Intrekking diverse regelingen SZW

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 november 2004, Directie Arbeidsveiligheid en -gezondheid, nr. A&G/W&P/2004/77850, tot intrekking van de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 november 1986, Directoraat-Generaal van de Arbeid, Hoofdafdeling Wetgevings-beleid, nr. 86/12336, houdende uitvoering van EEG-voorschriften onderlinge aanpassing voorschriften voor gasflessen (Stcrt. 231) en de regeling van de Minister van Sociale Zaken van 22 januari 1980, Directoraat-Generaal van de Arbeid, Hoofdafdeling Wetgevingsbeleid, nr. 75054, houdende uitvoering EEG-wetgeving inzake toestellen onder druk (Stcrt. 18)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Besluit:

Artikel I

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 november 1986, Directoraat-Generaal van de Arbeid, Hoofdafdeling Wetgevingsbeleid, nr. 86/12336, houdende uitvoering van EEG-voorschriften onderlinge aanpassing voorschriften voor gasflessen (Stcrt. 231) wordt ingetrokken.

Artikel II

De regeling van de Minister van Sociale Zaken van 22 januari 1980, Directoraat-Generaal van de Arbeid, Hoofdafdeling Wetgevingsbeleid, nr. 75054, houdende uitvoering EEG-wetgeving inzake toestellen onder druk (Stcrt. 18)1 wordt ingetrokken.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2003.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 november 2004.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Toelichting

De onderhavige regeling voorziet in intrekking van een tweetal regelingen, te weten:

– de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 november 1986, Directoraat-Generaal van de Arbeid, Hoofdafdeling Wetgevingsbeleid, nr. 86/12336, houdende uitvoering van EEG-voorschriften onderlinge aanpassing voorschriften voor gasflessen (Stcrt. 231) en

– de regeling van de Minister van Sociale Zaken van 22 januari 1980, Directoraat-Generaal van de Arbeid, Hoofdafdeling Wetgevingsbeleid, nr. 75054, houdende uitvoering EEG-wetgeving inzake toestellen onder druk (Stcrt. 18).

In de regeling van 10 november 1986 waren vier EG-richtlijnen geïmplementeerd, te weten, Richtlijn nr. 76/767/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 over de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake gemeenschappelijke bepalingen betreffende toestellen onder druk en keuringsmethoden voor deze toestellen (PbEG L 262)(de kaderrichtlijn toestellen onder druk) en de drie op deze kaderrichtlijn gebaseerde bijzondere richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 september 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake naadloze stalen gasflessen (Richtlijn nr. 84/525/EEG, PbEG L 300), naadloze gasflessen van niet gelegeerd aluminium en van een aluminium legering (Richtlijn nr. 84/526/EEG, PbEG L 300) en gelaste gasflessen van ongelegeerd staal (Richtlijn nr. 84/527/EEG, PbEG L 300). De regeling voorzag, ter uitvoering van genoemde kader- en bijzondere richtlijnen, in aanwijzing van een instantie die belast was met het verrichten van het onderzoek voor de EEG-modelgoedkeuring en van de EEG-keuring van de in de bijzondere richtlijnen bedoelde gasflessen.

Op 29 april 1999 is totstandgekomen Richtlijn nr. 1999/36/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende vervoerbare drukapparatuur (PbEG L 138). Deze richtlijn is mede van toepassing op gasflessen als bedoeld in de hiervoor genoemde bijzondere richtlijnen. De richtlijn vervoerbare drukapparatuur moest uiterlijk 1 juli 2001 op vervoerbare drukapparatuur worden toegepast en bevat een overgangstermijn van twee jaar. De richtlijn is, met uitzondering van artikel 20 daarvan, geïmplementeerd in de Regeling vervoerbare drukapparatuur1 , welke regeling met ingang van 1 juli 2001 in werking is getreden. De regeling kent in artikel 14 een overgangsregime tot 1 juli 2003.

