Beleidsregels cumulatietoets exploitatiesteun duurzame energie-installaties

Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken betreffende het uitvoeren van een cumulatietoets voor duurzame energie-installaties die in aanmerking komen voor meerdere subsidies en andere steunmaatregelen (Beleidsregels cumulatietoets exploitatiesteun duurzame energie-installaties)

4 december 2004

WJZ 4072422

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 72 van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. milieusteunkader: de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (PbEG 2001 C 37);

b. steunmaatregel: een maatregel op grond waarvan aan een producent steun wordt verleend in de vorm van subsidie, fiscale voordelen of andere voordelen;

c. overcompensatie: cumulatie van steun die uitstijgt boven het toegestane steunplafond van het milieusteunkader;

d. MEP-subsidie: de subsidie ten behoeve van de productie van duurzame elektriciteit, bedoeld in artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998;

e. cumulatietoets: de toets waarmee wordt vastgesteld of en in welke mate door de cumulatie van steun overcompensatie optreedt;

f. exploitatiekosten: de kosten die gemaakt worden bij de exploitatie van een productie-installatie voor duurzame energie;

g. exploitatiesteun: subsidies, fiscale voordelen en andere voordelen die dienen om de exploitatiekosten van een productie-installatie geheel of gedeeltelijk te compenseren;

h. investeringskosten: de kosten die nodig zijn voor de realisatie van een productie-installatie voor duurzame energie;

i. investeringssteun: subsidies, fiscale voordelen en andere voordelen die dienen om de investeringskosten van een productie-installatie geheel of gedeeltelijk te compenseren;

j. producent: producent die een productie-installatie voor duurzame elektriciteit opricht, in stand houdt en exploiteert en aan wie MEP-subsidie is verleend of die een aanvraag voor MEP-subsidie heeft ingediend.

§ 2 Opgaveformulier

Artikel 2

1. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet draagt zorg voor de uitvoering van de cumulatietoets.

2. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zendt een producent die een aanvraag voor MEP-subsidie indient zo spoedig mogelijk na ontvangst van deze aanvraag een opgaveformulier.

3. Een model van het opgaveformulier is opgenomen in de bij deze beleidsregels behorende bijlage.

4. SenterNovem voert de werkzaamheden uit die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de cumulatietoets.

5. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet stelt de benodigde gegevens van de producenten aan wie een opgaveformulier is gestuurd, ter beschikking aan SenterNovem.

Artikel 3

1. De producent zendt het ingevulde opgaveformulier binnen acht weken naar SenterNovem. SenterNovem kan deze termijn op verzoek van de producent eenmalig verlengen met een door haar te bepalen redelijke termijn.

2. Indien het opgaveformulier onvolledig of onjuist is ingevuld, kan SenterNovem de producent twee maal in de gelegenheid stellen er zorg voor te dragen dat dit formulier volledig of juist is ingevuld. Daarbij stelt SenterNovem een door haar te bepalen redelijke termijn.

3. Indien het opgaveformulier onjuist, onvolledig of niet tijdig is ingevuld, stelt SenterNovem de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet hiervan in kennis. In dit geval kan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet besluiten tot:

a. het stopzetten van het uitbetalen van de voorschotten;

b. het intrekken van de MEP-subsidie; of

c. het afwijzen van de aanvraag voor de MEP-subsidie.

§ 3 Cumulatietoets in het kader van de MEP-subsidieverlening

Artikel 4

1. Indien uit het opgaveformulier van de producent blijkt dat hij naast MEP-subsidie steun op grond van andere steunmaatregelen geniet, heeft genoten of zal genieten wordt een cumulatietoets uitgevoerd.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de cumulatietoets niet uitgevoerd indien uit het opgaveformulier van de producent blijkt dat hij naast MEP-subsidie uitsluitend steun op grond van een of meerdere van de volgende steunmaatregelen geniet:

a. het verlaagde tarief voor de regulerende energiebelasting, bedoeld in artikel 36i van de Wet belastingen op milieugrondslag;

b. de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 20011;

c. de Subsidieregeling energievoorzieningen in de non-profit en bijzondere sectoren2, of

d. de Regeling groenprojecten 20023.

Artikel 5

1. SenterNovem voert de cumulatietoets in het kader van de MEP-subsidieverlening uit volgens de in paragraaf 5 opgenomen rekenregels.

2. SenterNovem stelt een deskundigenrapport op waarin het resultaat van de cumulatietoets in het kader van de MEP-subsidieverlening en de wijze waarop dit resultaat tot stand is gekomen zijn opgenomen.

3. SenterNovem stuurt het deskundigenrapport en alle documenten die verband houden met het uitvoeren van de cumulatietoets in het kader van de MEP-subsidieverlening aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

4. De cumulatietoets in het kader van de MEP-subsidieverlening wordt voorafgaand aan het besluit tot verlening van de MEP-subsidie uitgevoerd.

