Tijdelijke subsidieregeling Stichting Waterloopkundig Laboratorium en Stichting Geodelft

Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat houdende regels voor tijdelijke verstrekking van subsidie aan de Stichting Waterloopkundig Laboratorium en de Stichting GeoDelft (Tijdelijke subsidieregeling Stichting Waterloopkundig Laboratorium en Stichting Geodelft)

6 december 2004

Nr. HDJZ/BIM/2004-2772

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. WL/Delft Hydraulics: de Stichting Waterloopkundig Laboratorium te Delft;

c. GeoDelft: de Stichting GeoDelft te Delft;

d. functie van technologisch kenniscentrum: het onderhouden van een kennisbasis die voorziet in de huidige en voorzienbare kennisbehoeften van overheid en bedrijfsleven door middel van kennisontwikkeling en kennisoverdracht;

e. functie van technologisch ontwikkelingscentrum: het vraaggestuurd ontwikkelen en beschikbaar stellen van technologie ten behoeve van overheid en bedrijfsleven;

f. basissubsidie: subsidie ten behoeve van de functie van technologisch kenniscentrum uit middelen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

g. doelsubsidie: subsidie ten behoeve van de functie van technologisch ontwikkelingscentrum uit middelen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;

h. aanvrager: degene die met toepassing van artikel 5, eerste lid, subsidie heeft aangevraagd;

i. subsidieontvanger: degene die op grond van deze regeling een beschikking tot subsidieverlening heeft ontvangen.

Artikel 2

1. De minister kan per boekjaar, voor de boekjaren 2005 en 2006, een basis- en een doelsubsidie verstrekken aan WL/Delft Hydraulics en GeoDelft ter ondersteuning van de functies van technologisch kenniscentrum en van technologisch ontwikkelingscentrum.

2. De functies van technologisch kenniscentrum en van technologisch ontwikkelingscentrum van WL/Delft Hydraulics hebben betrekking op kennis en technologie op het terrein van water, andere vloeistoffen en gassen op:

a. de kerndiscipline hydrodynamica;

b. de kerndiscipline morfologie;

c. de kerndiscipline oppervlaktewaterhydrologie;

d. de discipline waterkwaliteit;

e. de discipline aquatische ecologie.

3. De functies van technologisch kenniscentrum en van technologisch ontwikkelingscentrum van GeoDelft hebben betrekking op geotechnische kennis en technologie op de kerndisciplines:

a. grondmechanica;

b. funderingstechniek;

c. geo-ecologie.

Artikel 3

Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 4

1. Het maximaal te verstrekken bedrag aan subsidie is:

a. € 5.234.890,– voor WL/Delft Hydraulics voor het boekjaar 2005;

b. € 4.984.890,– voor WL/Delft Hydraulics voor het boekjaar 2006;

c. € 4.510.890,– voor GeoDelft voor het boekjaar 2005;

d. € 4.260.890,– voor GeoDelft voor het boekjaar 2006;

2. Van de bedragen, genoemd in het eerste lid, onderdeel a en onderdeel b, wordt per boekjaar maximaal € 226.890,– verstrekt voor het onderdeel grote faciliteiten (Getijgoot en Deltagoot) van de functie van technologisch ontwikkelingscentrum.

3. Van de bedragen, genoemd in het eerste lid, onderdeel c en onderdeel d, wordt per boekjaar maximaal € 226.890,– verstrekt voor het onderdeel grote faciliteit (Geocentrifuge), van de functie van technologisch ontwikkelingscentrum.

4. De in het eerste lid genoemde bedragen kunnen jaarlijks worden verhoogd met een compensatie voor de arbeidskostenontwikkeling en met een prijscompensatie voor de materiële kosten, indien hiervoor overeenkomstig de desbetreffende loon- en prijsbijstellingsbrieven van het Ministerie van Financiën gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 5

1. De aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door de directie van WL/Delft Hydraulics, respectievelijk door de directie van GeoDelft bij de minister ter attentie van de Hoofdingenieur-Directeur van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Postbus 5044, 2600 AG te Delft.

2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, is een gecombineerde aanvraag voor basis- en doelsubsidie.

3. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk ingediend op 1 november voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

4. Uiterlijk 1 juli 2005 stuurt de aanvrager een concept van de in het eerste lid bedoelde aanvraag voor het boekjaar 2006 naar het adres, genoemd in het eerste lid.

5. Het gedeelte van de aanvraag dat betrekking heeft op de doelsubsidie, komt tot stand in overeenstemming met de minister vertegenwoordigd door de Hoofdingenieur-Directeur van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde.

Artikel 6

De beslissing op de aanvraag tot subsidieverlening wordt uiterlijk genomen op de eerste dag van het boekjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 7

De subsidie wordt steeds verleend onder de voorwaarde dat voor het deel van de subsidie dat ten laste van een nog niet vastgestelde begroting komt, voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 8

1. De subsidieontvanger:

a. rondt de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend in het desbetreffende boekjaar af;

b. doet onverwijld schriftelijk mededeling aan de minister van alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de subsidie en de rechtmatige en doelmatige aanwending daarvan;

c. verleent medewerking aan een onderzoek naar de rechtmatige en doelmatige aanwending van de ontvangen subsidiegelden, dat wordt verricht namens of in opdracht van de minister of de Algemene Rekenkamer en verschaft degene die met dit onderzoek is belast desgevraagd alle informatie die deze voor het onderzoek nodig acht.

2. Subsidie die is verleend op grond van deze regeling wordt niet aangewend ter gehele of gedeeltelijke financiering op welke wijze dan ook van activiteiten die andere instellingen of bedrijven op commerciële basis ontplooien of zouden kunnen ontplooien.

Artikel 9

1. Alle resultaten van de activiteiten die worden gesubsidieerd op grond van deze regeling behoren tot het publieke domein en worden door de subsidieontvanger, tegen betaling van kosten die zijn gemoeid met het vastleggen van de resultaten op het daarvoor meest geschikte medium en onder verlening van een gratis, niet-exclusief en permanent gebruiksrecht, aan belangstellenden ter beschikking gesteld.

2. Tot resultaten, bedoeld in het eerste lid, behoren in elk geval computerprogrammatuur, bestanden en de daarbij behorende documentatie.

3. De subsidieontvanger kan met de belangstellende, bedoeld in het eerste lid, een vergoeding overeenkomen voor het beheer en het onderhoud voor de ter beschikking gestelde resultaten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 10

1. De minister kan op aanvraag van de subsidieontvanger voorschotten verlenen met betrekking tot de verleende subsidie voor het desbetreffende boekjaar.

2. Voorschotverlening op grond van het eerste lid vindt plaats volgens de volgende verdeelsleutel:

a. ten hoogste 35% van de verleende subsidie per 15 februari;

b. ten hoogste 50% van de verleende subsidie per 15 april;

c. ten hoogste 15% van de verleende subsidie per 1 september.

3. Een aanvraag tot voorschotverlening wordt, uiterlijk zes weken voor de in het tweede lid genoemde datum waarop de aanvraag betrekking heeft, ingediend bij Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, p/⁠a Dienst Weg- en Waterbouwkunde, t.a.v. de Directie Bedrijfsvoering, afdeling control en toezicht, Postbus 5044, 2600 GA te Delft.

4. Een aanvraag tot voorschotverlening gaat vergezeld van een factuur waarin staat vermeld:

a. het bedrag van het gevraagde voorschot;

b. het nummer en de datum van de beschikking tot subsidieverlening.

5. Betaling van het voorschot vindt uiterlijk plaats op de achtste werkdag na de in het tweede lid genoemde datum waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 11

1. De subsidieontvanger dient binnen vier maanden na afloop van het boekjaar waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in.

2. De minister beslist binnen acht weken na ontvangst op de in het eerste lid bedoelde aanvraag.

3. De accountantsverklaring, bedoeld in artikel 4:78, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt opgesteld overeenkomstig het in de bijlage bij deze regeling opgenomen controleprotocol.

Artikel 12

De Regeling basis- en doelsubsidiëring Stichting GeoDelft wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 13 door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: met dien verstande dat de artikelen 7 tot en met 9 van kracht blijven tot de subsidie die is verleend voor het jaar 2004, is vastgesteld.

Artikel 13

De Regeling basis- en doelsubsidiëring Stichting Waterloopkundig Laboratorium wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 13 door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: met dien verstande dat de artikelen 7 tot en met 9 van kracht blijven tot de subsidie die is verleend voor het jaar 2004, is vastgesteld.

Artikel 14

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

2. Deze regeling werkt terug tot en met 1 oktober 2004 en vervalt na vaststelling van de subsidie voor het boekjaar 2006.