In artikel 20, eerste alinea, van de richtlijn vervoerbare drukapparatuur is bepaald dat met ingang van 1 juli 2001 of uiterlijk twee jaar na deze datum, van de Richtlijnen 84/525/EEG, 84/526/EEG en 84/527/EEG, alleen artikel 1 en bijlage I, delen 1 tot en met 3, van elk van die richtlijnen nog van toepassing blijven. Verder is in artikel 20, tweede alinea, bepaald dat de bepalingen van Richtlijn 76/767/EEG met ingang van 1 juli 2001 of uiterlijk twee jaar na deze datum niet meer gelden voor vervoerbare drukapparatuur die onder het toepassingsgebied van de richtlijn valt. Dit betekent dat de bepalingen van de genoemde kaderrichtlijn en bijzondere richtlijnen waarin voor gasflessen een EEG-modelgoedkeuring en een EEG-keuring worden voorgeschreven, met ingang van 1 juli 2003 zijn vervallen. In verband daarmee kan ook de aanwijzing van een instantie voor de uitvoering van die (model-)keuringen vervallen en kan de ministeriële regeling van 10 november 1986 worden ingetrokken.

In de regeling van 22 januari 1980 was de genoemde kaderrichtlijn voor toestellen onder druk geïmplementeerd. De regeling voorzag, ter uitvoering van genoemde kaderrichtlijn in aanwijzing van een instantie die belast was met het beoordelen van dossiers betreffende toestellen onder druk, het verrichten van daarmee verband houdende werkzaamheden als bedoeld in bijlage IV van die richtlijn, en het ten aanzien van toestellen onder druk verrichten van keuringswerkzaamheden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, en bijlage IV van die richtlijn.

Op 29 mei 1997 is totstandgekomen Richtlijn 97/23/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur (PbEG L 181). Deze richtlijn is mede van toepassing op toestellen onder druk als bedoeld in de genoemde kaderrichtlijn toestellen onder druk. De richtlijn drukapparatuur moest uiterlijk op 29 november 1999 op drukapparatuur worden toegepast en bevat een overgangstermijn tot 29 mei 2002. De richtlijn is geïmplementeerd in het Warenbesluit drukapparatuur dat met ingang van 29 november 1999 in werking is getreden. Het Warenwetbesluit drukapparatuur bevat, overeenkomstig de richtlijn, in artikel 39, eerste lid, een overgangsregime tot 29 mei 2002. In artikel 19 van de richtlijn drukapparatuur is bepaald dat de bepalingen van artikel 22 van de kaderrichtlijn toestellen onder druk vanaf 29 november 1999 niet meer van toepassing zijn op drukapparaten en samenstellen, die onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen. Dit betekent dat deze drukapparaten en samenstellen met ingang van 29 mei 2002 hadden moeten worden uitgezonderd van het toepassingsgebied van de regeling van 22 januari 1980.

Zoals hiervoor reeds gemeld is voorts op 29 april 1999 de richtlijn vervoerbare druk-apparatuur totstandgekomen. Deze richtlijn is mede van toepassing op toestellen onder druk als bedoeld in de hiervoor genoemde kaderrichtlijn toestellen onder druk. De richtlijn vervoerbare drukapparatuur moest uiterlijk 1 juli 2001 op vervoerbare drukapparatuur worden toegepast en bevat een overgangstermijn van twee jaar. De richtlijn is, zoals eveneens hiervoor al is vermeld, met uitzondering van artikel 20 daarvan, geïmplementeerd in de Regeling vervoerbare drukapparatuur, welke regeling met ingang van 1 juli 2001 in werking is getreden. De regeling kent in artikel 14 een overgangsregime tot 1 juli 2003.

In artikel 20, tweede alinea, van de richtlijn vervoerbare drukapparatuur is bepaald dat de bepalingen van de kaderrichtlijn toestellen onder druk met ingang van 1 juli 2001, of uiterlijk twee jaar na deze datum, niet meer gelden voor vervoerbare drukapparatuur die onder het toepassingsgebied van de richtlijn valt. Dit betekent dat vervoerbare druk-apparatuur als bedoeld in de richtlijn drukapparatuur met ingang van 1 juli 2003 had moeten worden uitgezonderd van het toepassingsgebied van de regeling van 22 januari 1980.

Nu van de regeling van 22 januari 1980 zowel drukapparatuur en samenstellen als bedoeld in de richtlijn drukapparatuur als vervoerbare drukapparatuur als bedoeld in de richtlijn vervoerbare drukapparatuur moeten worden uitgezonderd, kan deze regeling in zijn geheel worden ingetrokken.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

  • 1

    Laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 5 november 2001, Stcrt. 220 en 242.

Naar boven