Artikel 6

1. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verwerkt het deskundigenrapport van SenterNovem in haar besluit tot verlening van de MEP-subsidie.

2. Indien uit het deskundigenrapport van SenterNovem blijkt dat er sprake is van overcompensatie, verleent de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de MEP-subsidie voor een kortere termijn dan de termijn bedoeld in artikel 72n, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, van de Elektriciteitswet 1998, met dien verstande dat bij een bedrag aan overcompensatie van ten hoogste € 10.000,-, de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de termijn waarvoor de MEP-subsidie wordt verleend niet wijzigt.

3. De korting op de termijn bedoeld in artikel 72n, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, van de Elektriciteitswet 1998, wordt berekend door de toekomstige waarde van de berekende overcompensatie te delen door het product van het geldende MEP-tarief en de geraamde elektriciteitsproductie per maand.

4. De maximale korting op de termijn wordt bepaald door het totaal aan teveel ontvangen steun uit alle andere subsidies en belastingvoordelen dan de MEP en de in artikel 4 lid 2 genoemde.

Artikel 7

1. De producent meldt iedere wijziging van de investerings- en exploitatiesteun die hij ontvangt, met uitzondering van de MEP-subsidie, aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet stelt deze gegevens ter beschikking aan SenterNovem.

2. SenterNovem voert opnieuw een cumulatietoets uit op grond van de gewijzigde gegevens legt de resultaten en de wijze waarop dit resultaat tot stand is gekomen vast in een gewijzigd deskundigenrapport.

3. SenterNovem stuurt dit deskundigenrapport en alle documenten die verband houden met het uitvoeren van de nieuwe cumulatietoets aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

4. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet wijzigt op grond van artikel 72q van de Elektriciteitswet 1998 het besluit tot verlening van de MEP-subsidie indien uit het deskundigenrapport van SenterNovem blijkt dat er sprake is van gewijzigde overcompensatie.

5. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet wijzigt het besluit tot verlening van de MEP-subsidie op de wijze als genoemd in artikel 6.

§ 4 Cumulatietoets in het kader van de MEP-subsidievaststelling

Artikel 8

1. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet gaat bij het nemen van een besluit tot vaststelling van de MEP-subsidie na, of na het besluit tot verlening van de MEP-subsidie wijzigingen als bedoeld in artikel 7 hebben plaatsgevonden die de producent niet heeft gemeld.

2. Indien er geen ongemelde wijzigingen hebben plaatsgevonden stelt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de MEP-subsidie overeenkomstig het laatst genomen besluit tot verlening van de MEP-subsidie vast.

3. Indien er ongemelde wijzigingen hebben plaatsgevonden, stelt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de desbetreffende gegevens ter beschikking aan SenterNovem en vervolgens voert SenterNovem een cumulatietoets in het kader van de MEP-vaststelling uit. Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing op de cumulatietoets in het kader van de vaststelling.

4. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verrekent het bedrag aan overcompensatie uit het deskundigenrapport van SenterNovem met de nog te betalen voorschotten aan de producent of vordert dit bedrag terug van de producent.

§ 5 Rekenregels cumulatietoets

Artikel 9

Bij de cumulatietoets worden de volgende berekeningen uitgevoerd en uitgangspunten gehanteerd:

a.. de investeringskosten worden van een accountantsverklaring voorzien;

b. de investeringssteun bestaat uit alle mogelijke subsidies en belastingvoordelen, waaronder in elk geval worden verstaan:

1°. de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001;

2°. de Subsidieregeling energievoorzieningen in de non-profit en bijzondere sectoren;

3°. de Regeling groenprojecten;

4°. het Besluit subsidies CO2-reductieplan4;

5°. de milieu-investeringsaftrek op grond van artikel 3.42a van de Wet inkomstenbelasting 2001;

6°. de willekeurige afschrijving milieu-bedrijfsmiddelen op grond van artikel 3.31 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

7°. regionale of Europese subsidies en andere steunmaatregelen.

Artikel 10

1. In het kader van investeringssteun gelden de navolgende rekenregels:

a. de netto contante waarde van het genoten of nog te genieten voordeel van de willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen op grond van artikel 3.31 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt voor belastingplichtigen in het kader van de:

1°. vennootschapsbelasting forfaitair gesteld op 5,6% van de investeringskosten die in aanmerking komen voor voornoemde willekeurige afschrijving na aftrek van de investeringssubsidies;

2°. inkomstenbelasting forfaitair gesteld op 8,5% van de investeringskosten die in aanmerking komen voor voornoemde willekeurige afschrijving na aftrek van de investeringssubsidies;

b. de netto contante waarde van het genoten of nog te genieten voordeel krachtens de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 wordt voor belastingplichtigen in het kader van de:

1°. vennootschapsbelasting forfaitair gesteld op 18,2% van de investeringskosten die in aanmerking komen voor voornoemde energie-investeringsaftrek na aftrek van de investeringssubsidies;

2°. inkomstenbelasting forfaitair gesteld op 27,4% van de investeringskosten die in aanmerking komen voor voornoemde energie-investeringsaftrek na aftrek van de investeringssubsidies;

c. de netto contante waarde van het genoten of nog te genieten voordeel van de milieu-investeringsaftrek op grond van artikel 3.42a van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt voor belastingplichtigen in het kader van de:

1°. vennootschapsbelasting forfaitair gesteld op 9,9% van de investeringskosten die in aanmerking komen voor voornoemde milieu-investeringsaftrek na aftrek van de investeringssubsidies;

2°. inkomstenbelastingforfaitair gesteld op 14,9% van de investeringskosten die in aanmerking komen voor voornoemde milieu-investeringsaftrek na aftrek van de investeringssubsidies.