Artikel 15

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling Stichting Waterloopkundig Laboratorium en Stichting GeoDelft.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Bijlage

Controleprotocol Tijdelijke subsidieregeling Stichting Waterloopkundig Laboratorium en Stichting GeoDelft

Inleiding

Dit controleprotocol heeft betrekking op de verantwoording van de aanwending van de door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat verleende subsidie die in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling Stichting Waterloopkundig Laboratorium en Stichting GeoDelft is verleend.

De volgende regelgeving en begrippen zijn van toepassing:

1. de Regeling: Tijdelijke subsidieregeling Stichting Waterloopkundig Laboratorium en Stichting GeoDelft;

2. de beschikking: de beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat houdende subsidieverlening en/of -⁠vaststelling op grond van de Regeling;

3. subsidieontvanger: degene die op basis van de Regeling een beschikking heeft ontvangen;

4. de verantwoording: de financiële verantwoording door de subsidieontvanger te overleggen aan de Minister van Verkeer en Waterstaat;

5. alle overige correspondentie tussen de Minister van Verkeer en Waterstaat en de subsidieontvanger voorafgaand aan en volgend op de beschikking.

In dit controleprotocol wordt uiteengezet welke algemene uitgangspunten en specifieke vereisten gelden bij de uitvoering van de controle van de financiële verantwoording door de accountant van respectievelijk de Stichting Waterloopkundig Laboratorium en de Stichting GeoDelft, alsmede op welke wijze de uitkomsten van deze controle dienen te worden gerapporteerd ten behoeve van de gebruiker van de verantwoording met bijbehorende accountantsverklaring (het Ministerie van Verkeer en Waterstaat).

De verantwoordelijkheid voor het opstellen van de verantwoording berust bij de Stichting Waterloopkundig Laboratorium c.q. de Stichting GeoDelft.

Het is mogelijk dat door de Departementale Auditdienst van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat of door deze dienst aangewezen accountants een review zal worden uitgevoerd bij controlerend accountant van de Stichting Waterloopkundig Laboratorium c.q. de Stichting GeoDelft ter toetsing van de naleving van het controleprotocol. Indien een review wordt uitgevoerd zal hierover overleg worden gepleegd met de desbetreffende stichting.

Algemene uitgangspunten voor de controle

De controle betreft zowel de getrouwe weergave van de verantwoording, als de rechtmatige besteding van de ter beschikking gestelde middelen.

Van de controlerend accountant wordt verwacht dat hij met betrekking tot de in de verantwoording opgenomen uitgaven, ontvangsten en andere gegevens toetst dat de uitgaven daadwerkelijk zijn gedaan, voldoen en passen binnen het kader van de activiteiten zoals die genoemd zijn in de beschikking en de Regeling

Ten behoeve van de uitvoering van de controle dient de controletolerantie in overeenstemming te zijn met die welke volgens algemeen aanvaarde controle grondslagen gebruikelijk is voor de controle van de verantwoording van Stichting Waterloopkundig Laboratorium c.q. de Stichting GeoDelft. De controletolerantie heeft uitsluitend betrekking op het totaal van de kosten, dus niet op de afzonderlijk genoemde kostenposten.

Specifieke vereisten

Voor de rapportering geldt dat de bij de controle geconstateerde en niet gecorrigeerde fouten en onzekerheden, die individueel of in totaal meer bedragen dan 1% van het totaal van de kosten dienen te worden gerapporteerd.

De financiële verantwoording van de doelsubsidie vindt plaats volgens de bijgevoegde modelverantwoording. Een model van de accountantsverklaring luidt als volgt:

Accountantsverklaring

Wij hebben de bijgevoegde en door ons gewaarmerkte financiële verantwoording inzake de tijdelijke doelsubsidie in verband met de ….. over het jaar …. van de (Stichting Waterloopkundig Laboratorium/Stichting Geodelft) te Delft gecontroleerd. Deze verantwoording is gebaseerd op de bijlage aan de Tijdelijke subsidieregeling Stichting Waterloopkundig Laboratorium en Stichting GeoDelft zoals gepubliceerd in de Staatscourant van … november 2004, nr…, pag… Deze verantwoording is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van de Stichting Waterloopkundig Laboratorium/Stichting Geodelft en is bestemd voor de bepaling van de definitieve subsidie aan de stichting in het kader van voornoemde Regeling. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring bij deze financiële verantwoording te verstrekken.

Werkzaamheden

Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de verantwoording geen onjuistheden van materieel belang bevat.

Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen in de financiële verantwoording.

Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de verantwoording zijn toegepast.

Voorts is bij de controle het ‘Controleprotocol Tijdelijke subsidieregeling Stichting Waterloopkundig Laboratorium en Stichting GeoDelft’ in acht genomen.

Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Bevindingen

(indien van toepassing)

Oordeel

Wij zijn van oordeel dat voldaan is aan de terzake geldende voorwaarden.

Wij hebben deze verklaring afgegeven ten behoeve van Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde te Delft van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Plaats,

Datum

Ondertekening

Bijlage bij het Contoleprotocol

Financiële verantwoording jaar …

Exploitatieresultaat Getijgoot/Deltagoot/Geocentrifuge jaar …

Totaal inkomsten

Personeelskosten

Indirecte materiele kosten

Afschrijvingen

Overhead

Totaal kosten

Resultaat exclusief doelsubsidie

Doelsubsidie

Resultaat inclusief doelsubsidie

Toelichting

Algemeen

Deze regeling voorziet in de tijdelijke voortzetting van de subsidieverstrekking aan de Stichting Waterloopkundig laboratorium en de Stichting GeoDelft. Beide te Delft gevestigde stichtingen werden in het verleden gesubsidieerd op grond van de Regeling basis- en doelsubsidiëring Stichting Waterloopkundig Laboratorium, respectievelijk de Regeling basis- en doelsubsidiëring Stichting GeoDelft. Conform het kabinetsstandpunt op het rapport Het nut van de grote technologische instituten van de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid1 is destijds besloten om de regelingen een geldingsduur van vijf jaar mee te geven. Beide regelingen, die met uitzondering van de beoogde subsidieontvanger nagenoeg identiek waren, verliezen met ingang van 1 januari 2005 van rechtswege hun gelding.

De in beide subsidieregelingen voorziene evaluatie (mede met het oog op het eventueel continueren van de subsidie) heeft inmiddels plaatsgevonden via het project ‘Brugfunctie TNO en GTI’s’, met het uitbrengen van het advies van de Commissie Wijffels. In het kabinetsstandpunt naar aanleiding van dit advies, heeft het kabinet aangegeven positief te staan tegenover het gehanteerde uitgangspunt van vraagsturing.2 Het financieringsinstrumentarium dient hierbij aan te sluiten, hetgeen inhoudt dat de financiering ziet op lange termijn onderzoeksprogramma’s, die gericht zijn op de vraag van de overheid, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

De aanbeveling van de Commissie Wijffels over de vorming van een Delta-instituut, wordt door het kabinet overgenomen. GeoDelft en WL/Delft Hydraulics zullen, organisatorisch geïntegreerd, de harde kern van dit te formeren instituut vormen. Bij vorming zijn tevens te betrekken de in aanmerking komende taken van TNO en de specialistische diensten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Ook zal met andere instellingen een verdere samenwerking tot stand gebracht moeten worden.

Er wordt naar gestreefd om de vraagsturing en het bijbehorende financieringsinstrumentarium met ingang van 2007 in te voeren. Ook wordt ernaar gestreefd het Delta-Instituut in 2007 operationeel te hebben. Aangezien GeoDelft en WL/Delft Hydraulics tot die tijd moeten kunnen blijven functioneren als groot technologisch instituut, dient de subsidiëring van de beide stichtingen voor deze periode te worden gecontinueerd. Deze regeling biedt daarvoor de basis. Indien na de verwachte periode van twee jaar onverhoopt nog geen duidelijkheid is verkregen over het invoeren van de vraagsturing of de vorming van het Delta-instituut, zal de geldingsduur van deze regeling zal worden verlengd.

