoetkoming is ontstaan op grond van artikel 3 van deze regeling en hij van 1 december 2005 tot 1 februari 2006 gedetineerd is geweest, dan is de tegemoetkoming uitbetaald van 1 november tot 1 december 2005 en daarna van 1 december 2005 tot 1 februari 2006 niet. Vervolgens is op 1 februari het recht op uitbetaling van de tegemoetkoming weer ontstaan. Op 1 mei 2006 is het recht op de tegemoetkoming dan geëindigd. In totaal heeft de herbeoordeelde dan gedurende vier maanden recht op uitbetaling van de tegemoetkoming gehad.

Artikel 6. Uitvoering

Deze regeling wordt uitgevoerd door het UWV. Het UWV beoordeelt of een herbeoordeelde in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op grond van deze regeling, bepaalt de hoogte hiervan en draagt zorg voor de betaling van de tegemoetkoming aan de herbeoordeelde.

Artikel 7. Financiering

In dit artikel worden regels gesteld met betrekking tot de financiering van deze regeling. De financiering geschiedt door het Rijk, in het bijzonder de Minister. De Minister stelt aan het UWV de middelen ter dekking van de uitgaven verbonden aan deze regeling, te weten de uitgaven voor de tegemoetkomingen en de uitvoeringskosten van het UWV, ter beschikking. Dit geschiedt door het verstrekken van een rijksbijdrage aan het UWV. De middelen worden ter beschikking gesteld aan het UWV via de rekening-courant bij de Minister van Financiën.

Het UWV beheert en administreert de middelen. Het UWV brengt de uitgaven voor de tegemoetkomingen en de uitvoeringskosten van het UWV in rekening bij de Minister op de volgende wijze. Op de zesde dag van elke maand verstrekt het UWV aan de Minister een tweetal overzichten. Dit betreft ten eerste een raming van de uitgaven die in die maand verbonden zijn aan de uitvoering van deze regeling. In de raming worden afzonderlijk vermeld het totaalbedrag aan geraamde uitgaven voor de tegemoetkomingen en het totaalbedrag aan geraamde uitvoeringskosten op grond van deze regeling. Voor de toepassing van het zevende, achtste en veertiende lid van het onderhavige artikel wordt onder respectievelijk de geraamde uitgaven voor de tegemoetkomingen, de uitbetaalde tegemoetkomingen en de tegemoetkomingen mede begrepen de op grond van enige wet over de tegemoetkomingen door het UWV verschuldigde premies die niet op deze tegemoetkomingen in mindering kunnen worden gebracht en de uitgaven en ontvangsten die betrekking hebben op wettelijke rente, proceskosten en rentelasten. Daarnaast betreft het een opgave van de gerealiseerde uitgaven verbonden aan de uitvoering van deze regeling over de maand gelegen twee maanden voor die maand. In de opgave worden afzonderlijk vermeld het totaalbedrag aan uitbetaalde tegemoetkomingen en het totaalbedrag aan gerealiseerde uitvoeringskosten. Aan de hand van deze gegevens draagt de Minister met als valutadag de elfde dag van elke maand het bedrag van de geraamde uitgaven verbonden aan de uitvoering van deze regeling over die maand af aan het UWV. De Minister verrekent dan ook het verschil tussen de gerealiseerde uitgaven en de geraamde uitgaven over de maand gelegen twee maanden voor die maand, met dat bedrag. Uiterlijk op 1 juni van ieder jaar dient het UWV de afrekening over het afgelopen kalenderjaar bij de Minister in. In de afrekening wordt, op basis van de jaarrekening, de kasstroom inzichtelijk gemaakt, en deze wordt afzonderlijk vermeld voor de tegemoetkomingen op grond van deze regeling alsmede de uitvoeringskosten verbonden aan de uitvoering van deze regeling. Voor 15 juli vindt dan op grond van deze afrekening een betaling plaats ten gunste of ten laste van UWV (de definitieve afrekening). Nadat deze definitieve afrekening is gemaakt, wordt jaarlijks door de Minister voor 31 oktober de omvang van de middelen tot dekking van de uitgaven ter uitvoering van deze regeling vastgesteld.

Artikel 8. Inwerkingtreding

De herbeoordelingsoperatie wordt in cohorten door het UWV uitgevoerd. De herbeoordelingsoperatie eindigt in het derde kwartaal 2006. In verband met de uitloopperiode van de WAO-, WAZ- en Wajong-uitkering, en in verband met eventualiteiten is besloten de einddatum van de regeling te bepalen op 1 januari 2009.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven