Wijziging Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer en Regeling diverse Subsidieplafonds en aanvraagperioden LNV

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 6 december, nr. TRCJZ/2004/5929, houdende wijziging van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (organisatiekosten samenwerkingsverbanden) en de Regeling diverse subsidieplafonds en aanvraagperioden LNV

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Gelet op artikel 6, eerste en vierde lid, van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer;

Besluit:

Artikel I

De Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 2a

De minister kan aan de in artikel 4 bedoelde anderen dan beheerders ter bevordering van collectief natuurbeheer en bekwaamheid in natuurbeheer op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van de organisatie van activiteiten gericht op:

a. kennisbevordering, professionalisering en ecologische sturing;

b. draagvlak, promotie en samenwerking;

c. werving, aanvraagbegeleiding en administratie;

d. kwaliteitsborging, monitoring en rapportage.

B

In artikel 6, eerste lid, wordt ‘artikel 2, en voor de subsidie, bedoeld in artikel 77.’ vervangen door ‘de artikelen 2 en 2a.’ en wordt ‘dat artikel’ vervangen door: die artikelen.

C

Na artikel 19 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 19a

In afwijking van de artikelen 18, tweede tot en met vierde lid, en 19, gaat een aanvraag tot subsidieverlening uit hoofde van artikel 2a van deze regeling vergezeld van een projectplan dat is opgesteld aan de hand van de volgende criteria:

a. doelstelling van het samenwerkingsverband;

b. doelstelling van het desbetreffende project;

c. aard en omvang van de activiteiten ter realisatie van de doelstellingen, bedoeld in artikel 2a;

d. aantal leden van het samenwerkingsverband;

waarbij de criteria specifiek en meetbaar zijn beschreven.

D

Na hoofdstuk 7 wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd:

Hoofdstuk 8

Subsidie organisatiekosten samenwerkingsverbanden

Artikel 77

1. Subsidie als bedoeld in artikel 2a wordt eenmalig verstrekt voor een tijdvak.

2. De subsidie kan enkel worden verstrekt indien deze vóór 1 mei 2009 is aangevraagd.

Artikel 78

1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2a wordt ingediend uiterlijk op 30 april van het eerste kalenderjaar van het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft.

2. In afwijking van het eerste lid wordt een aanvraag die betrekking heeft op het tijdvak 2004–2009 ingediend in een nader door de minister vast te stellen periode.

Artikel 79

1. De subsidie bedraagt 100% van de noodzakelijke kosten die samenhangen met de activiteiten, genoemd in het projectplan, bedoeld in artikel 19a, met een maximum per hectare per jaar van:

a. € 74,40 ingeval het een pakket als bedoeld in bijlage 32, dan wel bijlage 37 betreft;

b. € 37,20 ingeval het een pakket als bedoeld in bijlage 12, bijlage 13, bijlage 14, bijlage 23 dan wel bijlage 28 betreft;

c. € 18,88 ingeval het een pakket als bedoeld in bijlage 16, bijlage 17, bijlage 18, bijlage 19, bijlage 20, bijlage 21, dan wel bijlage 22 betreft, indien en voor zover monitoring in het derde en in het zesde jaar plaatsvindt overeenkomstig de Handleiding Nationaal Weidevogelmeetnet, uitgave 2001, van SOVON Vogelonderzoek Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek;

d. € 14,88 ingeval het een pakket als bedoeld in een van de overige bijlagen betreft.

2. De kosten, bedoeld in het eerste lid, betreffen de activiteiten die betrekking hebben op de doelstellingen, bedoeld in artikel 2a, waarbij de kosten in een jaar ten minste 5% en ten hoogste 50% van de totale kosten in het desbetreffende tijdvak bedragen, de kosten voor activiteiten met betrekking tot de doelstelling, bedoeld in artikel 2a, onderdeel c, ten hoogste 50% van de totale kosten in dat tijdvak bedragen en de kosten voor activiteiten met betrekking tot de doelstelling, bedoeld in artikel 2a, onderdeel a, ten minste 20% van de totale kosten in dat tijdvak bedragen.

3. Voor de toepassing van dit artikel en de artikelen 80, 81 en 81a worden gelijk gesteld met één hectare:

a. 400 strekkende meter lijnvormige landschapselementen;

b. 5 poelen;

c. 150 hoogstambomen of knotbomen.

Artikel 80

1. Het aantal hectares waarvoor subsidie als bedoeld in artikel 2a wordt verleend is niet groter dan het aantal hectares waarvoor subsidie is verleend op grond van artikel 2 in samenhang met artikel 4.

2. Ingeval het aantal hectares waarvoor subsidie als bedoeld in artikel 2a is verleend in enig jaar afwijkt van het aantal hectares waarvoor subsidie is verleend op grond van artikel 2 in samenhang met artikel 4, dient de subsidieontvanger uiterlijk op 31 maart van het daaropvolgende kalenderjaar een projectplan in dat is gebaseerd op het gewijzigde aantal hectares, tenzij de afwijking minder dan 25% is.

3. De subsidieverlening op grond van artikel 2a wordt in voorkomend geval één keer per jaar in overeenstemming gebracht met het gewijzigde aantal hectares, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 81

De beschikking tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval:

a. het aantal hectares waarop de subsidieverlening betrekking heeft;

b. het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;

c. het jaar met ingang waarvan de subsidie wordt verleend; en

d. de periode waarop de subsidiabele kosten betrekking kunnen hebben.

Artikel 81a

1. De subsidieontvanger dient uiterlijk op 31 maart van het tweede en volgende jaar van het tijdvak waarop de subsidieverlening betrekking heeft een overzicht in van de subsidiabele kosten van de met betrekking tot dat jaar geplande activiteiten.

2. Ingeval de met betrekking tot een jaar geplande activiteiten niet of anders zijn opgenomen in het projectplan komen de met die activiteiten samenhangende kosten enkel voor subsidie in aanmerking als de afwijking van het projectplan naar het oordeel van de minister voldoende is gemotiveerd. In dat geval wijzigt de minister op aanvraag de beschikking tot subsidieverlening.

3. Voor het eerste jaar van het tijdvak waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft dient de aanvrager tegelijk met de subsidieaanvraag een overzicht in van de subsidiabele kosten van de met betrekking tot dat jaar geplande activiteiten.

Artikel 81b

1. Voor het eerste jaar van het tijdvak waarop de subsidieverlening betrekking heeft wordt binnen 8 weken na de beschikking tot subsidieverlening een voorschot verleend, gebaseerd op 70% van de subsidiabele kosten die zijn opgenomen in het overzicht, bedoeld in artikel 81a, derde lid.

2. Voor elk van de volgende jaren van het tijdvak waarop de subsidieverlening betrekking heeft wordt binnen 17 weken na aanvang van het kalenderjaar een voorschot verleend, gebaseerd op 80% van de subsidiabele kosten die zijn opgenomen in het overzicht, bedoeld in artikel 81a, eerste lid.

3. Het voorschot, bedoeld in het tweede lid, kan in voorkomend geval worden verhoogd of verlaagd met het verschil tussen de daadwerkelijke subsidiabele kosten in het voorafgaande jaar en de geplande subsidiabele kosten in dat jaar.

Artikel 81c

1. Met betrekking tot het tijdvak, bedoeld in artikel 77, eerste lid, verstrekt de subsidieontvanger steeds na afloop van een kalenderjaar, met uitzondering van het laatste jaar van dat tijdvak, vóór 1 april van het daarop volgende jaar, de volgende gegevens over de in het desbetreffende afgelopen jaar gemaakte kosten, bedoeld in artikel 79:

a. gegevens waaruit blijkt ten behoeve van welke activiteiten de kosten zijn gemaakt;

b. gegevens waaruit blijkt ten behoeve van wie de kosten zijn gemaakt;

c. gegevens waaruit blijkt door wie de kosten zijn gemaakt;

d. gegevens waaruit blijkt wanneer de kosten zijn gemaakt; en

e. gegevens waaruit blijkt tot welk resultaat de uitgevoerde activiteiten hebben geleid.

2. De verstrekking van gegevens, bedoeld in het eerste lid, geschiedt aan de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier dat verkrijgbaar is bij die directeur.

3. Ingeval de kosten ten minste € 25.000,– bedragen overlegt de subsidieontvanger bij de verstrekking van gegevens, bedoeld in het eerste lid, een verklaring, overeenkomstig een door de minister vast te stellen model, van een accountant-administratieconsulent of registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek waaruit blijkt dat de kosten in overeenstemming zijn met artikel 79.

Artikel 81d

1. Vóór 1 april van het jaar, volgend op het laatste jaar van het tijdvak waarop de subsidieverlening betrekking heeft, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling over dat tijdvak in bij de directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe bestemd aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij die directeur.

2. Artikel 81c is van overeenkomstige toepassing.

E

Na artikel 100 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 100a

1. De Regeling organisatiekosten samenwerkingsverbanden wordt ingetrokken.

2. Op beschikkingen tot subsidieverlening die zijn afgegeven op basis van de Regeling organisatiekosten samenwerkingsverbanden blijft die regeling van toepassing tot het tijdstip waarop deze van rechtswege eindigen.

Artikel II

De Regeling diverse subsidieplafonds en aanvraagperioden LNV2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 9i, eerste lid, wordt het volgende onderdeel toegevoegd:

f. € 12.000.000,– voor subsidie als bedoeld in artikel 2a van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer.

B

Artikel 9j wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Het volgende lid wordt toegevoegd:

2. Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2a van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer kunnen worden ingediend in de periode van 8 december 2004 tot en met 18 januari 2005.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 8 december 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Agrarische natuurverenigingen en milieucoöperaties leggen zich er onder meer op toe om hun leden en aangeslotenen meer kennis, inzicht en kundigheid betreffende natuurbeheer en daarmee samenhangende onderwerpen bij te brengen. Daarmee vervullen zij een belangrijke rol bij agrarisch natuurbeheer. Om hun werkzaamheden en daarmee het agrarisch natuurbeheer te stimuleren kunnen die organisaties in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten van hun activiteiten. Daartoe kunnen zij subsidie aanvragen op grond van de Regeling organisatiekosten samenwerkingsverbanden (hierna: ROS). De subsidie kan enkel worden verleend aan een samenwerkingsverband waaraan ook subsidie op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (hierna: SAN) is verleend.

Met de onderhavige regeling wordt invulling gegeven aan de voorstellen tot wijziging van de ROS waarover overeenstemming is bereikt met Natuurlijk Platteland Nederland (hierna: NPN), de belangenorganisatie voor agrarische natuurverenigingen. Een deel van de voorstellen hangt samen met de sinds vorig jaar gewijzigde procedure voor het verstrekken van SAN-subsidie voor collectieve beheerspakketten. Vanwege de samenhang tussen de ROS en de SAN is onderzocht in hoeverre die wijziging gevolgen heeft voor de ROS. Tevens zijn daarbij de ervaringen met de ROS betrokken die zowel bij de samenwerkingsverbanden als bij de overheid zijn opgedaan. Dit heeft geleid tot de volgende wijzigingen:

– verlenging van de periode waarover subsidie kan worden verkregen van vier naar zes jaar (artikel I, onderdeel G, m.b.t. artikel 77 van de SAN);

– hanteren van een tarief dat gedurende de gehele subsidieperiode gelijk blijft (artikel I, onderdeel G, m.b.t. artikel 79 van de SAN);

– wijziging in de onderverdeling van de subsidiabele activiteiten (artikel I, onderdeel B);

– verbetering van controlemogelijkheden en financiële verantwoording (artikel I, onderdelen E en G, m.b.t. de artikelen 80, 81a tot en met 81d van de SAN);

– vermindering van uitvoeringslasten (artikel I, onderdelen E en G, m.b.t. de artikelen 78,, 81a, 81c en 81d van de SAN);

– vergoeding voor landschapspakketten, voor randenbeheer en voor monitoring van weidevogels (artikel I, onderdeel G, m.b.t. artikel 79 van de SAN).

Gelet op de aard en omvang van de wijzigingen wordt een nieuwe regeling vastgesteld. De oude Regeling organisatiekosten samenwerkingsverbanden wordt ingetrokken. Vanwege de samenhang met de SAN zijn de regels omtrent de subsidie voor organisatiekosten voor samenwerkingsverbanden niet in een zelfstandige regeling neergelegd, maar opgenomen in een nieuw hoofdstuk 8 van de SAN.

De activiteiten waarvoor de samenwerkingsverbanden subsidie kunnen krijgen worden onderverdeeld in vier categorieën en betreffen vooral technische ondersteuning van agrariërs. Met het oog op een betere aansluiting bij de aard van die activiteiten wordt de huidige onderverdeling in voorlichting, opleiding/begeleiding, onderzoek en contractbesprekingen gewijzigd. Gekozen is voor een bredere opzet en voor het per activiteit kunnen benoemen van de meerwaarde van het samenwerkingsverband voor het desbetreffende agrarische natuurbeheer.