Zoals eerder werd opgemerkt waren de oorspronkelijke subsidieregelingen, met uitzondering van de subsidieontvanger, nagenoeg identiek. Besloten is daarom om de geldingsduur van beide regelingen niet te verlengen, maar de regelingen samen te brengen in één nieuwe regeling voor beide stichtingen. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om op deze manier de subsidieverstrekking beter te laten aansluiten op de Algemene wet bestuursrecht en de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Tenslotte kan nog worden opgemerkt dat deze regeling is getoetst aan de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling.3 Conclusie van deze toets is dat de subsidieverstrekking valt onder artikel 2.4 van genoemde kaderegeling en derhalve door de Europese Commissie normaal gesproken niet wordt beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 87, eerste lid, EG, omdat de resultaten van de Onderzoek & Ontwikkelings-projecten die door WL/Delft Hydraulics en GeoDelft als openbaar onderzoekscentrum zonder winstoogmerk worden uitgevoerd, op niet-discriminerende basis aan eenieder tegen kostprijs ter beschikking worden gesteld. Bovendien is in de subsidieregeling een bepaling opgenomen dat de subsidie niet aangewend mag worden ter gehele of gedeeltelijke financiering op welke wijze dan ook van activiteiten die door WL/Delft Hydraulics en GeoDelft in concurrentie met derden worden ontplooid of zouden kunnen worden ontplooid. Deze zogenoemde marktactiviteiten mogen niet in het door Verkeer en Waterstaat te subsidiëren programma worden opgenomen en dienen geheel gefinancierd te worden door de opdrachtgevers van deze activiteiten.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De definities in deze regeling zijn voor het overgrote deel overgenomen uit beide oorspronkelijke subsidieregelingen. De definities van de functies van technologisch kennis- respectievelijk ontwikkelingscentrum is ten opzichte van de oorspronkelijke regelingen uiteengevallen in twee delen. Het deel van de definities dat voor beide stichtingen gelijk was, is achtergebleven in de definitiebepaling en het deel waarop de definities voor beide stichtingen inhoudelijk verschilden is terug te vinden in artikel 2, tweede en derde lid.

Voorts zijn definities ingevoegd van de begrippen ‘aanvrager’ en ‘subsidieontvanger’ om in het verloop van de regeling te kunnen aanduiden dat de bepalingen van de regeling gelden voor beide stichtingen bij de aan hen verstrekte subsidies. Ten opzichte van de oorspronkelijke regelingen is de definitie van het begrip ‘jaar’ komen te vervallen, aangezien in de Algemene wet bestuursrecht voor dit soort subsidies steeds het begrip ‘boekjaar’ wordt gebruikt. Uit artikel 4:68 van de Algemene wet bestuursrecht volgt reeds dat voor subsidie op grond van deze regeling het begrip ‘boekjaar’ gelijk staat aan het begrip ‘kalenderjaar’.

Artikel 2

In dit artikel wordt een omschrijving gegeven van het doel waarvoor de minister subsidie kan verstrekken. Zoals in de toelichting bij artikel 1 reeds werd aangegeven bevatten het tweede en het derde lid van dit artikel, het deel van de definitie van de functie van technologisch kennis-, respectievelijk ontwikkelingscentrum dat voor beide stichtingen inhoudelijk verschilde.

Artikel 3

Evenals op de oorspronkelijke subsidieregelingen is op deze regeling afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Deze afdeling ziet op per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Uit deze afdeling vloeien (evenals uit de rest van de subsidietitel) veel bepalingen voort inzake de verschillende aanvragen, verantwoordingen, mee te sturen bescheiden, accountantsverklaringen en verplichtingen van de subsidieontvanger die niet nog eens in deze subsidieregeling behoeven te worden geregeld. De oorspronkelijke regelingen bevatten wel een aantal van deze zogenaamde dubbeltellingen. Waar mogelijk zijn die dubbeltellingen in deze regeling weggelaten. Dit zal in de toelichting per artikel worden aangeven.

Artikel 4

Om te voorkomen dat de regeling een open einde zou krijgen, is een subsidieplafond opgenomen. Evenals in de oorspronkelijke regelingen is gekozen voor een apart subsidieplafond voor het onderdeel grote faciliteiten van de functie van technologisch ontwikkelingscentrum. In plaats van deze apart in een later vast te stellen bijlage op te nemen, is vanuit het oogpunt van overzichtelijkheid en wetgevingskwaliteit gekozen om dit subsidieplafond op te nemen in de regeling zelf.

Ook het vraagstuk van de financiering van de grote faciliteiten zal, conform het kabinetsstandpunt op het rapport van de Commissie Wijffels, nader worden uitgewerkt. Bij de nadere analyse van dit onderwerp zal ook rekening worden gehouden met de uitkomsten van de speciale subwerkgroep (o.l.v. prof. Nijkamp) van het Innovatieplatform, die zich over de financiering van grote faciliteiten voor het hele onderzoekslandschap in Nederland gaat buigen.