2. SenterNovem kan bij de berekening van de cumulatietoets in het kader van de MEP-subsidievaststelling afwijkende waarden hanteren, indien:

a. de subsidieaanvrager deze waarden kan aantonen door middel van een accountantsverklaring of

b. vanwege een aantoonbare langere bouwtijd, en

de afwijking leidt tot een andere uitkomst dan de cumulatietoets in het kader van de MEP-subsidieverlening die meer bedraagt dan € 10.000;

3. De netto investeringskosten bestaan uit de investeringskosten verminderd met investeringssteun.

4. De netto contante waarde van de billijke kapitaalvergoeding wordt berekend bij een gemiddeld rendement van het geïnvesteerde vermogen van 8% uitgaande van een geïnvesteerd vermogen in de installatie dat lineair afloopt over een afschrijvingstermijn van 10 jaar.

5. SenterNovem kan een afwijkende waarde voor het gemiddeld rendement van het geïnvesteerd vermogen hanteren indien de producent schriftelijk aantoont dat bij de start van de financiering voor hem een andere verhouding tussen vreemd vermogen en eigen vermogen van toepassing is, waarbij als grenswaarden gelden 15% voor inbreng van eigen vermogen en 6% voor inbreng van het vreemd vermogen.

6. SenterNovem kan een afwijkende waarde hanteren voor de korting op grond van artikel 36i van de Wet belastingen op milieugrondslag indien de producent aantoont dat hij:

a. geen onderdeel uitmaakt van een energiebedrijf dat met de uitvoering van de regulerende energiebelasting was belast, en

b. niet het volledige voordeel op grond van artikel 36i van de Wet belastingen op milieugrondslag heeft ontvangen. Hij toont dit aan door middel van kopieën van energieleveringscontracten en energienota's.

7. SenterNovem gebruikt voor de berekening van de netto contante waarde van de MEP-subsidie en overige exploitatiesteun het discontopercentage dat tijdens de periode van de MEP-subsidieaanvraag geldt en dat door de Europese Commissie wordt gepubliceerd op de website van de Europese Commissie5. Voor de productie-installaties die voor 1 juli 2003 in bedrijf zijn genomen geldt het discontopercentage ten tijde van de inbedrijfname.

Artikel 11

De overcompensatie wordt bepaald door de rekenformule G = E - F, waarbij:

E. de netto investering vermeerderd met de netto contante waarde van de billijke kapitaalvergoeding is, en

F. de netto contante waarde van de exploitatiesteun is.

Artikel 12

1. Indien de uitkomst van de formule G = E - F, bedoeld in artikel 11, eerste lid, kleiner is dan € 0,-, is de overcompensatie gelijk aan het bedrag van de overschrijding.

2. Indien voor een productie-installatie waar biomassa wordt omgezet in elektriciteit de uitkomst van de formule G = E - F, bedoeld in artikel 11, eerste lid, kleiner is dan € 0,-, wordt een aanvullende cumulatietoets uitgevoerd die bestaat uit de rekenregel K = H - J, waarbij

H. de netto contante waarde van tien jaar elektriciteitsproductie op basis van de marktprijs van energie ten tijde van de subsidieaanvraag zoals berekend door het Energieonderzoek Centrum Nederland ten behoeve van de bepaling van de MEP-tarieven6, bedraagt, en

J. de netto contante waarde van de exploitatiekosten exclusief rente en afschrijving gedurende tien jaar na afschrijving bedraagt.

3. Indien het saldo K kleiner is dan € 0,00, wordt dit bedrag gecorrigeerd op het saldo G en is de overcompensatie gelijk aan de uitkomst van deze berekening.

§ 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13

1. In de gevallen waarin de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het besluit tot verlening van de MEP-subsidie vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels heeft genomen, zendt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de desbetreffende producenten binnen acht weken na de inwerkingtreding van deze beleidsregels een opgaveformulier.

2. In de gevallen waarin producenten vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels een aanvraag voor MEP-subsidie hebben ingediend bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, maar deze nog geen besluit tot verlening van de MEP-subsidie heeft genomen, is het eerste lid van toepassing.

3. In de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid, voert SenterNovem de cumulatietoets ten behoeve van de MEP-subsidieverlening binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze beleidsregels uit. Deze beleidsregels zijn daarbij van toepassing.

Artikel 14

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Artikel 15

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels cumulatietoets exploitatiesteun duurzame energie-installaties.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, Utrechtseweg 310, Arnhem.

's-Gravenhage, 4 december 2004.
De Minister van Economische Zaken,L.J. Brinkhorst.

Toelichting

I Algemeen

Een onbedoeld effect van de invoering van de subsidie ten behoeve van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (hierna: MEP) in hoofdstuk 5, paragraaf 2, van de Elektriciteitswet 1998, is dat productie-installaties voor duurzame elektriciteit mogelijk meer financiële steun ontvangen dan volgens de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (PbEG 2001 C 37, hierna: het Europese Milieusteunkader) is toegestaan. Het betreft met name productie-installaties die door middel van biomassa of wind elektriciteit opwekken. Productie-installaties voor warmtekrachtkoppeling vallen niet onder de definitie van productie-installatie voor duurzame elektriciteit. Deze beleidsregels hebben dan ook geen betrekking op productie-installaties voor warmtekrachtkoppeling.

Bij de aanmelding van de MEP-subsidie als staatssteun (artikel 87 van het EG-Verdrag) bij de Europese Commissie ter goedkeuring is er in het kader van het Milieusteunkader bij het berekenen van de MEP-subsidietarieven van uitgegaan dat productie-installaties voor duurzame elektriciteit, naast de MEP-subsidie, uitsluitend steun ontvangen op grond van:

• de energie-investeringsaftrek ((verder: EIA), Stcrt. 2000, 249; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 11 december 2003 (Stcrt. 245));

• de Subsidieregeling energievoorzieningen in de non-profit en bijzondere sectoren ((verder: EINP), Stcrt. 2000, 249; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 11 december 2003 (Stcrt. 245));

• de Regeling groenprojecten (Stcrt. 2002, 1 samen met Stcrt. 2002, 33; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 oktober 2002 (Stcrt. 201));

• het verlaagde tarief voor de regulerende energiebelasting, bedoeld in artikel 36i van de Wet belastingen op milieugrondslag.

Op basis van deze uitgangspunten zijn de generieke subsidietarieven voor verschillende typen productie-installaties voor duurzame elektriciteit door de Europese Commissie goedgekeurd (beschikking van de Europese Commissie van 19 maart 2003, C(2003)642 fin).

De mogelijkheid bestaat echter dat producenten die een productie-installatie voor duurzame elektriciteit in stand houden naast 10 jaar exploitatiesteun ook steun voor die productie-installatie ontvangen op grond van:

• het Besluit subsidies CO2-reductieplan reductieplan (Stb. 1998, 397; laatstelijk bij besluit van 1 juli 2003 (Stb. 2003, 291);

• de milieu-investeringsaftrek op grond van artikel 3.42a van de Wet inkomstenbelasting 2001 (verder: MIA);

• de willekeurige afschrijving milieu-bedrijfsmiddelen op grond van artikel 3.31 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (verder: VAMIL);

• de regulerende energiebelasting op grond van de artikelen 36o en/of 36r en/of 36t van de Wet belastingen op milieugrondslag, of

• regionale of Europese subsidies of voordelen.

In die gevallen kan het voorkomen dat productie-installaties voor duurzame elektriciteit meer financiële steun ontvangen dan volgens het Europese Milieusteunkader is toegestaan. Het Milieusteunkader stelt namelijk in punt 74 dat de steunmaatregelen die krachtens het kader worden goedgekeurd, niet mogen cumuleren met andere steunmaatregelen indien die cumulatie tot gevolg zou hebben dat de steunintensiteit het in het kader vastgestelde maximumniveau overschrijdt. Dit maximum bedraagt voor exploitatiesteun 100% van de extra investeringskosten (= milieukosten) inclusief een billijke kapitaalvergoeding na aftrek van de investeringssteun.

Het is in het belang van de interne markt en de duurzame energieproducenten om een teveel aan financiële steun te voorkomen.

Deze beleidsregels schrijven voor hoe met deze problematiek om te gaan. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet wordt aangewezen als instantie om een eventueel teveel aan financiële steun aan een productie-installatie voor duurzame energie te verrekenen met de MEP-subsidie. Voor verrekening met de MEP-subsidie is gekozen omdat voor de betreffende productie-installaties deze subsidie normaal gesproken als laatste van de relevante financiële steun wordt vastgesteld. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is het bestuursorgaan dat belast is met de uitvoering van de MEP-subsidie.

De berekening die moet uitwijzen of teveel financiële steun zal worden ontvangen is relatief complex en de uitkomsten van de berekening zijn afhankelijk van de gehanteerde uitgangspunten en invoerwaarden. Om ten aanzien van alle productie-installaties gelijke uitgangspunten en berekeningsmethodiek te hanteren, schrijven deze beleidsregels de rekenregels voor die moeten worden gevolgd bij het uitvoeren van de cumulatietoets.

Voor productie-installaties die worden onderworpen aan de cumulatietoets wordt de maximale toegestane steun vastgesteld. De overschrijding van de maximaal toegestane steun wordt verrekend met de MEP-subsidie. De eventueel in te houden MEP-subsidie zal niet méér bedragen dan de toekomstige waarde van de reeds verleende investeringssteun buiten die op grond van EIA/EINP, Regeling Groenprojecten, en Regulerende Energiebelasting artikel 36i, en de eventuele extra exploitatiesteun buiten de MEP-subsidie7. Immers, ware die niet ontvangen, dan heeft de aanvrager volledig recht op de categorale MEP-subsidie.

Voor het uitvoeren van de cumulatietoets is specifieke deskundigheid op het terrein van subsidies en fiscale maatregelen vereist. SenterNovem beschikt als uitvoerder van vele subsidieregelingen over die deskundigheid. In deze beleidsregels wordt SenterNovem daarom aangewezen als de instantie die berekeningen zal uitvoeren en de resultaten aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zal sturen. Naast de cumulatietoets bij de verlening kan ook een cumulatietoets bij de vaststelling worden uitgevoerd. Ook deze berekeningen zullen door SenterNovem worden uitgevoerd. Om de met de MEP-subsidie beoogde zekerheid voor de ondernemer vast te houden, zal bij de subsidievaststelling niet worden gecorrigeerd ten opzichte van de bij verlening berekende correctie, tenzij de steunsituatie van de installatie is gewijzigd (zie ook artikelsgewijze toelichting bij artikel 7).

II Artikelsgewijs

Artikel 2 en 3

Dit artikel geeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de bevoegdheid om de producent die een aanvraag voor MEP-subsidie heeft ingediend, een schriftelijke opgave te vragen teneinde de verplichte cumulatietoets uit te kunnen voeren. Om de schriftelijke opgave te standaardiseren zodat SenterNovem voor iedere productie-installatie over dezelfde gegevens beschikt is een opgaveformulier vastgesteld. Dit opgaveformulier is als bijlage bij deze beleidsregels opgenomen en ligt ter inzage bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zendt het opgaveformulier aan de producent die binnen acht weken dit formulier aan SenterNovem dient te retourneren. De producent kan eenmalig bij SenterNovem verzoeken deze termijn te verlengen.

SenterNovem controleert de gegevens en voert de cumulatietoets uit. Gelet op het belang van een tijdige en correcte uitvoering van de cumulatietoets zijn er sancties gesteld op het niet of onvolledig verlenen van medewerking.

Artikel 4

Artikel 4 geeft aan wanneer er wel en wanneer niet een cumulatietoets wordt uitgevoerd voor een productie-installatie waarmee duurzame elektriciteit wordt opgewekt. De cumulatietoets is de toets waarmee wordt vastgesteld of en in welke mate door de cumulatie van financiële steun een producent meer financiële steun, overcompensatie genoemd, zal ontvangen dan het Europese Milieusteunkader toestaat. In veel gevallen zal er overigens geen sprake zijn van een dergelijke overcompensatie. Bij het berekenen van de MEP-subsidietarieven is namelijk al rekening gehouden met de steun die ontvangen wordt op grond van artikel 36i van de Wet belastingen op milieugrondslag, de EIA of de EINP en de Regeling groenprojecten. Ontvangt een productieinstallatie daarbovenop nog financiële steun, dan kan sprake zijn van overcompensatie.

Artikel 5

De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is als bestuursorgaan dat belast is met de uitvoering van de MEP-subsidie, opgedragen om de cumulatietoets te doen uitvoeren bij verlening en bij de vaststelling van de MEP-subsidie. Indien er sprake is van overcompensatie, dient de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bij de subsidieverlening de uitkomsten van de cumulatietoets te verrekenen met de MEP-subsidie voor een productie-installatie. SenterNovem controleert en beoordeelt de gegevens en voert de berekeningen uit ten behoeve van de cumulatietoets in het kader van de verlening volgens de in paragraaf 5 van deze beleidsregels opgenomen rekenregels. SenterNovem brengt vervolgens een deskundigenrapport uit aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, waarin de resultaten van de cumulatietoets en de wijze waarop de berekening heeft plaatsgevonden worden vastgelegd. Ten behoeve van een zorgvuldige archivering van de documenten die gebruikt zijn bij het uitvoeren van de cumulatietoets zendt SenterNovem alle stukken die zijn gebruikt bij het uitvoeren van de cumulatietoets aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

Artikel 6

De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet neemt het deskundigenadvies van SenterNovem over en verwerkt dit in de verlening van de MEP-subsidie. Wanneer sprake is van overcompensatie zal de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het teveel korten op het totale bedrag aan te verlenen MEP-subsidie. Dit zal resulteren in een kortere periode dat MEP-subsidie wordt ontvangen. De duur en het tijdstip van de termijnkorting wordt bepaald door het aantal kiloWatturen dat door de installatie wordt geproduceerd. De wijze van berekening van het bedrag wegens overcompensatie is opgenomen in paragraaf 5 (artikelen 9 - 12).

Om redenen van administratieve lastenbeperking, voorkoming van correcties met een gering belang en efficiënte uitvoering van deze beleidsregels is een drempelwaarde bepaald van € 10.000,- voor het wijzigen van een MEP-subsidieverlening. Indien de overcompensatie niet meer dan € 10.000,- bedraagt, zal de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in het besluit tot subsidieverlening de periode waarvoor MEP-subsidie wordt verleend dus niet inkorten.

Artikel 7

De cumulatietoets bepaalt de steunruimte en de eventuele overcompensatie als gevolg van een cumulatie van steun. Indien er sprake is van een wijziging in de financiële situatie van de productie-installatie, is er in beginsel altijd een nieuwe cumulatietoets nodig. De uitkomsten van de cumulatietoets zijn immers afhankelijk van het geheel van investerings- en exploitatiekosten en -opbrengsten en de diverse verstrekte steun. Om deze reden moet de producent wijzigingen in de financiële situatie altijd doorgeven aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zodat de netbeheerder een nieuwe cumulatietoets kan laten uitvoeren door SenterNovem.

In de cumulatietoets exploitatiesteun duurzame energie-installaties zal worden uitgegaan van de werkelijke investeringskosten. Zolang de installatie nog niet is gerealiseerd zal worden uitgegaan van de begrotingsopgave. Tijdens de uitvoering van de bouw van de installatie kunnen zich om allerlei redenen veranderingen voordoen. Deze kunnen de uitkomst van de cumulatietoets beïnvloeden en dienen verwerkt te worden vóór vaststelling van de MEP-subsidie. Zodra de installatie in gebruik is genomen, zullen op basis van een accountantsverklaring de investeringskosten worden vastgesteld en bij afwijkingen van de begroting een nieuwe cumulatietoets worden uitgevoerd.

Veranderingen in de exploitatie van de productie-installatie ten opzichte van de begroting, behoudens eventuele later verstrekte specifieke, aanvullende subsidies, worden buiten beschouwing gelaten, omdat hiermee normaliter bij verlening en vaststelling van investeringssubsidies evenmin rekening gehouden wordt.

Een wijziging in de steun zal leiden tot een nieuwe cumulatietoets die op zijn beurt kan leiden tot een nieuwe herziening van de MEP-subsidieverlening. Deze wijziging kan zowel investeringssteun als exploitatiesteun betreffen die in enig stadium wordt ontvangen. In aanvulling op de reeds bestaande verplichting om wijzigingen te melden moet de producent daarom nu ook wijzigingen in de steunsituatie melden. Voorzover het echter om variaties gaat in de ontvangen MEP-subsidie, is dit natuurlijk bekend bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, en behoeven deze niet gemeld te worden. Deze zullen bij de uiteindelijke vaststelling van de MEP-subsidie verdisconteerd worden.

Samenvattend, in de meeste gevallen zal er na realisatie van het investeringsproject en de vaststelling van de investeringskosten van de installatie gedurende de exploitatieperiode van de installatie geen sprake meer zijn van grote wijzigingen in de steunruimte op grond van het Europees Milieusteunkader. Het is dus in het algemeen goed mogelijk om de aanvragers van MEP-subsidie kort na het realiseren van de productie-installatie en de vaststelling van de verleende investeringssubsidies en fiscale voordelen uitsluitsel te geven over de maximale steunruimte respectievelijk de eventuele overcompensatie die aanwezig is op grond van het Europese Milieusteunkader. Mocht zich terzake de MEP-subsidie een ingrijpende wijziging voordoen, dan kan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet altijd besluiten tot het uitvoeren van een nieuwe cumulatietoets.

Artikel 8

De MEP-subsidie wordt als maandelijks voorschot verstrekt gedurende de looptijd van de MEP-subsidietermijn. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet betaalt niet gedurende een langere periode voorschotten uit dan de periode bedoeld in artikel 72n, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, van de Elektriciteitswet 1998. Deze periode bedraagt in de meeste gevallen 10 jaar. Voor een aantal projecten zal deze looptijd worden ingekort als gevolg van de noodzakelijke correctie wegens overcompensatie, wanneer dat uit de cumulatietoets is gebleken. De termijnkorting in verband met de overcompensatie wordt berekend in maanden, uitgaande van de geraamde MEP-subsidie per maand en de berekende overcompensatie.

Bij de vaststellingsprocedure van de MEP-subsidie zal de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet nagaan of er nog wijzigingen in de steunsituatie aan de orde zijn die niet eerder zijn verwerkt. Zo niet, dan kan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de MEP-subsidie conform het (laatste) besluit tot subsidieverlening vaststellen. Bij de eindafrekening kan blijken dat er nog subsidie tegoed is, bijvoorbeeld als gevolg van lager uitgevallen MEP-ontvangsten door tegenvallende productie. Ook het tegendeel kan het geval zijn. In dat geval zal het teveel betaalde door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet teruggevorderd worden.

Indien er wel ongemelde wijzigingen zijn, zullen die onderzocht worden en zal er voorafgaand aan het besluit tot subsidievaststelling eerst een nieuwe cumulatietoets worden uitgevoerd.

Artikelen 9 tot en met 12

De cumulatietoets duurzame energie-installaties bestaat uit twee delen: een basistoets en een aanvullende toets voor extra steunruimte. In beginsel wordt alleen de basistoets uitgevoerd. In het geval van biomassaprojecten is het mogelijk dat op grond van punt 60 van het Europese Milieusteunkader een extra steunruimtetoets wordt uitgevoerd.

In de artikelen 9 tot en met 12 wordt de cumulatietoets uitgewerkt. Er wordt berekend of en zo ja in welke mate, de exploitatiesteun groter is dan de netto investeringskosten plus een billijke kapitaalvergoeding (basistoets). De exploitatiesteun bestaat uit de MEP-subsidie en voorzover van toepassing het REB-voordeel. De netto investeringskosten bestaan uit de investeringskosten minus alle genoten of te genieten investeringssteun. Deze in de kern simpele berekening is in zijn uitwerking complex met name doordat rekening moet worden gehouden met diverse investeringsconstructies en de opeenstapeling van subsidies en belastingvoordelen en een groot aantal aannames over toekomstige ontwikkelingen.

Onderstaande onderdelen zijn in de berekeningen van de cumulatietoets voor de exploitatiesteun opgenomen; de definities en berekeningen zijn ontleend aan de aanmelding van de MEP-regeling bij de Europese Commissie en aan het Europese Milieusteunkader.

A. investeringskosten; dit begrip wordt gebruikt in de normale bedrijfseconomische zin Voor de bepaling van de investeringskosten wordt in het geval van (deel)financiering door een leasecontract voor dat deel van de investeringskosten uitgegaan van de netto contante waarde van de contractueel verplichte leasetermijnen. Zolang er nog geen accountantsverklaring kan worden afgegeven wordt uitgegaan van de begrote investeringskosten, die beoordeeld worden op aannemelijkheid.

B. investeringssteun; in artikel 10 zijn voor de bepaling van de voordelen uit de fiscale steunmaatregelen rekenregels opgenomen in de vorm van forfaitaire waarden voor EIA, VAMIL en MIA. Deze waarden zijn berekend op basis van het geldende belastingplan en de in de betreffende regelingen bepaalde maxima, te weten

- een vennootschapsbelastingpercentage van 34,5%;

- een inkomstenbelastingpercentage van en 52%;

- een aftrekpercentage voor EIA van 55%, en

- een aftrekpercentage voor MIA van 30%.

Voorts is voor de berekening van de contante waarde van het voordeel uitgegaan van

- benutting van het fiscale voordeel in het eerste jaar na afronding van de investering;

- een lineaire afschrijvingstermijn van 10 jaar;

- een bouwtijd van 1 jaar;

- een disconteringsvoet van 4,43%; dit is de huidige (september 2004) wettelijke rente die in de Europese Unie geldt.

Indien de belastingtarieven of disconteringsvoet wijzigen, zullen de forfaits dienovereenkomstig worden bijgesteld en zullen deze beleidsregels dus aangepast worden.

In individuele gevallen is het mogelijk dat voor een producent andere waarden gelden. In dat geval kan de producent SenterNovem verzoeken afwijkende waarden bij de berekening te hanteren. Hiervoor dient de producent een accountantsverklaring aan SenterNovem over te leggen die gebaseerd is op een onderzoek van de fiscale stukken waaruit de afwijkende waarden van de genoten voordelen blijken.

Het voordeel uit een financiering door middel van de Regeling groenprojecten wordt forfaitair gesteld op de netto contante waarde van 1% van het jaarlijkse leningsbedrag waarbij uitgegaan wordt van een over een periode van 10 jaar lineair aflopend beleningsbedrag.

C. De netto investering is de investering minus de beoogde investeringssubsidies en de netto contante waarde van de fiscale instrumenten.

D. Het rendement op geïnvesteerd vermogen. Hierbij wordt een acceptabele vergoeding berekend op het netto geïnvesteerde vermogen in het project over een periode van 10 jaar. Hierbij wordt uitgegaan van een lineaire afschrijving van de netto investering over 10 jaar. Het geïnvesteerde netto vermogen in het project neemt dus geleidelijk af over 10 jaar waarbij de verhouding eigen en vreemd vermogen gelijk blijft. Forfaitair wordt uitgegaan van een vergoeding op het totale vermogen van 8%. De vergoeding voor eigen vermogen bedraagt 15% en voor vreemd vermogen is 6%. Deze percentages zijn maxima. Als uit de stukken lagere percentages blijken, zal daarvan worden uitgegaan, maar hogere worden niet geaccepteerd. Het uitgangspunt voor de verhouding eigen vermogen en vreemd vermogen is 22,2% eigen vermogen ten opzichte van 77,8% vreemd vermogen.

SenterNovem kan van de forfaitaire verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen afwijken in het geval van lease of indien de producent een afwijkende verhouding aantoont door bijvoorbeeld een financieringsovereenkomst van een financier voor de productie-installatie aan SenterNovem te overleggen. Indien een hoger percentage eigen vermogen wordt aangetoond wordt geen hoger percentage geaccepteerd dan het percentage eigen vermogen dat blijkt uit het laatste geconsolideerde jaarverslag of vennootschappelijk verslag indien er geen consolidatie plaatsvindt.

E. De exploitatiesteunruimte is gelijk aan C + D.

F. De netto contante waarde van de verleende exploitatiesteun.

G. Het saldo van E - F dient positief te zijn volgens het Europees Milieusteunkader. Bij overschrijding van de nullijn is er sprake van overcompensatie.

Bij de extra steunruimtetoets voor biomassaprojecten wordt onderzocht of

J. De operationele productiekosten van de duurzame energie hoger zijn dan

H. De marktprijs voor conventioneel geproduceerde elektriciteit. Hierbij worden de waarden gehanteerd die Energieonderzoek Centrum Nederland heeft berekend in haar onderzoek ten behoeve van de MEP-tarieven. Deze waarden bedroegen in de 2003 en 2004 € 27,- per MWh en bedragen voor 2005 en de eerste zes maanden van 2006 € 37,- per MWh8. ECN is het onderzoek ten behoeve van de MEP-tarieven voor de tweede helft van 2006 en 2007 thans aan het afronden. Bij het uitvoeren van de cumulatietoets zal telkens de door ECN gehanteerde waarde die geldt voor het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd worden gehanteerd.

Artikel 13

De cumulatietoets ten behoeve van de verlening wordt voorafgaand aan de beschikking tot verlening van MEP-subsidie uitgevoerd. Omdat de MEP-regeling sinds 1 juli 2003 van kracht is, heeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet reeds subsidie verleend. Ook in deze gevallen is het noodzakelijk dat een cumulatietoets wordt uitgevoerd. Producenten aan wie reeds MEP-subsidie is verleend ontvangen daarom binnen acht weken na de inwerkingtreding van deze beleidsregels een opgaveformulier van de netbeheerder. Ook is het mogelijk dat een producent recentelijk een aanvraag heeft ingediend waarop de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet nog geen belsuit heeft genomen. Ook deze producenten ontvangen een opgaveformulier. SenterNovem zal voor deze groep de cumulatietoets binnen 12 maanden na het inwerkingtreden van deze beleidsregels uitvoeren. Wanneer het resultaat van de cumulatietoets daartoe aanleiding geeft zal de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ambtshalve de verleningsbeschikking voor MEP-subsidie wijzigen. Omdat het onmogelijk is om alle MEP-verleningen die het betreft, in zeer korte tijd te toetsen, zal de producent bericht worden wanneer zijn project naar verwachting getoetst zal worden. De volgorde van behandeling wordt onder meer sterk bepaald door de nog resterende looptijd van de MEP-subsidie voor het betreffende project en of er naast EIA/EINP, MEP, artikel 36i van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Regeling groenprojecten nog andere subsidies of belastingvoordelen worden genoten.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst.

1 Stcrt. 2000, 249; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 11 december 2003 (Stcrt. 245).

2 Stcrt. 2000, 249; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 11 december 2003 (Stcrt. 245).

3 Stcrt. 2002, 1 samen met Stcrt. 2002, 33; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 oktober 2002 (Stcrt. 201).

4 Stb. 1998, 397; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 1 juli 2003 (Stb. 2003, 291).

5 http://europa.eu.int/comm/competition/state_aid/others/references_rates.html

6 Onrendabele toppen van duurzame elektriciteitsopties: Advies ten behoeve van de vaststelling van de MEP-subsidies voor 2004 en 2005. Sambeek, E.J.W. van; Lange, T.J. de (ECN, Petten (Netherlands)); Ruijgrok, W.J.A. (KEMA); Pfeiffer, E.A. (KEMA); ECN-C<\m>03-085 (September 2003).

7 Dit betreft dus steun uit CO2-reductieplan, MIA, VAMIL, REB 36o, 36r en 36t en regionale of Europese subsidies of andere voordelen.

8 Onrendabele toppen van duurzame elektriciteitsopties: Advies ten behoeve van de vaststelling van de MEP-subsidies voor 2004 en 2005. Sambeek, E.J.W. van; Lange, T.J. de (ECN, Petten (Netherlands)); Ruijgrok, W.J.A. (KEMA); Pfeiffer, E.A. (KEMA); ECN-C<\m>03-085 (September 2003).

Naar boven