Bij de in artikel 2a, onderdeel a, van de SAN opgenomen post ligt de nadruk op uitvoering van zinvol beheer. Behalve via informatieverschaffing aan agrariërs (bijvoorbeeld opleiding, stroomlijning van diverse administratieve processen) geschiedt dit ook door sturing op beheer vooraf. Zo wordt door een ecologische toetsingscommissie beoordeeld of de aan te vragen pakketten vanuit ecologisch belang gewenst zijn op de desbetreffende beheerseenheid of dat voor een ander pakket of een andere beheerseenheid gekozen moet worden.

Bij de in artikel 2a, onderdeel b, van de SAN opgenomen post ligt het accent op het vergroten van de betrokkenheid van en de deelname aan agrarisch natuurbeheer. Zo heeft samenwerking enerzijds tot doel om de betrokkenheid van de agrariërs en de onderlinge afstemming in het beheer te vergroten en anderzijds om de afstemming met andere beheerders als terreinbeherende organisaties, waterschappen, recreatieschappen en (andere) natuurverenigingen te vergroten.

De in artikel 2a, onderdeel c, van de SAN opgenomen post richt zich vooral op de noodzakelijke administratieve processen rond het agrarisch natuurbeheer opdat die zo eenvoudig mogelijk verlopen en zo bijdragen aan een grote deelnamebereidheid aan agrarisch natuurbeheer.

De in artikel 2a, onderdeel d, van de SAN opgenomen post heeft betrekking op kwaliteitsbewaking en het meten van het natuurresultaat. De kwaliteitsbewaking geschiedt onder meer door begeleiding van agrariërs, sturing op beheer en aansturing op aanvullend beheer.

De samenwerkingsverbanden dienen de desbetreffende activiteiten te verwoorden in een projectplan. Op die manier kan op eenvoudige wijze de effectiviteit en de efficiëntie van het collectieve agrarische natuurbeheer worden beoordeeld. Bovendien speelt het projectplan een belangrijke rol bij het opstellen en toetsen van de begroting van een samenwerkingsverband. Naar verwachting leidt de nieuwe werkwijze tot een besparing in de uitvoeringslasten van 3% van de in totaal te verstrekken subsidies.

De kosten die aan die activiteiten zijn verbonden kunnen volledig worden gesubsidieerd, indien en voor zover is voldaan aan de volgende voorwaarden:

– de activiteiten zijn noodzakelijk voor de organisatie van het agrarisch natuurbeheer;

– de activiteiten en de daarop betrekking hebbende kosten passen binnen het goedgekeurde projectplan en de jaarbegroting van het desbetreffende jaar;

– de kosten worden vermeld op het kostenoverzicht na afloop van een jaar,

– van de kosten kan worden aangetoond wanneer, door wie, ten behoeve van welke activiteit en ten behoeve van wie ze gemaakt zijn,

– voor de activiteiten wordt geen andere bijdrage van de overheid ontvangen, en

– de kosten bedragen niet meer dan een door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vast te stellen maximum.

De subsidie is vooral bedoeld als tegemoetkoming van de kosten in de aanloopfase van samenwerkingsverbanden en beoogt geen structurele ondersteuning van hun activiteiten te zijn. Om die reden kan voor een periode van maximaal zes jaar subsidie worden verleend en uiterlijk tot en met 31 december 2014, hetgeen betekent dat na 30 april 2009 geen nieuwe aanvragen meer kunnen worden ingediend. De subsidie wordt eenmalig verstrekt aan een samenwerkingsverband.

Via de wijziging van de Regeling diverse subsidieplafonds en aanvraagperioden LNV wordt het subsidieplafond voor de subsidie organisatiekosten samenwerkingsverbanden vastgesteld en wordt de periode waarbinnen die subsidie kan worden aangevraagd bekendgemaakt. Het subsidieplafond wordt vastgesteld op 12 miljoen euro.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 1999, 252; laatstelijk gewijzigd bij regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 september 2004, Stcrt. 187.

  • 2

    Stctr. 2004, 100; laatstelijk gewijzigd bij regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 oktober 2004, Stcrt. 210.

Naar boven