Het ligt in de bedoeling het bedrag van de maximale subsidie jaarlijks te verhogen met compensaties voor de loonkostenontwikkeling en de prijsontwikkeling ten aanzien van materiële kosten. In het vierde lid is hiervoor de basis gelegd. Bij de berekening van deze verhogingen wordt voor de looncomponent gebruik gemaakt van de percentages die worden vermeld in de Loonbijstellingsbrieven van het Ministerie van Financiën met betrekking tot compensatie voor arbeidskostenontwikkeling. Voor de compensatie van de overige kosten worden de percentages gehanteerd, die worden vermeld in de Prijsbijstellingsbrieven van het Ministerie van Financiën. Indien de betreffende compensaties naar aanleiding van nieuwe besluitvorming door het kabinet niet of deels worden uitbetaald aan Verkeer en Waterstaat, geldt deze beperking ook voor de compensaties aan GeoDelft en WL/Delft Hydraulics. In het vierde lid is daarom een voorbehoud opgenomen.

Artikel 5

De bepaling aangaande de aanvraag tot subsidieverlening is ten opzichte van de artikelen 4 van beide oorspronkelijke regelingen vereenvoudigd, aangezien de bepaling inzake het strategisch plan, dat in de oude situatie de basis vormde voor het subsidieprogramma, is komen te vervallen. Natuurlijk moet de aanvraag te allen tijde voldoen aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht, die voor de toepassing van deze regeling vooral staan vermeld in de artikelen 4:61 tot en met 4:65. Aanvragen die niet voldoen aan de wettelijke voorschriften worden onder verwijzing naar artikel 4:5, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht niet in behandeling genomen.

Artikel 6 tot en met artikel 9

Deze artikelen zijn wat betreft de inhoud gelijk aan de bepalingen uit de oorspronkelijke regelingen. Wat betreft de plaats in de regeling zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd om de regeling beter te laten aansluiten op de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht. Zo zijn de bepalingen over de verplichtingen van de subsidieontvanger geplaatst voor de bepalingen omtrent de subsidievaststelling.

Artikel 10 en artikel 11

In de oorspronkelijke regelingen was sprake van een systeem waarin de bedragen die stonden vermeld in de beschikking tot subsidieverlening na een bepaalde datum direct opeisbaar waren. Na betaling van deze bedragen werd pas een beschikking tot subsidievaststelling gegeven. De Algemene wet bestuursrecht gaat uit van een beschikking tot subsidieverlening waarna een beschikking tot subsidievaststelling volgt. Vervolgens wordt de subsidie op grond van artikel 4:52 van de Algemene wet bestuursrecht, betaald conform de subsidievaststelling, onder verrekening van eventueel betaalde voorschotten. Besloten is om op dit systeem aan te sluiten. De inschatting is dat dit voor de praktijk weinig verschil zal maken, omdat voorschotverlening kan plaatsvinden in dezelfde periode als waarin in de oude situatie de verleende subsidie kon worden opgevraagd. Wel zal de subsidieontvanger nog even apart een aanvraag tot subsidievaststelling moeten indienen met toepassing van de artikelen 4:73 tot en met 4:80 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 12 en artikel 13

De oorspronkelijke regelingen hadden blijkens hun inwerkingtredingsbepaling een geldingsduur van vijf jaar en werkten beiden terug tot 1 januari 2000. Dat betekent dat zij van rechtswege per 1 januari 2005 volledig zijn uitgewerkt. Om te voorkomen dat de bepalingen inzake verantwoording en subsidievaststelling over het boekjaar 2004 geen rechtsbasis meer hebben, is besloten de inwerkingtredingsbepaling hierop aan te passen. Voor het boekjaar 2005 zal gewoon subsidie moeten worden aangevraagd op grond van deze regeling.

Artikel 14

Deze regeling heeft een geldingsduur die loopt tot en met de vaststelling van de subsidie voor het boekjaar 2006. Als tegen die tijd nog geen duidelijkheid is verkregen over de vorming van het Delta-Instituut, zal worden bezien of de geldingsduur moet worden verlengd. De regeling werkt terug tot en met 1 oktober 2004 om de huidige praktijk van subsidieverstrekking vloeiend te kunnen laten overlopen in de nieuwe.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven